De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1927 24 september pagina 17

24 september 1927 – pagina 17

Dit is een ingescande tekst.

08 GROENE AMSTERDAMMER VAN 24 SEPTEMBER 1927 17 if' v > UIT DEN GEMEENTERAAD DOOR BARBAROSSA MET TEEKENINGEN VOOR DE GROENE AMSTERDAMMER" DOOR B. VAN VLIJMEN t' W. BOISSEVAIN A CH, waarom beschik ik niet over ^^ het talent van een Clinge Doornbosch die, 's nachts om drie uur aan zijn linkeroor getrokken, zich op zijn rech terzijde legt en meteen een gedicht los laat hetzij over een spoorwegramp, een. aardbeving of een opstand. Want dan zou ik bij het simpele aanschou wen van Walrave op den uiterst linker vleugel van de tafel, zoo uiterst dat als Abrahams op zijn stoel wat erg woelt Walrave van den zijnen afslaat, , een ode dichten aan den man die ' thans reeds zijn stempel op dit college drukt gelijk de Machtige het op dat andere gedaan heeft. Want hoe de geschiedenis zich moge afwikkelen, dat dit B. en W. in de historie zal voortleven als het College-Walrave", dat staat van stonde af aan vast. .Walrave Boissevain.... Ziet hem daar zitten. Is het ge zichtsbedrog of is het een onomstootelijk feit dat zijn aangélaat sinds zeven dagen in omvang is toegenomen? Zeg niet dat het opgeblazen is of gezwollen. Dit is niet het juiste woord. Het is onaardscher geworden en Teeds zweeft er nu en dan een glans over, die men ook in verheven oogenblikken kon waarnemen op het gelaat van Wibaut zelve. Ja, sterker, er komt reeds eenige gelijkenis in zijn trekken met dien van zijn grooten voorganger ! Zal hij niet in de geschiedenis voort leven als de man van het waschkommetje" zooals Schaepman voort leeft in de harten van honderd dui zenden als de man van de twee borrels per dag" om mee te beginnen? En wat is er tegen deze uitdrukking , want heb ik niet een student gekend, hij was weliswaar dronken die wedde dat ?hij zich in een eierdopje zou wasschen en de weddenschap won ? De andere vijf, hoe gesticht en E. POLAK stichtelijk zij ook zaten, waren ver bleekte sterren naast hem. Het hoofd van Jan ter Haar zag er uit alsof er een uitbarsting in had plaats gehad, Abrahams zat heel den middag te spinnen, Ketelaar zag er uit als een Brinio die door het schild gezakt was waarop men hem had verheven, Drabbe deed denken aan een cijfer raadsel met veel nullen?Wierdelskan in de koffiekamer maar niet uitschei den met te vertellen welk een knap financier Drabbe eigenlijk is!?en Vosje maakte zich niets te weten en las ijverig de stukken die dr. Heijermans hem ter teekening voorlegde. En tegen dit onschuldig, bijna ge schikt uitziend stel, werden reeds de zen eersten middag geweldige trommelvuren geopend! Met een stem zooals wij hem van Boekman nog niet kenden, zoo zwaar en vol kruitdamp, begon hij het bombardement en ach tereenvolgens noemde hij de verdee ling der functies onder het zestal een hoon", een uittarting", een ,, uit daging", anti-democratisch", antisocialistisch" en hij stempelde het aan te toonen, dat zijn handsigaren voor den werkman van vrij wat beter kwaliteit zijn dan de Amersfoortsche van zijn buurman die nu op zijn stand plaats zijn kraampje heeft. Ik mag zoo'n speech wel, zei Wijnkoop, die na Boekman het woord kreeg, maar hij was lang niet zoo ad rem als zijn geestverwant Kitsz, die de nuchterheid van den Amsterdamschen volksman paart aan zijn een voudige taal en de kronkelpaadjes van de politiek links laat liggen en recht op zijn doel afgaat: als er het hommeles geweest is in het vroegere college, zei hij, waarom heeft de Raad dit dan niet geweten en de geheimen die de Miranda ons nu vertelt, had hij veel eerder dienen los te laten. Geheimen? vroeg Jan ter Haar onnoozel. Er zijn geen geheimen. De samenwerking in het college met mijn roode collega's heeft nooit iets te wenschen over gelaten en nooit heeft een van hen drieën, noch alle drie te gelijk, iets gezegd, dat ik van Publieke Werken" moest worden weggetrapt. Was ik eigenlijk niet het gelukskind college als dragende den vloek zijner geboorte op het voorhoofd l" Was dat onze lieve Boekman die ons jaren verblijd heeft met zacht, zoet gekweel en die zijn positie in den Raad te danken heeft aan zijn be zadigdheid en vriendelijkheid? Kan de politiek een. mensch in enkele etmalen zoo veranderen en van dit lam een tijger maken? Dan moet de politiek toch wel een heel erg mon ster zijn. En hoe ging hij te keer tegen Jan ter Haar aan wien nu letterlijk niets, niets, maar ook niets meer deugde en met wien het weggejaagde drietal" toch maar jaar in jaar uit eendrachtelijk had samengewerkt zonder dat ooit n klank tot den Raad doordrong van een minder gewenschte verhouding ! Dit feit dat der genoegelijke samenwerking was niet weg te praten noch door Boekman noch door de Miranda, die zich zelf te buiten ging aan een weinig smaakvol speechje en wiens heele houding denken deed aan die van een al te spraakzaam koop man op het Amstelveld, die het zich tot plicht rekent het geëerde publielc van al de wethouders, zei hij met een glunder lachje, want is er ooit n voordracht, door mij ingediend, ver worpen ? Het was een heel aardig speechje, dat beter begon dan het eindigde, maar dit kwam er minder op aan. De aanval der sociaal-democraten, onbekookt als zij was, werd rog eens stevig veroordeeld door den burge meester, die zijn verwondering uit sprak over de toon der heeren en hen met mr. Romme naar de begrootingsdiscussies verwees, waarbij heel deze prettige geschiedenis weer op de proppen komt. Laat ons thans tot gemoedelijker dingen terugkeeren. Daar was de inzwering van mevrouw van Zelm. in een beige costuum Oléo de Merode, daar was ook de intrede van den prof. Woltjer van de Vrije Universiteit" een frissche, gezonde kop in plaats van den eendagsvlieg van Haeften, die het gezelschap alweer den rug heeft toegedraaid, en daar is DE MIRANDA bovenal straks den zeventigjarigen ver jaardag van den Generaal, den meest anti-militairen militair, dien ik in mijn zondige journalistieke loopbaan ont moet heb. De Hemel heeft hem er voor bewaard, dat hij met het zwaard inde vuist en de handgranaat in de hand de stelling Amsterdam heeft moeten verdedigen en ik kan mij hem moeilijk voorstellen op een vlot den vijand bij ..het Kalfje" tegemoet varende. Neen, ik zie hem liever aan de groene zijde van Frida Katz, vol ontzag naar haar heldere politieke adviezen en uiteen zettingen luisteren en altijd gereed een gemoedelijk woord te spreken, ge speend van de hoogste en allerhoogste politiek, een woord dat hem uit het hart welt en dat als oorsprong altijd heeft de gedachte aan het welzijn van onze goede stad. Te midden van de politieke giftgassen die over dezen Raad trekken, is de Generaal onze vredelievende figuur, de Pacificator wien teekenaar en schrijver dezer overzichten hun bescheiden doch daarom niet minder hartelijke geluk wensen aanbieden. Dat hij nog in geen jaren sneuvele !. . . . Prof. WOLTJEK fe*.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl