De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1927 24 september pagina 3

24 september 1927 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

DC GROEME AMSTERDAMMER VAN 24 SEPTEMBER 1907 3 vaar Se Groene Amsterdammer" door B. van Vlijmen Dr. H. J. Kiewiet de Jonge 1847?29 September?1927 door TOP NAEFF d'Outste zijn de beste panden", sprak Vader Cats. Wij mochten het lezen als een voldongen feit boven de reproductie van het door Jan Veth ge schilderd portret van Dr. Kiewiet de Jonge, den ?vrienden van Het Algemeen Nederlandsch Ver bond" aangeboden bij het afscheid van den voor zitter; het blijft van kracht en won aan bekoring nu de toenmaals ruim zeventigjarige, Donderdag a.,8. de tachtig zal hebben bereikt. En wie zou voor de waarheid in deze haast beter kunnen instaan dan ik, die een goed deel dezer tachtig jaren zijn naaste buur was naar iet huisnummer en ook een weinig naar den geest die het voorrecht eener volstrekte vriendschap op a,lle uren van den dag, door de deur of over de heining, heb mogen uitvieren. Anderen, van hier, van daar, uit alle gewesten, waar de Nederlandsche taal de benauwde grenzen van ons vaderland ver ruimt, zullen bij deze gelegenheid recht doen aan de openbare persoonlijkheid, wiens leven gewijd was .aan het praktisch idealisme onzer innerlijke spankracht, aan de verdediging van het geestelijk «pfgoed. Zij zullen voorzeker ook den warmen vriend der eenzame verwanten, over den. aardbol verspreid, den bondgenoot der verdrukten, niet vergeten. Ik behoef het zoo ver niet te zoeken. Al draag ik, Als boekenschrijfster in een taal, die in de wereld weinig kans krijgt, mijn deel bij ook in de officiëele erkentelijkheid van den dag, al gedenk ik met «schaamte in dit verband de zonden, door den Nederlandschen letterkundige, niet minder dan door den Nederlandschen coiffeur", ten opzichte van die schoone taal bedreven mijn beste her innering blijft dicht bij huis. In de straten onzer woonstad, waar wij den fijnbesneden mensch maar hadden tegen te komen om een goeden dag te heb ben. Het uiterlijk voorkomen, het hoffelijk gebaar, van een Franschen markies, een kwinkslag op de lippen, maar in den oogopslag de diepe ernst der waarüjk-belangstellenden, in het leven, en in de kunst. Er zijn geboren dilettanten,' die de kunst uit oefenen" ,en er zijn geboren kunstenaars, die zich tevreden stellen met ervan te genieten. Een zeld zaam gelukkig grensgeval was voor mij deze ge leerde, met het hart van een kunstenaar, wiens wetenschappelijke levensgang niets ontnam aan '; den natuurlijken bloei-van-binnen, om schoonheid, waar ze maar te vinden is. tijd een bloem in een vaasje schikte, zooals hij een stoel bij den open haard aanschoof en verschoof, zooals hij met een teekening, een een voudige reproductie, door de kamer wandelde en eindigde met haar vóór zich op de tafel te laten staan, zooals hij op de ongelegen oogenblikken, die hij gelegen maakte, een paar versregels vooizich heen zei, onmiddellijk de at mosfeer opriep, voor Lucifer", voor Beatiice", voor?Nausikaa", voor de middeleeuwsche duvelkens met hun gekrulde steertèn, voor Die Vlakte" van Zuid-Afrika.. . Zooals zijn geest zelf, als zoo'n duvelken uit zijn doosje, opsprong uit den druk, welke hem'niet bleef bespaard.... En zooals hij met uitgestoken handen .den gast tege moet kwam in z'n huis.... Dit alles op zichzelf behoeft ik geef het toe niet buitensporig te worden genoemd, noch in het bijzonder kenschetsend. Doch wan neer het eene zoo harmonisch voortvloeit uit het andere als hier, dan ontstaat er iets als een menschelijke melodie, een dichterlijk"heid van het wezen, waarbij men zich, niet muider dan in tegenwoor digheid van een kunstwerk, geluk kig gevoelt. Hoe velen hebben het ervaren in den loop van dit tachtigjarig leven, scholieren, gymnasiasten, maar ook tal van voormannen, wier namen geschiedenis maakten... Hoe velen hebben in de bewogen dagen van twee oorlogen te Dor drecht een ouderlijk huis gevonden, verademing, verstandhouding. In dat huis kon vriend en vijand zich uitspreken, meeningsverschil, in grijpend vaak, leidde er niet dan in den hoogsten nood tot verwijde ring, tot breuk. Bijeenhouden, in naam van wat redelijk en menschelijk is. En in den fijngevoeligen stijl, waarvan men aegt: c'est rhomme", moeten daar heel wat brieven uit zijn gegaan, van belang voor het historisch tijdperk, van belang voor de geschiedenis van den mensch. Dr. Kiewiet de Jonge is mijn leermeester ge weest, als ik het zoo zeggen mag, bij de gratie Gods. Ik heb er geen school voor behoeven te be zoeken, en geen taak werd er mij bij opgelegd. Toen ik hem het was in de dagen, dat hij den begaaf den onderwijzer Regoor inspireerde tot de eerste opvoering van Bsmoreit" en daarmede den stoot gaf aan de herleving der abele-spelen op ons tooneel toen ik hem verzocht mij les te willen geven, antwoordde hij mij: ,,ik zou eigenlijk niet weten waarin?" Zóó overschatte deze geletterde, wiens oordeel mij tot op den huidigen dag meer waard bleef dan alle officiëele kritiek, een natuurlijke gave, zoo eerbiedigde hij feitelijk een, aan het denkend en voelend mensch-zijn ondergeschikten aanleg, waaraan toen-ter-tijd nog vrijwel alles ontbrak. De door mij begeerde lessen hebben zich toen omgezet in: altijd voor mij klaar staan, bij geen enkel tekort verwondering doen blijken, bewijzen, dat Ie mieux volstrekt niet 1'ennemi du bien behoeft te zijn, met een vraagteeken waarschuwen voor een ernstige ontsporing. Een vraagteeken, dat voor mij altijd bovenaan de bladzijde is blijven staan. Het schoollokaal bepaalde zich tot, zooals ik al zei, de schut ting, die onze tuinen scheidde en verbond, tot de trap, waar l'esprit de l'escalier zich nooit onbe tuigd liet, tot de voordeurmat.... En wanneer ik in den laten avond soms niet wist of koken" werd geschreven met n o, of met twee, dan gaf mijn gemakzucht er de voorkeur aan den geduldigen buurman op te bellen, liever dan het woorden boek na te slaan, en loste het probleem zich op vóór of tegen Kollewijn, dat ben ik vergeten in een dialoog vol litteraire voldoeningen. Men moet er misschien niet heeleinaal tachtig, maar toch lichtelijk oud voor worden om te be seffen wat mensch aan mensch kan zijn ver plicht. . . . Niet velen, maar enkelen toch, zijn als de goochelaar onzer kinderjaren. Ge meent, dat Rusland zoekt toenadering tot Frankrijk Teekening voor de Groene Amsterdammer" door Joh. Braakensiek ,.HIER, LIEVE KIND, EN VRAAG NTJ EENS THUIS OF ZIJ WAT VRIENDELIJKER VOOR ME WILLEN ZIJN!" uw handen leeg zijn. ... en plotseling blijkt er een muntstuk in te liggen. . . . een kwartje. . . . neen, een rijksdaalder. . . . ten slotte is het een goudstuk, onvervalscht. Voor dit goudstuk, spelenderwijs verkregen, dank ik, aan den vóóravond van het achtste kroonjaar den jongen grijsaard, die voor velen van ver en van nabij tot dezen schoonen ouderdom werd gespaard. Waarom ik dien zeer particulieren dank in de krant laat drukken ? Omdat wij het samen nu wel weten, en ieder ander het weten mag. Er be staat in de wereld niet veel beters dan te mogen getuigen van vriendschap en erkenning, door den tijd onaangetast. Das bleibt zuletzt" zei Goethe erprobtes Glück." SERIE AMEUBLEMENTEN MET PERMANENTE GARANTIE DE ECONOMISCHE COMBINATIE VAN HANDWERK MEUBELEN MET MACHINAAL VERVAAR DIGDE ONDERDEELEN LAGE PRIJZEN ONS FABRIKAAT AMSTERDAM ROTTERDAM ZOMEN DEN HAAG

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl