Historisch Archief 1877-1940
DE ROENE AMSTERDAMMER VAN 24 SEPTEMBER 1927
K
feit
SPREEKZAAL
Open Brief
Den Weihouder van Kunst: Th. M.Ketelaar.
Amsterdam.
VONDER dat ik'ooit den wil of wensen zal
voelen afbreuk te doen aan den onbetwistbaren
roem van Uwen voorganger, breng ik U als nieuwen
wethouder der kunst te Amsterdam met sterksten
nadruk het volgende onder Uw aandacht.
De samenleving zou geen andere wetten behoe
ven dan tot regeling van onderlinge afspraken,
indien het volk zonder ondeugden was. De bedoeling
der wet is niet te trachten die ondeugden te ver
nietigen. Ik meen, dat ook het vrijzinnig-demo
cratisch standpunt dit voor onmogelijk houdt. De
wet dient déondeugden te regelen en door bestrij
ding terug te dringen tot het mogelijke minimum.
Dit kan op de eerste plaats en onder andere
geschieden door de deugden des volks te vermeer
deren. Maar uit.deze mogelijkheid volgt dan ook
onvermijdelijk voor lederen regeerder als hoogste
plicht wetenschap en kunst te steunen met geld.
. Ik. meen, dat ook het vrijzinnig-democratisch
standpunt deze teekens van geestelijk leven den
naam van deugden des volks" waard acht.
Geld is noodzakelijk tot regeeren, maar de
hoedanigheid van den regeerder wordt bepaald
door de wijze waarop hij zich dat geld verschaft.
En het is eene door lederen grooten staatsman
in de praktijk zijner regeering erkende waarheid,
dat het volstrekt ongeoorloofd is, om de deugden
van een volk te belasten, om te eischen, dat weten
schap en kunst den staat geld brengt inplaats van.
kosten.
In dit verband breng ik onder Uwe hoogge
waardeerde aandacht, dat hier in. de door U te
regeeren kunst het voorschrift bestaat, dat iedere
tooneel- of muziekuitvoering, iedere tentoonstel
ling, voordracht of lezing 20 pCt. belasting dient
te betalen. Afgezien van bovengemotiveerde
principieele veroordeeling, die een dergelijk voorschrift
uit sociaal oogpunt niet anders dan volstrekt
immoreel noemen kan, blijkt nadrukkelijk hoe
moordend voor ieder spoor van geestelijk leven
van een volk dit voorschrift is, als wij het in
uiterste consequentie zouden toepassen. Want met
hetzelfde onrecht zoudt Ge lederen versbundel,
iederen roman, ieder tijdschrift-artikel, ieder met
kunst-bedoeling geschreven woord met 20 pCt.
kunnen belasten. Ge zoudt van iederen verkoop
van schilderij of beeldhouwwerk, Ge zoudt van
ieder uit te voeren architectonisch plan, van ieder
wetenschappelijk geschrift een vijfde deel der
opbrengst kunnen eischen. En indien Ge deze
mogelijkheid tot in het belachelijke zoudt willen
volgen, dan zoudt Ge van iedere wetenschappe
lijke ontdekking, zeggen wij bijv. van het vinden
van een serum tegen kanker, eerst den tol der be
lastingen kunnen vergen alvorens toe te staan dat
den volke heil gebracht wordt, hoewel dit sinistre
voorschrift in de huidige regeling reeds zijn weerga
vindt in het feit, dat zelfs de belangrijkste
philosofische voordracht door Uwe ambtenaren de hoon
gedaan wordt eener publieke vermakelijkheid en
zij daarom gedrukt wordt door belasting.
Het ridicule van een dergelijk voorschrift wordt
echter nog overtroffen door die wijze, waarop de
hoofdstad des lands, het cultureele centrum,
parasiteert op het werk van scheppende kunste
naars. Terwijl de laatste vijf pCt. tantièmes ont
vangen, neemt de gemeente 20 pCt., zuiver parasi
teerend op hun werk, zonder schijn van tegenpres
tatie, waardoor het begrip van roof kort benaderd
wordt. Zoo verrijkte mijn tooneelarbeid gedurende
het afgeloopen seizoen de gemeente, zonder eenig
recht of billijkheid harerzijds, met c.a. 12000
gulden, tegen een eigen bate van 3000, zegge dus
met 400 pCt. van mijn eigen inkomsten. Het
waarlijk dolzinnige van dezen toestand zal ieder
aanstonds erkennen, als wij een oogenblik veronder
stellen, dat de arbeid van ieder ingezetene aan die
zelfde paratiseering was blootgesteld, waardoor de
iantastische toestand geschapen zou worden, dat
de begrooting van Uw Collega van Financiën
sloot met een legendarisch batig saldo, maar waarin
dan tevens ieder maatschappelijk zoowel als ander
leven volkomen onmogelijk was.
Ik meen, dat uit het bovenstaande de onverbid
delijke eisch volgt, de belasting op de kunstbe
drijven zonder verwijl of compromis op te heffen.
Het is met cijfers aan te toonen, dat de voornaamste
, .tooneelgezelschappen het seizoen sluiten zouden
Het Internationaal Anthropologisch Congres
Teekening voor de Groene Amsterdammer" door L. J. Jordaan
DE BURGEMEESTER: SLECHTS N GROEP GELEERDEN ZAL BIJ HET ZOEKEN l
NAAR STUDIEMATERIAAL HIER WORDEN TELEURGESTELD: DE PBAE-HISTORICI'
HET FOSSIEL (verwijtend): BROEDER, WAAROM VERGEET GIJ MIJ?"
met eene winst van tien, twintig, dertig duizend
gulden, indien zij Uwe subsidie derfden en het
bedrag der belasting behouden mochten. Het is
mijne bedoeling niet eene verrijking der directeuren
te bepleiten, want uit het bovenstaande volgt
eveneens, dat dit bedrag onder controle van Uw
bestuur aangewend dient te worden tot het
geven van vijf, zes, tien voorstellingen, die in
optima forma zouden voldoen aan den eisch, het
geestelijk welzijn van het volk te bevorderen. En al
leen die tooneelgezelschappen worden van de
belasting ontheven, die zich van deze verplichting
kunnen kwijten.
Herhaalde malen is mij van gezaghebbende
zijde medegedeeld, dat Uw voorganger het in
beginsel met het bovenstaande eens was. De vraag
kan gesteld worden, waarom hij dit eens-zijn dan
niet in feiten uitdrukte. Ik vermoed, dat het ant
woord gevonden moet worden in het feit, dat hij
het beheer der kunst en gelden in ne hand
vereenigde, welke omstandigheid mogelijk hare eigen
aardige consequenties meebracht. Aangezien zulks
bij U niet het geval is, verzoek ik U, ik vertrouw
mede uit naam van alle belanghebbenden, in
overleg' te treden met Uw collega van Financiën
ten einde op bovenomschreven wijze het aan Uwe
hoede toevertrouwde heil van het volk te behar
tigen. En zoo mijn verzoek stuiten mocht op onover
komelijke bezwaren, dan zal bij de vermoedelijke
verhooging der Rijksuitkeering van c.a. 3
rnillioen gulden, het oogenblik wel, maar dan tevens
de onafwijsbare plicht gekomen zijn een gedeelte
dier gelden te besteden aan datgene, dat door de
eeuwen heen het hoogste goed geweest is der
geheele menschheid.
A. DEFRESNE
BOOTZ' ORANGEADE TRIPLE SEC