De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1927 1 oktober pagina 15

1 oktober 1927 – pagina 15

Dit is een ingescande tekst.

DE GROENE AMSTERDAMMER VAN l ÓCTOBER 1927 15 WELEER EN NOU door en met teekeningen van CORNELIS VETH De ondermeester riep hem voor de klas, De bovenmeesier kwam eraan te pas: Wat moet er worden van een kind zoo stout, Pat in zijn eigen taal maakt zulk een jout ! Je maakt mijn school berucht in heel de stad, Kwajongen, gij groeit op voor galg en rad ."' De taalfout Nu roept meneer" met luid triomf gelach: Te Winkel kreet/ een stuii>, als hij dat zag \ En dan de Vries, neen maar, je lacht je krom, Die keerde in zijn graf zich zeker om ! 't Wordt hoog tijd dat die regels gaan verdwijnen, Dan r/aamme lekker samen Kolleivijnen." Schilderkunst %"%*? De Hollandsche Kunstenaarskring. III Natuurlijk is Joep Nicolas een goed glazenier. Iedereen, begint dat langzamerhand te weten; ik wist liet misschien iets eerder. Natuurlijk is hij een goed muurschilder. Ik vrees, dat niet velen dat weten; Asselt en de kleine zoogeheeten krypt van het kerkje is te verweg om n wandschildering te gaan zien van een jong schilder. Maar er is in die wandschildering toch iets, dat de moeite waard is en. dat is de dramatische kracht en het stiller ?Worden van die kracht in het landschap achter de Zaligen. Deze muurschildering is beter; met meer spanning, minder conventioneel dan die Mathieu "Wiegman, pas heeft gemaakt. Die muurschildering van Joep Nicolas is beter dan' Wiegman's, maar, liet is waar, ge moet zelf wat van dat drama in u hebben om dat te beseffen. Na dien tijd heb ik geen muurschildering meer gezien van Nicolas; hij kreeg zoo goed als geen gelegenheid daartoe; ik weet dus "niet of hij beter of slechter zich zou uiten in zoo'n groote gebondenheid. Maar hij was daar ongetwij feld een schilder, en nog iets. Het is dus overbodig tem den titel van goed glazenier als een stok tusschen de beenen te smijten, als er over zijn schilderkunst gesproken moet worden. Hij kan schilderen; hij weet in zoo'n schildering de kracht, ?de dragende kracht van een muur tevens te doen gevoelen. Maar wat is er hier op de tentoonstelling ? Een kruisafname. Een niet-geloovige, zeggen sommigen. Is dat zóó echter? De spheer, de stem ming van een werk kan ook haar expressie vinden in nog iets anders dan in den vorm alleen. Die kunnen ook uitgedrukt worden in het kleur?ensemble, en in de ruimte, die het schilderij bevat. De ruimte kan een verlatenheid zijn; de kleur" 'kan een verlatenheid zijn ! Wanneer ge langs dezen ' kant dit schilderij benadert, dan kunt ge begrijpen, dat uit dit werk, als voorlooper, een muurschildering zou kunnen komen, die haar reden van bestaan kon hebben. En dat is niet weinig ? en om zulk geval, toch niet gering, gaat het hier. Nicolas werk schijnt wat moeilijker te begrijpen te zijn voor de meesten dan het werk van Van Rees en van Grégoire, maar dat te verhelpen is mijn werk niet; ik ben geen schoolmeester voor schrijvers over schilderkunst, die niet weten, dat het daar om 't zien gaat; om 't zien en niet om vooruit opgestelde gezichts punten". Het is misschien gemakkelijker niet te zien, maar wie niet ziet, dat is hier dus in schilderkunstigen zin: niet is, hij blaze zijn mond, vol van onbeteekenende, ongeteekende, ongevormde woorden niet uit, dan voor drie adepten, die (er zijn altijd voor allen geloovigen) in hem gelooven. Kritiek is evengoed een aanval als een waardeering, maar wie zal aanvallen met recht, die niet met recht weet te waardeeren? De glazenier Nicolas bestaat, maar ook de schil der en die zou ook nog kunnen gaan bestaan, meer dan sommiger willen ! II Ik denk altijd, dat Schuhmacher, ik spreek van hem als schilder, een teedere is, die zijn teederheid schuwt; waarom toch? Omdat die teederheid nog niet volgroeid is, en hij haar niet alleen durft laten gaan; omdat hij zich niet in die teederheid durft laten gaan? Natuurlijkerwijs ontstaat dan het tegengestelde, uit reactie. En daarom gelukken nu de felle koppen hem het best! Daar zit innerlijke actie in; ge zoudt willen zeggen: een levende ruimte is er. Maar, zou toch die teederheid, die in hem is, nooit haar hoofd opsteken, of nog nooit haar hoofd hebben opgestoken? Het lijkt mij toe, dat zij dat wel eens deed in de kleur van schilde rijen, die wij zagen, al ging het langzaam en ver borgen, en het schijnt mij toe, dat zóó iets ook hier gebeurde, in de teekening van de planten vóór het café. En daar moet het op den duur toch heen voor Schuhmacher, naar die teederheid, die hij hard nekkig verbergt. Deze toch kan alleen zijn teeke ning, zijn werk het bloeyende geven, dat het gevoel eeuwig en overal erkent. En dan zullen de land schappen ook anders worden; niet alleen in den vorm, maar er zal adem in zijn, en de bizarre leegte, die wij nu er in ervaren, zal verdwenen zijn voor een fijne volheid.... die vanzelf uit die teederheid moet komen. III Wat het werk van Toon Kelder aangaat, ik zal dit hier niet bespreken, daar ik binnenkort toch een overzicht moet geven van een tentoonstelling waar hij in zijn schakeeringen te bestudeeren zal zijn. PLASSCHAEBT Nationale Kunsthandel, 435 Heerengracht De heer de Vries heeft zijn kunsthandel van de van Baerlestraat overgebracht naar de Heeren gracht hoek Koningsplein, Hij is zoodoende in twee opzichten vooruitgegaan. Zijn zaak ligt weer in de route en is in een gelijkvloersche en behoorlijk verlichte lokaliteit ondergebracht. Nu komt het nog op de schilderijen aan. De heer de Vries is bij Amsterdamsche kunstenaars rondgegaan en heeft een tentoonstelling van werken door Amsterdamsche kunstenaars gearrangeerd. Ook zonder dat ik ze noem kent ge de namen: van Lizzy Ansingh, Bauer, Mej. A. van den Berg, Sam van Beek tot mevrouw Westendorp en Ukelenstam. Ge kent eigenlijk ook de schilderijen. Behalve van Lizzy Ansingh en Bauer zijn het stillevens, stadsgezichten, landschappen en een enkel portret. Het is alles te bekend om er iets van te zeggen. Hoogstens deed de heer de Vries hier en daar een gelukkige keus. Maar iets bijzonders, iets eigens bereikte hij niet. En dat moet toch het doel zijn van den kunst handelaar. Hij moet een persoonlijkheid zijn en een cachet hebben zoo goed als de schilder. De heer Santee Landweer begreep het zoo. Hij koos een beperkt terrein uit het groote gebied en maakte daarvan zijn specialiteit. Het is te hopen dat ook de heer de Vries zijn hoek zal vinden. Algemeene kunsthandels zijn er genoeg. Het woord is aan de bijzondere. Een trouwe en dankbare clientèle verwerft, wie zich een clientèle schept. Dat kost zoeken en vorschen en maakt de taak van den hedend.aagschen kunsthandelaar moeilijk. Maar het verhoogt zijn beteekenis en die van zijn beroep en op den duur zijn voldoening. HENNUS

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl