De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1927 8 oktober pagina 5

8 oktober 1927 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

door Mr. H. G. KOSTER Mosfeauer Künstler-Theater ft'. \X7ÏJwaren nog -kinderen, 't Verhaaltje, dat de keukenmeid of baker ons vertelde was uit. En toen?" zoo vroegen wij. Ja, dat bracht de goede vrouw in verlegenheid, want de held was dood. .Maar wij hielden niet op en waarhjk, er kwam een vérvolg: de doode werd weer levend of wjj kregen de geschiedenis van zijn zoontje of neefje te hooren. Is er niet een zoon van Dik Trom en een neef van Prikkebeen ? Bij de verhaaltjes voor groote menschen is het net eender: Sherlock Hol mes was dood, maar hij herleeft; Kazan de wolfs hond wordt opgevolgd door den Zoon van Kazan. "Zoo bestond er al ginds het einde van de vorige eeuw een Indisch tendenzromannetje, Njai Blanda ?genaamd. Die woorden beteekenen Hollandsche bijzit" of "vrijer vertaald blanke bijzit", zulks in tegenstelling met een gewone njai, die altijd een inlandsche bijzit is. Reeds meer dan twintig jaar .geleden achtte de pseudonieme schrijver Melanijfonjr het noodig op zijn eerste product een vervolg te schrijven: Njai Blanda hersteld l). Njai Blanda was namelijk in het eerste boekje krankzinnig geworden door het geplaag harer vij andinnen; zij woonde nu, steeds nog als njai, in Dnitechland. In het vervolgboekje verneemt de lezer hoe zij herstelt: haar minnaar steekt per on geluk een gordijn in brand en door den schrik her krijgt ze haar verstand. De uitgever heeft dit oude fondsje" in een moderner jasje gestoken, een zeepdoosplaat op den omslag gezet en het op nieuw de wereld ingestuurd. Over de heldin zelve hooren wij maar weinig. Wij worden hoofdzakelijk getracteerd op onzinnige histories uit de Indische chronique scandaleuse.... van meer dan dertig jaar geleden. Herinnert de oudere Amsterdamsche lezer zich de schandaalkrantjes, Asmodee en De Rooie Duivel? Welnu, ik geloof, dat Melantjorig indertijd mt die nobele organen copie heeft geput eu er zelfs lustig uit heeft overgepènd. Zie hier de strek king van dezen oorspronkelijken" roman: een Europeaan in Indiëheeft evenveel recht op een blanke als op een bruine njai; maar hij geneere zich niet voor zijn njai blanda; hij trotseere de wreede en bekrompen wereld" en make zijn verbintenis desnoods per advertentie bekend; het huwelijk is een last en een juk: wie daardoor niet gekweld wil worden, neme een njai, liefst een njaiblanda. De auteur heeft ook ideeën". Luistert maar: polyga mie moet algemeen worden ingevoerd; de kinderen, daaruit gesproten, moeten in staatscrèches ver pleegd worden; een op te richten Vrije Liefde Bank zou de gelden voor die opvoeding kunnen ver schaffen; het is infaam", dat de Staat paringswetten" (sic !) vaststelt voor menschen en dieren; fatsoensbegrippen en godsdienstige denkbeelden mogen den kinderen eerst worden bijgebracht op ouderen leeftijd, als zij kiezen kunnen. Genoeg l Mélantjongs klodderstijltje herinnert nu eens aan een Nick Carter, dan weer aan een Dageraadsbrochure. Het aantal drukfouten is legio: de maleische woorden zijn bijna alle onjuist gespeld. Hintertreppen-litteratur. En nu weg met dit ellen dige vodt 't Is een verademing, na het akelige geurtje van Njai Blanda ter hand te nemen: het nieuwe nummer uit de Bibliotheek voor Cultuur en Techniek, Japan, Het Land van den Lotus 2). Daar zijn wij dadelijk weer in zuivere atmosfeer. Het is een reisverhaal naet populair-wetenschappelijke strekking. De schrijver J. Verbruggen is oorlogscorrespondent ge weest tijdens de Russisch-Japansche worsteling in 1904/1905. Toen dit boek geschreven werd, zou . het nog negen jaar duren vóór de vloedgolf van den wereldoorlog ook over Japan spoelde. Hoeveel is er sinds dien niet veranderd in den levensblik van oost en west! Eenigszins verouderd is het werk dus wel. Doch dit deert weinig, want Japan is immers een land van eeuwenoude beschaving; en de schrijver wil ons juist dit traditioneele Japan nader brengen. De stijl van dit boek is zeer een voudig en daardoor bizonder goed. De geheele wijze van behandeling, de aanvoeling van de Japan sche ziel doet niet onder voor die van Lafcadio Hearn. Ik meen zelfs in den fijnen, zachten, haast vrouwelijken schrijftrant gelijkenis met The Soul of Japan en Kokoro van dien beroemden Japan kenner te ontwaren. Het geheele Japansche leven glijdt hier aan ons oog voorbij. Wij hooren de Ja pansche soldaten spreken, maar ook de geisha's, de kooplui, de artisten. Wij treden binnen in de woon huizen, in de tempels, in de theaters en de thee tuinen. Wij bezien den lotus en den chrysant. Wij (De Heer L. Trotski als Danton") Teekening voor de Groene Amsterdammer" door L. J. Jordaan 'T IS GEEN SUCCES: ALLES AAN HEM IS TE KLEIN BEHALVE Z'N MOND. bewonderenhet fijne lakwerk en de bloemdoorweven kimono's. Japansche verzen zijn in vertaling af gedrukt. Het werk is flink geïllustreerd. Twee en zeventig afbeeldingen verluchten den tekst. Er is slechts n bezwaar: het goedkoope papier en de kleine letter nooden niet tot lezen. Wie van Indie uit Japan bezoekt, vindt in het werk van Verbrug gen een uitnemende voorbereiding. Als Baedeker kan het natuurlijk niet dienst doen: een goed up to dcrfe-reisboek blijft onmisbaar. Het derde werk, dat wij hier aankondigen is de doorwrochte dissertatie van Dr. C. C. Berg: De Middel-Javaansche historische traditie 3). Dit is een zuiver wetenschappelijke arbeid, niet bestemd voor de groote lezersschare. De Middel-Javaansche litteratuur is een weinig ontgonnen gebied. Een der werken, die tot deze litteratuur gerekend worden ia de zoogenaamde Kidung Soenda B. Het taaleigen van dit werk is nog niet vaak onderzocht. Alvorens nu tot de behandeling van de Kidung Soenda B. te kunnen overgaan, moest de schrijver een groote hoeveelheid vergelijkingsmateriaal verzamelen. Zijn keuze viel op historische gedichten: deze gaan veel al vergezeld van parafrasen in proza, hetgeen het vertalen zeer vergemakkelijkt. Dr. Berg wijst voor al hierop: hoezeer de Javanen de Hindoes hebben nagevolgd, zij hebben nimmer die geringschatting voor de geschiedschrijving getoond, welke in de Sanskriet-schrijvers zoo kenmerkend is. Toch be oefende de Javaan de geschiedschrijving niet, zoo als de westerling: ter wille van de Historie en de objectieve waarheid zelve. Zijn historiografie is romankunst: hij verwringt de historie ter wille van het litterair effect. Een aantal verhalen uit de ge schiedenis van Majapahit en van Gelgel worden nu achtereenvolgens behandeld. Hier is de inhoud kort verteld, ginds zijn heele stukken vertaald, elders weer zijn commentaren en tekstkritische opmerkin gen ingelascht. Het werk is recht droog geschreven. Doch wie zou dit den geleerden auteur euvel duiden? De strakke ernst van het wetenschappelijk onderwerp laat noch speelschheid noch sierlijkheid van stijl toe. 1) Njai Blanda hersteld, Oorspronkelijke Roman door Melantjong, Uitgave D. Bolle, Rotterdam. 2) Japan, Het Land van den Lotus door J. Verbruggen. Uitgeversvennootschap Groot Nederland", Amsterdam. 3) De Middel-Javaansche historische traditie. Acad. Proefschrift, Leiden, door C. C. Berg. Uitgeverij C. A. Mees, Santpoort 1927.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl