Historisch Archief 1877-1940
door Mr. H. G. KOSTER
Mosfeauer Künstler-Theater
ft'.
\X7ÏJwaren nog -kinderen, 't Verhaaltje, dat de
keukenmeid of baker ons vertelde was uit.
En toen?" zoo vroegen wij. Ja, dat bracht de
goede vrouw in verlegenheid, want de held was
dood. .Maar wij hielden niet op en waarhjk, er
kwam een vérvolg: de doode werd weer levend of
wjj kregen de geschiedenis van zijn zoontje of
neefje te hooren. Is er niet een zoon van Dik Trom
en een neef van Prikkebeen ? Bij de verhaaltjes voor
groote menschen is het net eender: Sherlock Hol
mes was dood, maar hij herleeft; Kazan de wolfs
hond wordt opgevolgd door den Zoon van Kazan.
"Zoo bestond er al ginds het einde van de vorige
eeuw een Indisch tendenzromannetje, Njai Blanda
?genaamd. Die woorden beteekenen Hollandsche
bijzit" of "vrijer vertaald blanke bijzit", zulks in
tegenstelling met een gewone njai, die altijd een
inlandsche bijzit is. Reeds meer dan twintig jaar
.geleden achtte de pseudonieme schrijver
Melanijfonjr het noodig op zijn eerste product een vervolg
te schrijven: Njai Blanda hersteld l).
Njai Blanda was namelijk in het eerste boekje
krankzinnig geworden door het geplaag harer vij
andinnen; zij woonde nu, steeds nog als njai, in
Dnitechland. In het vervolgboekje verneemt de
lezer hoe zij herstelt: haar minnaar steekt per on
geluk een gordijn in brand en door den schrik her
krijgt ze haar verstand. De uitgever heeft dit oude
fondsje" in een moderner jasje gestoken, een
zeepdoosplaat op den omslag gezet en het op nieuw de
wereld ingestuurd. Over de heldin zelve hooren wij
maar weinig. Wij worden hoofdzakelijk getracteerd
op onzinnige histories uit de Indische chronique
scandaleuse.... van meer dan dertig jaar geleden.
Herinnert de oudere Amsterdamsche lezer zich
de schandaalkrantjes, Asmodee en De Rooie
Duivel? Welnu, ik geloof, dat Melantjorig indertijd
mt die nobele organen copie heeft geput eu er
zelfs lustig uit heeft overgepènd. Zie hier de strek
king van dezen oorspronkelijken" roman: een
Europeaan in Indiëheeft evenveel recht op een
blanke als op een bruine njai; maar hij geneere zich
niet voor zijn njai blanda; hij trotseere de wreede
en bekrompen wereld" en make zijn verbintenis
desnoods per advertentie bekend; het huwelijk is
een last en een juk: wie daardoor niet gekweld wil
worden, neme een njai, liefst een njaiblanda. De
auteur heeft ook ideeën". Luistert maar: polyga
mie moet algemeen worden ingevoerd; de kinderen,
daaruit gesproten, moeten in staatscrèches ver
pleegd worden; een op te richten Vrije Liefde
Bank zou de gelden voor die opvoeding kunnen ver
schaffen; het is infaam", dat de Staat
paringswetten" (sic !) vaststelt voor menschen en dieren;
fatsoensbegrippen en godsdienstige denkbeelden
mogen den kinderen eerst worden bijgebracht op
ouderen leeftijd, als zij kiezen kunnen. Genoeg l
Mélantjongs klodderstijltje herinnert nu eens aan
een Nick Carter, dan weer aan een
Dageraadsbrochure. Het aantal drukfouten is legio: de
maleische woorden zijn bijna alle onjuist gespeld.
Hintertreppen-litteratur. En nu weg met dit ellen
dige vodt
't Is een verademing, na het akelige geurtje van
Njai Blanda ter hand te nemen: het nieuwe nummer
uit de Bibliotheek voor Cultuur en Techniek, Japan,
Het Land van den Lotus 2). Daar zijn wij dadelijk
weer in zuivere atmosfeer. Het is een reisverhaal
naet populair-wetenschappelijke strekking. De
schrijver J. Verbruggen is oorlogscorrespondent ge
weest tijdens de Russisch-Japansche worsteling in
1904/1905. Toen dit boek geschreven werd, zou
. het nog negen jaar duren vóór de vloedgolf van
den wereldoorlog ook over Japan spoelde. Hoeveel
is er sinds dien niet veranderd in den levensblik
van oost en west! Eenigszins verouderd is het werk
dus wel. Doch dit deert weinig, want Japan is
immers een land van eeuwenoude beschaving; en
de schrijver wil ons juist dit traditioneele Japan
nader brengen. De stijl van dit boek is zeer een
voudig en daardoor bizonder goed. De geheele
wijze van behandeling, de aanvoeling van de Japan
sche ziel doet niet onder voor die van Lafcadio
Hearn. Ik meen zelfs in den fijnen, zachten, haast
vrouwelijken schrijftrant gelijkenis met The Soul
of Japan en Kokoro van dien beroemden Japan
kenner te ontwaren. Het geheele Japansche leven
glijdt hier aan ons oog voorbij. Wij hooren de Ja
pansche soldaten spreken, maar ook de geisha's, de
kooplui, de artisten. Wij treden binnen in de woon
huizen, in de tempels, in de theaters en de thee
tuinen. Wij bezien den lotus en den chrysant. Wij
(De Heer L. Trotski als Danton")
Teekening voor de Groene Amsterdammer" door L. J. Jordaan
'T IS GEEN SUCCES: ALLES AAN HEM IS TE KLEIN BEHALVE Z'N MOND.
bewonderenhet fijne lakwerk en de bloemdoorweven
kimono's. Japansche verzen zijn in vertaling af
gedrukt. Het werk is flink geïllustreerd. Twee en
zeventig afbeeldingen verluchten den tekst. Er is
slechts n bezwaar: het goedkoope papier en de
kleine letter nooden niet tot lezen. Wie van Indie
uit Japan bezoekt, vindt in het werk van Verbrug
gen een uitnemende voorbereiding. Als Baedeker
kan het natuurlijk niet dienst doen: een goed up to
dcrfe-reisboek blijft onmisbaar.
Het derde werk, dat wij hier aankondigen is de
doorwrochte dissertatie van Dr. C. C. Berg: De
Middel-Javaansche historische traditie 3). Dit is
een zuiver wetenschappelijke arbeid, niet bestemd
voor de groote lezersschare. De Middel-Javaansche
litteratuur is een weinig ontgonnen gebied. Een der
werken, die tot deze litteratuur gerekend worden ia
de zoogenaamde Kidung Soenda B. Het taaleigen
van dit werk is nog niet vaak onderzocht. Alvorens
nu tot de behandeling van de Kidung Soenda B.
te kunnen overgaan, moest de schrijver een groote
hoeveelheid vergelijkingsmateriaal verzamelen. Zijn
keuze viel op historische gedichten: deze gaan veel
al vergezeld van parafrasen in proza, hetgeen het
vertalen zeer vergemakkelijkt. Dr. Berg wijst voor
al hierop: hoezeer de Javanen de Hindoes hebben
nagevolgd, zij hebben nimmer die geringschatting
voor de geschiedschrijving getoond, welke in de
Sanskriet-schrijvers zoo kenmerkend is. Toch be
oefende de Javaan de geschiedschrijving niet, zoo
als de westerling: ter wille van de Historie en de
objectieve waarheid zelve. Zijn historiografie is
romankunst: hij verwringt de historie ter wille van
het litterair effect. Een aantal verhalen uit de ge
schiedenis van Majapahit en van Gelgel worden nu
achtereenvolgens behandeld. Hier is de inhoud kort
verteld, ginds zijn heele stukken vertaald, elders
weer zijn commentaren en tekstkritische opmerkin
gen ingelascht. Het werk is recht droog geschreven.
Doch wie zou dit den geleerden auteur euvel
duiden? De strakke ernst van het wetenschappelijk
onderwerp laat noch speelschheid noch sierlijkheid
van stijl toe.
1) Njai Blanda hersteld, Oorspronkelijke Roman
door Melantjong, Uitgave D. Bolle, Rotterdam.
2) Japan, Het Land van den Lotus door J.
Verbruggen. Uitgeversvennootschap Groot Nederland",
Amsterdam.
3) De Middel-Javaansche historische traditie.
Acad. Proefschrift, Leiden, door C. C. Berg. Uitgeverij
C. A. Mees, Santpoort 1927.