Historisch Archief 1877-1940
.IJ.
DE GROENE AMSTERDAMMER VAN 15 OCTOBER 1927
No. 2628
Nieuwe boeken
r door Prof. Dr. 3. PRINSEN J.Un.
:
A.M. de Jong, MerijntjeGrijzen'aJeugd,
Onnoozele Kinderen, Em. Querido's
Uitg. Mij., Amsterdam 1927.
J. L. Boender, Ia. Querido en het begrip
literatuur. Boosten en Stols, Maas
tricht, 1927.
Voor zoover dan een vergelijkend oordeel over
werk van tjjdgenooten mogelijk is, staan nu toch
Wel de Merijntjes van De Jong vooraan in het
vertaalend proza van de laatste jaren. Het is frisch,
werk, geeft direct en vief in de actie zelf
even van Merijntje en zijn kring, laat zijn fijn
'bewerktuigd, logisch zoekend geestje groeien,
tasten door de wondere wereld naar houvast,
reageeren op al wat om hem heen gebeurt; zonder
l* Xanhaal van beschrijving en karakterontleding is
!|p0t toch fijn omlijst door de sobere teekening van
omgeving, staat het gebeuren aanschouwelijk
",fo bet fleurige West-Brabantsche land.
Als we hét werk in een rubriek wilden indeelen,
konden we o.a. zeggen Emile, Woutertje,
[ ** Kleine Johannes. Naast deze en andere is Merijntje
;r '?childering der ontwikkeling van een kinderzieltje
toet een zeer eigen, persoonlijk karakter, van groote
geestige, plastische schoonheid, vol diepen, fijnen
'tumor.
groote dramatische lijn van dit derde deel
l" téopt uit in de botsing van het door tradities
ge? -' feonden, zoekende zieltje tegen het geloof, verper
soonlijkt in den nieuwen pastoor, die eerlijk en te
goeder trouw het gezag van zijn kerk buiten alle
menschelijke overweging om, onwrikbaar meent
te moeten vestigen. Want pastoor Van Gils wilde
het goede zoals hij het begrijpen kon en zocht de
'Weg naar het verstokte hart van de zondaars, wier
wegen hem vreemd en onbegrijpelijk waren". Een
botsing die ten slotte eindigt in het verzet van het
gevoelige, vrome jongetje, dat zoo graag in liefde
«n vrijheid opgaan wou in den God van natuur en
liefde, dien hij door den Flierefluiter en den ouden
pastoor had leeren kennen, den God, die natuurlijk
gegroeid was in zijn eigen hartje, uit zijn eigen
beelding. Merijntje kan niet gelooven in een God,
die met schelmenstreken werkt en hem voorbe
schikt zou hebben tot een middel om de Kruik te
verraden. Moar ge begrep wel da' ge mijn mot
glooven n volgen n nie zo'n oongeloovige
laonterefaanter, een spulman, een kermiskèrel a'
die Flierefluiter d'r een is. Eén daorom beveol ik
jouw om te gloove wad 'ik zeeg. Om te gloove
da' God jouw voorbestemd 'ad om de misdoad van
Perdams uit te brengen n dat ie je doarvor op
z'n weg gebracht 'ar.... Wilde da' zoonder
tegeproaten oanneme?" Neeë, meneer pastoor,
da' gloof ik nie l" Ziedaar het conflict.
En nu mag meneer pastoor hem de deur uit
trappen, zijn vader mag hem half lam slaan en
Merijntje mag onder den invloed daarvan met zijn
zondagspak aan en een opgezwollen gezicht zich
onderwerpen bij den pastoor en op zijn knieën
vergiffenis vragen, in zijn ziel is de revolte er voor
goed. Als ze hem ranselden gaf hij toe, omdat het
^toch zoo gruwelijk zeer deed.... Maar daarom
Viel hjj in zijn hart toch de goeie Lieve Heer van
het ouwe pastoortje niet af, nooit.... Ze dwon
gen hem om toe te geven en hij zou toegeven....
met zijn mond Maar geloven aan wat pastoor
Van Gils hem voorsprak, dat deed hij lekker niet,
en het was vals ook...."
Merijntje zal voortaan langs eigen wegen zijn
weg wel zoeken; hij is martelaar geworden voor zijn
eigen overtuiging; het onnoozel kind is een heel
eind opwëg om mensch te worden.
Deze situatie is ook reeds bewust of onbewust
gesymboliseerd in de verhouding tot dien anderen
VAM HELLES
TABAK
IS rVOC/ALITEIT
hoofdpersoon in het boek, Pons, den idioot. De
Kruik, de Flierefluiter en de oude pastoor waren
zijn meerderen, die, hoe familiaar en gemoedelijk
de omgang ook was, mysteriën onthulden, nieuwe
verschieten openden. Fons is voor Merijntje een
ondoorgrondelijk mysterie, waar zijn verstandje
op stil staat, maar waar tegenover hij zelf als
mensch zich toch de meerdere gevoelt, de bewuste
berisper en boetprediker.
Het blijft altijd een min of meer gewaagd stuk
een serie boeken te schrijven, waarin een zelfde
held zijn ontwikkelingsgang door maakt, vooral
wanneer zooals bij De Jong, het eerste deel reeds
direct zoo geheel en volkomen alle harten ver
overde en zulk een volmaakt gaaf, frisch werk
werd. Meestal is er daling; we zien het aan Van
Moerkerken, aan Jaarsma. Voor Zola was dat wat
anders; die had zich in zijn wijdvertakte familie
zooveel materiaal geschapen en mogelijkheden
geopend, dat hij telkens weer een nieuwen roman
schrijven kon, die op zich zelf een geheel vormde en
apart gelezen kon worden. Maar de Jong zit enkel
met zijn simpel, eenvoudig denkertje, zijn Merijntje,
dat altijd maar opmerkend, vragend en zoekend
tegenover het leven staat. Dan wordt het soms
moeilijk ieder volgend deel op toon te houden en
de lezer is door de voortreffelijkheid van wat voor
afging, misschien ook wat meer kritisch gestemd.
Bij het tweede deel bleef De Jong met zijn
Flierefluiter tegenover de Kruik volkomen op de
eenmaal bereikte hoogte. Ik zou zeggen, dat dit
derde deel, hoeveel goede details er ook in zijn, in
zijn geheel iets is gedaald.
Om eens een paar punten te noemen: de eenheid
van het werk wordt wat verstoord door het melo
dramatische geval van Floore, die zich ophangt en
den boel in brand steekt. Heel die episode vliegt
er te wild en te fel boven uit. De teekening van het
matelooze zwoegen van de hoogst zwangere moeder
van Merijntje op het land ruikt eenigermate naar
ouderwetsche socialistische propaganda. De coïn
cidentie van het slachten van een stuk vee of het
kalven van een koe met het bevallen van de boerin
is een veel gebruikt naturalistisch motief. Men zou
zeggen: een kerel als De Jong kan er wel buiten.
Maar dat neemt niet weg: hij heeft van dat slachten
van het varken een zeer persoonlijk prachtig stuk
werk gemaakt; die weinige bladzijden behooren
mede tot de voortreffelijkste van zijn boek.
Het weinig vermakelijke pamflet van den heer
J. L. Boender zal Querido niet veel kwaad doen.
Daartoe heeft het te zeer enkel en alleen de kwali
teiten van Querido zelf, waar hij zich op zijn
zwakst toont. Inderdaad Querido heeft les défauts
de ses qualités, van zijn ras, zijn temperament.
Wie heeft er ooit aan getwijfeld? Hij kan in het
wilde doorhollen, in den blinde er op los trekken in
dolle verdwazing. Maar bij hem is dat dan nog
altijd wel genoegelijk en interessant om aan te zien,
omdat er ondanks alles zijn genialiteit uit oplaait.
Doch die zoekt men bij dezen boenderenden Heer
Boender vergeefs.
Laten we nemen Notre Dame de Paris van Hugo,
een der vaste punten in de wereldhistorie der
Letteren. Wie wat belezen is en schrijfvaardigheid
bezit, zal er op een goeden achtermiddag een stuk
over kunnen schrijven van de diepste verguizing,
Hugo maken tot een laf f en kwast, eenwellusteling
der mateloosheid, die ook niet het allerminste inzicht
in de middeleeuwsche historie heeft, geen psy
chologisch begrip,iemand die er maar op los schrijft,
zich zelf weerspreekt in den dollen nonsens van
zijn verward brein. Ja en als we dat dan onbe
vangen, doodnuchter lezen, zullen we misschien
toegeven, dat de man soms niet geheel en al
ongelijk heeft.
En toch oni de paar jaar herlees ik dat heerlijke
boek, lokt het me weer en word ik er telkens weer
onweerstaanbaar door vastgehouden, word ik
opnieuw doordrongen van de enorme genialiteit
van Hugo, zijn prachtig wild zwierende fantasie,
zijn onbetwistbaar meesterschap over de taal enz.
Wat heeft men den Gijsbrecht wel niet tot een
idiote poppenkast gemaakt. Ga er naar hooren,
zoo bevooroordeeld mogelijk, en binnen een paar
minuten hebben zijn machtig geluid, zijn schitte
rende beeldspraak u weer in hun macht. Wat de
heer Boender met het werk van Querido deed,
kan ieder met welk stuk ook van Shakespeare
doen, met den Romeo, met den Hamlet. Hak er
maar op los, rafel het maar uiteen, doe ontstelde
uitroepen en wanhopige oratorische vragen,en in een
BOOTMOTOREN
MOTORBOOTEN
BINGHAM & LUGT
Haringvliet 85
ROTTERDAM
minimum van tijd is Shakespeare een verwaande
gek, iemand zonder eenig litterair besef.
Van een machtig romangeheel waarin een
menschengroep in een vasten greep is gehouden,
om haar bestaan uit te leven in een groot gebeuren,
is in dit boek geen sprake". Deze eerste aanklacht
tegen Menschenwee komt telkens terug. Zoo bij
het Jordaan-epos: Bij geen der romans is sprake
van een groot opgezet verhaal-geheel waarvan de
onderdeelen organisch met elkaar verbonden zijn."
Maar als Querido in zijn souverein kunstenaar
schap dat nu niet gewild heeft, als hij niet heeft
willen geven een verhaal over eenige menschen,
maar het leven zelf in zijn groote machtige be
wogenheid ?
Wie in Breero's Spaanschen Brabander enkel
naar het verhaaltje zoekt, kan slechts van een
gruwelijke mislukking getuigen. lerolimo praat
wat, teekent zich zelf in zijn praat, en hij eet. Ze
praten en eten samen, hij en Robbeknol en als hij
verneemt, dat hij wegmoet, dan gaat hij. Dat is heel
de opzet van dit tooneelspel, dat voor velen toch
nog steeds tot het allerbeste behoort van onze
17de eeuw en naast Lucifer mag genoemd worden.
Maar Breero beeldde heel het leven uit in een
volksgroep van zijn stad, wilde dat naecktelijk en
schilderachtig voor oogen stellen" en het leeft en
krioelt, het is het leven en masse, niet de bijzondere
lotgevallen van een lerolimo. Zoo heeft ook
Querido gewerkt. Al die wezens gaan zooals ze
gekomen zijn heen voor onze verbeelding, het leven
zelf trekt voorbij. Het eindige werd de uitbeelding
van het oneindige, van den eeuwigen troosteloozen
humor van het leven. En daar komen dan wel eens
zonderlinge verrassende afwijkingen, wendingen en
antithesen bij te pas, die toch wel heel levensecht
kunnen zijn, al passen ze niet in de logische be
schouwingen van een meneer achter zijn schrijf
tafel.
Doch laat ik niet tegen den heer Boender gaan
betoogen, niet tegenover hem den machtigen
kunstenaar Querido, gemaal en geweldig, ondanks
zijn gebreken, gaan verdedigen. Ik zou daartoe
trouwens een breed opgezet opstel moeten schrijven.
En tegenover iemand als de heer Boender valt
niet te redeneeren. Voor hem blijft er geen mogelijk
heid over buiten wat hij meent te zien. Hij heeft
zich zelf dood gepraat en lam gehakt. Er is nu een
maal letterlijk niets goeds te vinden in den Querido,
dien wij als een held hebben eerbiedigd. Het dolle
gehak van zoo iemand kan Querido niet deeren.
Hier is enkel de begeerte om te vernietigen.
Tegenover wat de heer Boender deed, is het
Gidsartikel van Frits Hopman een behoorlijke, wel
beredeneerde aanval, waarop indertijd o.a.
Scharten, die waarlijk niet door Querido vertroeteld
was, hem waardig en te recht te woord heeft
kunnen staan.
Bij een boekje als dat van den heer Boender
kan men slechts de schouders ophalen.
Dr. JACKSON EN SALISBURY : HOE BEHEERSCHEN
WIJ ONZE ZENUWEN? EEN INLEIDING TOT
ZIELSGENEESWIJZE. ROTTERDAM, BRUSSE. ?4.25;
GEKONDEN f 5.25.
Levendig en vlot geschreven, glashelder en
eenvoudig, zonder eenig vertoon van geleerdheid,
maar tevens aan de hand van een rijke ervaring
en behoorlijk gefundeerde kennis. N. R. Crnt.
J. S, MEUWSEN, Hofl. A'dam-R'dam-Dtn Hu*
DE BESTE HOEDEN IN HOLLAND
VERZOEKE ALLE STUKKEN VOOR DE EEDACTIE
IN TE ZENDEN AAN HET SECRETARIAAT VAN DE
GROENE AMSTERDAMMER" KEIZERS
GRACHT 333, AMSTERDAM,