De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1927 15 oktober pagina 2

15 oktober 1927 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE GROENE AMSTERDAMMER VAN 15 OCTOBER 1927 No. 262$ De Universiteit van Amsterdam door Prof. Dr. H. BRUGMANS E Universiteit van Amsterdam pleegt haar - Jaren te tellen naar die van het Athenaeum p ffiustre, waaruit zij is voortgekomen; als haar «;? verjaardag viert zij den dies natalis van het athed*n achtsten Januari. Stellig terecht: de ' geschiedenis van de Amsterdamsche instelling van : booger oaderwüs loopt zonder schokken thans igedert bijna drie eeuwen door; er is hier historische g- toontinuiteit, &e men niet mag verbreken. t Zonder schokken, maar niet zonder n belangLt,»j|ke verandering. De wet op het hooger onderwijs 'M* 1874J gaf de gemeente Amsterdam de bevoegdbeid baar oud athenaeum om te zetten in een moderne universiteit. Die universiteit zou geheel dezelfde rechten verkrijgen als de drie reeds be«taaade rqksuniversiteiten en dus civiel effect ? mogen verbinden aan de door haar verleende gzfculen, mits zij ook op dezelfde wijze werd ingerfefct als de rijksuniversiteiten ea verd«r aan be paald aangewezen voorwaarden voldeed. Daarjywde was een redelijke en ook billijke regeling tot ' stand gekomen: tegenover rechten behooren plich ten te staan en omgekeerd; zoo mogelijk moet er in dat opzicht evenwicht worden gevonden. Het ligt voor de hand, dat de overgang van «th«Baeum tot universiteit niet onmiddellijk kon hebben. Het aantal hoogleeraren moest worden uitgebreid; de inrichting der faculteiten moest tot stand komen; de technische 'IwÜpmiddelen voor het onderwijs moesten zeer | .fterk woretea aangevuld en op menig gebied geheel worden geschapen; alle nieuwe regelingen jalBaaesten in verordeningen worden vastgelegd. Het verklaarbaar, dat eerst 15 October 1877 de 5 ..nieuwe Universiteit van Amsterdam zoo werd iljjtftr officieele naam kon worden ingewijd. , Dit gewichtige feit wordt thans door Amsterdam herdacht. De Universiteit viert haar gouden feest en 4e .stad viert het met haar. Want hechter dan de band, die de rijksuniversiteiten kan knoopen aan ,de steden, waar zij zijn gevestigd, is die welke Amsterdam bindt aan zijn eigen school. Zij is de eig«n schepping van de stad, die steeds gedragen werd en nog steeds gedragen wordt door de belang stellende en ook veelal daadwerkelijke sympathie jran gemeente en burgerij. Dat komt wel zeer sterk MODERNE KLOKKEN in speciale uitvoering A. D. SPILLNER Vijzelstraat 83 AMSTERDAM uit in de latere jaren, nu het hooger onderwijs technische en materieele eischen is gaan stellen als waaraan men voor een halve eeuw eenvoudig niet heeft kunnen denken. Dezen lof mag men het stadsbestuur van Amsterdam dan ook nimmer onthouden, dat het in ruime mate en dikwijls onbekrompen aan de behoeften der universiteit is tegemoet gekomen. Wanneer ook thans weer als voor vijftig jaren de senaat der Universiteit in den morgen van den feestdag zijn opwachting gaat maken bij de hooge overheid op het raadhuis, dan vervult hij niet alleen een plicht van hoffelijkheid, maar ook van erkentelijkheid en waardeering. Universiteit en stadsbestuur gaan dus gereedelijk samen. Maar van de burgerij in het algemeen geldt hetzelfde. Dat spreekt eigenlijk wel van zelf. Want zonder den sterken moreelen steun der burgerij zou een hoogeschool van Amsterdam niet duur zaam kunnen bestaan. Men kan en wil eenvoudig de Universiteit niet meer missen. Het is deze overtuiging, dit sentiment eigenlijk, dat ook voor een halve eeuw den doorslag gaf. Immers, zooals de zaken toen stonden, was het dilemma zoo: op heffing van het athenaeum of ombouw tot een universiteit. Het academisch statuut van 1815 ruimde nog een plaats in aan de athenaea. Maar het bleek al spoedig, dat deze instituten, die een eigenaardige plaats tusschen gymnasia en universi teiten innamen, hoe langer hoe minder in het moderne stelsel van onderwijs en onderzoek voeg den. Zij verdwenen dan ook de een na de ander: Harderwijk in 1817. Franeker in 1813, Deventer in 1868. Wat zou er met Amsterdam gebeuren? Stellig, het oxide athenaeum illustre was allerminst in verval. Het telde onder zijn hoogleeraren de geheele negentiende eeuw dooi nog mannen van groote beteekenis in hun wetenschap: wij denken aan Van Lennep, aan De Bosch Kemper, aan Moil. aan de Vroliks en aan zoovele anderen. Aan het athenaeum waren drie seminaria voor de opleiding van predikanten zeer nauw verbonden, het l?emonstraritsche reeds sedert de zeventiende eeuw. Sedert 1828 bestond er een klinische school voor de opleiding van militaire geneeskundigen, evenzeer in nauw verband met het athenaeum. Maar dat alles was nog geen universiteit: het bleef een athenaeum zonder de bevoegdheid, die alleen een universiteit kan bezitten. Zeker, het athenaeum had nog altijd een plaats in Amsterdam: men krijgt wel eens den indruk, dat het avant la lettre min of meer fungeerde als een volksuniversiteit: er weiden colleges en cursussen gegeven voor ruinieren kring dan dien der studenten alleen. Maar de tijd begon geheel andere eischen te stellen, waarmede het bestaan van het athenaeum zelf was gemoeid. De kwestie werd urgent, zoodra een nieuwe wet op het hooger onderwijs het statuut van 1815 stond te vervangen. Het was bijna een voordeel, dat de geschiedenis van deze wet, zooals van bijna Boekbespreking door HERMAN MIDDENDORP Mathiaa Kemp. De groote drijver. Dra ma in acht tafereelen en negen pers pectieven. Amsterdam 1027. Uilgeversmij. Holland. Mathias Kemp heeft zich willen opzwaaien uit de lyriek in de dramatiek, maar hij heeft den zwaai te kort genomen en ten aanschouwe van. het lezend publiek een zonderlinge buiteling gemaakt. Het motief van zijn drama, of wat daar dan voor doorgaat, is een nieuwe groote volksverhuizing, geprovoceerd door Giel van Holset, die omdat hij het volk opdrijft, zeer toepasselijk de groote drijverheet. Europa is op een gegeven tijdstip in de toe komst overbevolkt, en Holset weet nu de Azia tische volken in beweging te brengen om de Europeesche te laten opschuiven. Een zekere prinses Warja Rachmatof, die behalve prinses ook cabaret-zangeres is, heet't hem liet' en wit tegelijk graag keizerin van een groot rijk worden. Maar Holset wil niets van haar weten, en schiet haar zelf s bijna dood; een keizerskroon ambieert hij overigens ook niet. want hij is maar een eenvoudige? groote drijver, en hij zou. om die uiterlijke macht te krijgen, ook concessies moeten doen aan Boed dhisten en Mohammedanen, en dat strijdt met zijn. Katholiek geweten. Warja, verstooten, neemt wraak en verraadt hem. Ach ja, zoo zijn de vrou wen. ... Dramatische spanning is er niet in. Holset doet niets dan redeneeren, en hoewel het stuk wemelt van personen, een levend mensch heb ik er niet in. ontmoet. Wat nog het motief betreft, men kan volstrekt niet zeggen, dat daar geen groot drama op zou zijn te bouwen. Dat kan men trouwens nooit. Maar in dit geval, en op zichzelf beschouwd: wat doet die toekomst-historie onwezenlijk aan ! Hoekomt de schrijver aan die volken-verhoudingen, hoe hebben ze zich uit de tegenwoordige ont wikkeld;- Het zou ons zeer interesseeren, dat tevernemen; /,oo, als de auteur het gegeven mi behandeld heeft, is het heele samenstel te schim achtig, om den lezer belang te kunnen inboezemen. Er zijn wel scènes in het stuk, waarvan een, geboren drama-schrijver iets had kunnen maken. Maar Mathias Kemp heeft alle kansen ongebruikt gelaten. Het tooneel bijv. waarin Holset ter dood wordt veroordeeld, is niet meer dan een genoeglijk onder-oiisje. De schrijver verstaat het vak ni"tal onze onderwijswetten, een ware lijdensgeschie denis is geweest. Want daardoor kreeg Amsterdam de gelegenheid om zijn belangen in Den Haag voor te staan. Het zal toen aan het stadsbestuur wel spoedig gebleken zijn, dat de nieuwe wet in haar vele ontwerpen de athenaea niet meer erkende alsinstellingen van hoogef onderwijs. Zoodra dat vaststond, was er voor Amsterdam nog nauwelijks een keuze meer. Het athenaeum moest men wet prijs geven. Maar de instelling van hooger onderwijs. wilde en kon men niet missen. Dus stichtte men een universiteit en verkreeg daarop de wettelijke sanctie. Een halve eeuw is in de geschiedenis geen langtijdsbestek. De herinnering daaraan is nog zeer levendig. Daarom zal het ook niet noodig zijn aan de geschiedenis der Universiteit te herinneren. Vele groote mannen zijn aan haar verbonden geweest en zijn het nog. Enkele noemende, zouden wij meerderen onrecht doen. Maar dit mogen wij wel eonstateeren, dat de Universiteit van Amsterdam onmiddellijk haar plaats heeft gevonden naast de oude rijksuniversiteiten en dat haar die p aatsnimmei' is misgund of betwist. Daarom kan de oude, in 1877 verjongde school ook niet eterk ver trouwen de toekomst ingaan, ook omdat zij zich gedragen weet door de toewijdende genegenheid van stad en burgerij van Amsterdam. BATENBURG & FOLMER (G. W. FOLMER) DEN HAAG, HUYGENSPARK 22 BERGPLAATSEN VOOR INBOEDELS MET SAFE-INRICHTING VERHUIZINGEN ONDER GARANTIE INTERNATIONALE TRANSPORTEN

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl