De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1927 15 oktober pagina 5

15 oktober 1927 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

DE GROENE AMSTERDAMMER VAN 15 CCTOBER 1927 Schilderkunst door A. PLASSCHAERT £ I-t1"" Batik* van Ragnilde D'Ailly, Stedelijk Museum, Anuterdam Hefc werk van Mej. d'Ailly heeft steeds een be koring gehad van vulling en van kleur. Het had een zochten beschaafden rijkdom, en heeft dien rijkdom zeker gedeeltelijk behouden. Er zijn op deze tentoonstelling batiks, zilver en blauw, licht?groen en blauw, rood en zwart etc., die van deze klankvolle beschaafdheid een getuigenis geven. Wat de vulling aangaat, er is hier een verandering te constateeren, Een bouw van het midden uit, een openbare symmetrie, of bijna symmetrie komt veel meer voor dan vroeger, toen een heviger speelschheid het vlak vulde. Deze strengere bouw was te verwachten. Ook te verwachten was, dat hij in den beginne wat verarming zou meebrengen. Een overgang is haast altijd schraler, en een bezinning, een intooming gaat in den beginne of te ver (en is dan armer) of zij is nog onwennig en maakt den maker of de maakster onhandiger in de vulling van het vlak, dan de vroeger zoo speelsche phantaisie was. Maar zoo'n tijd van verandering, die noodzakelijk is, die theorie is vóór zij werkelijkheid Wordt, kan toch ook de tijd zijn, dat, ondergrondech, de nieuwe planten naar boven groeien dit is, hoop ik, het geval bij deze begaafde batikster. Goede batiks zijn naast de blauw en zilveren, die welke de namen dragen van den hollandschec Heer, van den Duitschen ridder, van de artisjok etc., terwijl de groote nog treffen door een vul ling, die volgehouden toch een luchte be weeglij klijkheid vertoont. Jan Veth te Dordrecht in Pictura. I Wij zullen naar aanleiding van Veth's eere tentoonstelling in zijn geboortestad, te spreken hebben over den schilder; niet over den kritikus, ' ocdet over den prozaïst en dichter, niet over den Waker bij bedreigde schoonheid"; wij behandelen dus n der vier bezigheden van dit bezige leven, welks bekendheid op dit oogenblik wellicht haar hoogste punt bereikt n door deze eeretentoon stelling n door het te verwachten boek van Huizinga. Jan Veth dan is zonder twijfel een der meest typische leerlingen van Allebé, ofschoon hij de felle, dan weer aarzelende ironie van den leermeester miste. Hij is inderdaad een realist uit diens school, die niet veel zwierige coloristen heeft gekend, maar wel een aantal getrouwe werkers, die meer op nauwkeurigheid der kleur waren aangewezen en daarvoor aangelegd, dan op den gloed daarvan. Het was Veth's lust nauwkeurig de verschillende stoffen na te gaan en weer te geven, de huid, het haar, het gebeente, de kleedij, het metaal, en langs en door de nauwkeurig-nagegane stof te komen tot een uitdrukkking van hetgeestelijkleven, dat de weergegeven persoonlijkheid bezat, of vertegenwoordigde. Dat was Veth's lust; is hij daarin geslaagd? Ik heb meer dan eens geschreven, dat Jan Veth geneigd was' de intellectueelen te schilderen (zelf was hij intelligent!), maar dat hij intellectueelen, hoogleeraren etc. toch meer heeft gezien en gegeven als maatschappelijke ver schijning dan als geleerde, dan als chemicus, medicus,' sterrekundige of wat ook. Jan Veth schilderde dus nooit een heroïsch" portret, zooals wij dat indertijd hebben gedefinieerd; hij schilderde een deftig Hollander, of een Hollander op een deftige plaats; hij was van nature, maar dit is wat hard gezegd, een schilder van den hoogen, intellec tueelen ambtenaar; hij miste, met andere woorden, in zijn portret psychische grootschheid, psychische weidschheid. Deze waarheid wordt door de tentoon stelling te Dordrecht bevestigd; een zeer groot psycholoog is daar Veth niet; de groote psycho logen schilderen de figuur meestal van binnen-uit; luj drong van buiten naar binnen, en niet zeer diep was dat doordringen, hoewel het met intelligentie werd bedreven. Een waereldschilder was Jan Veth HET adres voor prima PARKETVLOEREN tegen sterk concurreerende prijzen is FRED. MEIJER Amsterdam v. Baerlestraat 160 - Tel. 25615 - Gev. 1908 De Franco'Amerikaansche tariefjazz Teekening voor de Groene Amsterdammer" door L. J. Jordaan EEN KWESTIE VAN MAATHOUDEN dus nooit, en nooit een schilder van den eersten rang in Holland. Hij was evenmin een colorist van den eersten rang; zijn kleur hoe zelden heeft zij een diepe vrijheid (zoo zij dat ooit heeft); hoe zelden (zoo ooit!) is zij een serie van vondsten, te voren ongekend. Misschien was zij dat nog het meest in de jonge jaren ! En wat, of hoe was de vorm, die door Veth's kleur gestalte kreeg? Deze was niet groot; hij was geen rijke gebondenheid; hij was t gedurig nagegaan, maar nooit door een sterken M dwang gedwongen; de persoonlijkheid van Veth had k|in dit opzicht niets van den vernieuwer; zij was ||beschaaf d, volhardend, geduldig, maar meestal niet Uinnig. Was zij dor? Het ware onjuist dit neer te schrijven, maar wel was Jan Veth een sentimenteele; gewis en zeker blijkt dat uit portretten etc., en uit de opschriften als: ,,Lostinsoftamaze",en, Alsde doodsklok luidt". Ge weet, dat sentimentaliteit geen uitdrukking is van het formeerend gevoel. Zij is iets gansch anders. Zij bewijst voor zichzelf geen innigheid, en toch is innigheid (die 't ware leven van de kleur en 't ware zijn van den vorm mee brengt) de hoogste staat van den realist. Is Veth nooit innig? Hij is zeker nu en dan innig geweest, en dat geeft hem een betere plaats op de rang lijst" dan zijn portret hem meestal geeft. Deze innigheid vindt ge, zoo goed als alleen, in de familie-portretten. Die behooren, en dat komt veel voor bij de beroeps-portrettisten, tot een geheel andere klasse. Hoe zouden zij ook niet? Zij zijn uit genegenheid geschilderd, het hart heeft hier [deel; bij de andere ageert de kunde, de plicht, de [noodzaak. Onmiddellijk treft dat betere in het portret der drie zusters uit 84, dat, voor zoover ik het zien kon, voor mij de verrassing der tentoon stelling was. Het kan koel lijken voor wie niet ervaart wat daar te zien was, maar het is, hoewel schijnbaar schoolsch en t'ingetogen, met gevoel, psychologisch, in de groepeering bijblijvend. Dit zelfde, anders geschakeerd, vindt ge in No. 13, 14, 21, 30, 53, alle portretten van familieleden, en in het bekende werk uit 1900 Mej. H. In deze dingen in deze schilderijen is de kop een geheel (geen saamgevoegd mozaiek !) en zijn de handen belangrijk. Meubelen van Huis en Haard" t de hoofdfactor voor een vriendelijk tehuis! EN MEUBELEN TAPUTEH BS8DUHEH HAARD 500 A'BAM

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl