Historisch Archief 1877-1940
?/ ITT
5-"»4i
tt'Jfft
fc.
AMSJT
ERDAMMER VAN 15 OCTOBER 1927
de Natuur:
Rijk Drente
doof Dr. JAC. P. THIJSSE
' (Slot)
'EN dikke dertig jaar geleden moest ik eens
voordracht houden in een
onderwijzers; jtfrondissementsvergadering te Winschoten onder
\ ; presidium van Dr. D. Bos, den bekenden staatsman.
< Het was een buitengewoon prettige
middagver'' 'gadering, zooals dat onder Bos dan ook altijd te
'Verwachten was en na afloop der bijeenkomst
wandelde ik met een aantal onderwijzers, die ook
Olen kant uit moesten, van Winschoten over de
Pekela's naar Stadskanaal. Yan die wandeling
herinner ik mij nog altijd de oolijke kameraden, de
zwarte stinkende Pekel- A en de bijzonder prachtig
bloeiende havervelden, de millioenen kaf j es van de
?.bloemen spiegelend in de avondzon. In Stadskanaal
bleef ik overnachten en den volgenden morgen
heel vroeg ging ik heel in mijn eentje dwars over
déhei naar Assen. Eerst ging het langs de Katerine
wijk naar Gasselternijeveen, een uur gaans recht
:>toe recht aan langs een lijnrechten weg en een
?:' -Jtjnrechte vaart, maar dat hinderde niet, want
' tl dien tijd en ook na dat de brug over de
jjfunze gepasseerd was lag de hooge Hondsrug
voor mij in zjjn volle, lengte en van dezen
:'k»nt gezien bijzonder indrukwekkend, doordat
hjj uit de vallei, die hier plm. 5 M. boven A.P. ligt,
,'???. tamelijk snel oprijst tot 20 M. boven A.P. en
* Sommige witte bergen van het Drouwener zand,
-"«i*fc toen nog niet beboscht was, halen
waren lag daar nog een klein stukje hei voor ons,
maar weldra bevonden wjj ons in het bosch, jong
bosch, kniehoog en nog maar zelden meer dan
manshoog, maar honderden en honderden hektaren
in uitgestrektheid. Op een avond had de houtvester
ons met mooie lichtbeelden en een duidelijke
voordracht al wat letterwij s gemaakt en zoo
konden we een beetje begrijpen, wat we te zien
kregen: de onbetaalbare witte elzen, snel groeiend
loofhout, dat beschutting geeft aan de dennen,
sparren, larixen, die nu er tusschen schuil gaan,
maar over eenige jaren hun beschermers zullen
overvleugelen. Goed beschut lagen ook de uitge
strekte kwëektuinen, waar millioenen zaailingetjes
gereed staan om uitgeplant te worden. Spoedig
ook bereikten we de Kinderlaan en het
Kinderbosch, waarvan alle hoornen geplant zijn door de
kinderen uit de buurt, het prachtig]opvoedingswerk
van de boomplantdagen, die hier zoo uitmuntend
zijn geslaagd, dank zij de samenwerking van het
Staataboschbeheer met den burgemeester en de
onderwijzers van Gieten. Meer dan n
excursionnist was zichtbaar ontroerd bij het aanschouwen
van dit Kinderboach, en zeer terecht: de kinderen
die dit bosch geplant hebben, zijn een schreef Je
voor bij de anderen op den weg naar het geluk.
Toen we later op den dag door Gasselte liepen zou
de school juist aangaan en de kinderen stoeiden
wat op de speelplaats. Natuurlijk kwamen ze op
ons af, blond, blozend, vroolijk, vriendelijk. Ik
vroeg hun, of zij dat kinderbosch geplant hadden
en toen schalden ze: nee, dat hebben de kinderen
uit Gieten gedaan". Nu, ik hoop dat de kinderen
uit Gasselte ook spoedig een beurt krijgen, en die
uit Eext, uit Anlo, uit Borger, overal, want mooier
COMOEDIA
door HENRIK SCHOLTB
TNDIEN ik,
nauwelijks
H
bijna de dertig meter. Een echte
rug,
hier
Voor het meerendeel ruig van heide,
en daar blinkend van stuifzand en,
ver7 «preid liggend, de boom-eilandjes van de
?' .dorpen. In de groenlanden langs de Hunze
«cfiaarden zich reeds de kieviten, want
;'het was in het begin van Juli, maar
i leeuweriken zongen nog allerwegen.
*^; Van Gasselte ging het met de zon in den
:;! i rag de hei op en daar wilde ik eerst de
?, s. Verbergingskuil" zoeken. Die hield zich
''? \ eerst drommels goed verborgen, maar
eindelijk vond ik hem toch en onder het
l i zoeken ook nog hazelwormen en
korhoen[ ders. Die kuil is anders groot genoeg, een
, 'kleine driehonderd meter in middellijn en
' het zou nog al een aardig stuk werk
ge$ weest zijn, om hem uit te graven.
Tegen^ woordig weten wij, dat het heelemaal geen
gegraven kuil is, maar een formatie uit
j "den ijstijd en we noemen hem nu
glet'>"* seherkuil". Maar in dit Drente, dat vol
i zit met hunnebedden en tumuli en bestrooid
',,'ligt met vuursteenen mesjes, krijgt alles
DRENTE: HEIDEN, EIKEN EN HUNNEBEDDEN
Foto W. 8. N. v. d. Sleen
gauw een voorhistorisch" tintje en daar
," . op dien Julimorgen gedacht ik dan ook heel pi
teits|v' Vol mijn half bekleede voorouders. Daarna ging het
| weer verder over de eindelooze, prachtig bloeiende
''i' hei totdat ik stuitte op het Andersche diep en dit
Sr bracht mij naar den Rolder straatweg, naar het
|»p"lmnebed met den eik en zoo verder naar Assen.
^ Mag ik u hier nog eens aanraden om groote eenzame
marsenen te maken door ons heerlijk Nederland.
Nu, dertig jaar later, zag het er wat anders uit.
p, Om tfe beginnen gingen we vroeg in den morgen per
as uit Assen naar de stopplaats. Eerst van de
|&i 'Jïoordooster-Locaal. Daar vonden we Dr. van
.Giffen en die bracht ons naar een van zijn dierbare
ihunnebedden, dat juist nog eens speciaal werd
t pnderzocht. Toen hij ons alles verteld had, gaf hij
a'OOB over aan den houtvester van het
Staatsbosch1 -beheer, die ons geleiden zou door het Gietener veld
de verbergingskuil, mijn wandeling van dertig
geleden. Eerst hadden we een leerzaam half
uurtje met het aanschouwen van een
hoogveenprofiel, waar we de verschillende veenlagen konden
l.ï:« nagaan en vlak daarbij lag nog een hoogveentje in
«I fjïjirording. Elders weer, waar zand werd gegraven
**"'*ltvooT de kunstzandsteenfabriek, konden we zien,
'^ i|< hoe: hier tamelijk snel onder de laag van
Scandi* ; naafsch grint de zanden en grind j es van Maas en
'1' Bijn te voorschijn komen, die den eigenlijken
L>|' {grondslag vormen van Nederland, iets dat
Napoleon de Groote al wist en waar hij zoo'n
schilder'achtigen politieken zet mee uitspeelde, het
alluvion des fleuves fran9aises.
Ook kregen -we hier het beroemde Keileem te
elen, dat ook aan het Oude Mirdumer Klif aan den
dag komt en dat in de Waddenzee wordt gebaggerd
voor den aanleg van den grooten Afsluitdijk.
Toen wq uit den grintkuil omhoog geklauterd
kinderfeest is er niet te bedenken. Het
Staatsboschbeheer mag daar gerust wat extra moeite en kosten
aan offeren, want ten slotte is dat alles groot
voordeel.
Toen ging het weer verder door het Gietener
Woud van de Toekomst en juist toen de lanen en
plantages wat eentonig dreigden te worden kwamen
we opeens op een mooie ruime plek, rondom met
bosch begroeid. Dat was mijn dierbare
Verbergingskuil, de Gletscherkom, ongerept gelaten door dat
brave Staatsboschbeheer met nog een tamelijk
breede heistrook in het rond. Hier snijdt het mes
van twee kanten: een mooi geologisch landschap
blijft bewaard en het bosch wordt er mooier door,
want onder ons gezegd en gezwegen, het bosch is
het mooist aan zijn randen en langs de open
plekken, de clairières". En dubbel mooi wordt
het, wanneer de open plek nog op zichzelf belang
rijk is, zooals deze gletscherkuil. Dertig jaar geleden
was erop het laagste gedeelte een flinke plas, daar
was nu nog maar een klein stuk van over, biezen,
lischdodden, waterdrieblad zijn bezig ook hier
nieuw land te maken. En overal langs de helling
van den wijden trechter hebben zich plekken van
veenmos gevormd, die zich mettertijd zullen ver
eenigen en over een paar honderd jaar kunnen we
hier een mooi opgebold hoogveen krijgen, wanneer
het Staatsboschbeheer maar al dien tijd trouw wil
blijven aan de idee van behoud van natuurschoon.
Behalve de gletscherkuil zijn ook nog eenige
groote heipiassen gespaard gebleven in het groote
Gieter-veld en zoo hebben wij van het Gieter Woud
de schoonste verwachtingen. Een groot gedeelte
van deze bebossching is bewerkt met de spade,
natuurlijk voor werkverschaffing en dat heeft
hier het voordeeltje gegeven dat de groote keien
Théfitre de l'Odéon i Le Mattre
de son Coeur", par Paal Raynal
ontroerd en verrast door twee
opgemerkte vertooningen van
Raynal's werk in zoo betrekkelijk korten tijd,
vooral dit oudste maar wellicht nog betere stuk
uit een breeder plan zou willen bezien, dan ben ik
mij volkomen bewust van de gebreken, die een
zorgvuldige analyse kan aantoonen. Maar het zijn
de gebreken van een groot gebouwd, voor dezen
tijd verblijdend groot gebouwd werk. Ik aanvaard
den ouden en misschien overleefden gegevens, ik
aanvaard den langzamen en gestremden gang der
pathetische zelfontledingen, die het stuk in zijn
zwakke plekken den aanschijn van grootspraak
geven. Want in dezen eenvoudigen kommer van
menschen om elkaar voel ik een synthetische en
grootmenschelijke kijk op conflicten, die overoud,
maar nog altijd de onze zijn: in Le Tombeau sous
l'Arc de Triomphe" dat van oorlog en liefde, in
Le Maltre de son Coeur" dat van liefde en vriend
schap en het deel, dat hun gemeenzaam is.
Hoewel tusschen beide stukken de oorlog
ligt van het eerste is alleen de titel van na den,
oorlog, zijn zij analoog ontworpen met een mee
slepende tweede acte tusschen* twee menschen
alleen: een uurlange, besloten dialoog om het
geluk, waarvan wij de ademlooze en om zijn int
rieure smartelijkheid bijna compromitteerende
getuigen zijn. Dat is meesterlijk.
In Le Maitre de son Coeur", literair
beraamd misschien, maar dan in zijn ont
staan tot op den grond aangeraakt door
een stroeven en bloedwarmen stroom van
leven, wisselen deze dialogen van het
kleine spel in woorden tot het hoog be
wogen 'pathos toe. Het heeft den zwaren
bouw van een vers in zijn bestendig weer
ophalen en in elkaar overschuiven
deireplieken, die het drama een allitereerend
en soms bijna liturgisch karakter geven.
Het zingt zichzelf voort op de donkere cello
van zijn taal, in een wonderlijke en muzi
kale overeenstemming met den gang der
conflicten: Ie rythme de notre triple vie".
Het is een moeizaam gevecht van twee jonge
vrienden en een fiere, soevereine,
schuldelooze vrouw, een stille worsteling om een
illusoir geluk, dat het leven goed maakt hoe
wel het doodt. En misschien juist daarom.
Welk een doorzichtig en brillant vrouwen
karakter Raynal hier opnieuw geschapen
heeft, werd eerst ten volle duidelijk uit
het fabuleuze spel van Mme Lucy-Laugier.
De nobele emphase door deze heele rol
heen, maar vooral in die ongehoord goede
tweede acte als de eene vriend, viriel van aard en
meer strateeg dan charmeur in liefde, de zaak van
zijn jongeren makker bepleit met de onbewuste
woorden van een minnaar, hebben den te
overvulden inzet en einde van dit conflict verhelderd en
het stuk als drama onvergetelijk gemaakt. De
nuttelooze zelfvernieling van deze twee menschen, die
elkaar toebehooren, wreekt zich op den lyrischen,
jongen vriend, een kind tusschen hun beider sterke
karakters. W~ant als de band, met
bovenmenschelijke beheerscbing andersom gespannen, terug
springt op het oogenblik dat hij bevestigd scheen,
heeft het stuk een hevig en plotseling snel verloop.
Eén hartstochtelijke ontlading, n kreet van
vrouwelijke machteloosheid is de oorzaak van zijn
zelfmoord. Het is in den sterken stijl van het stuk:
,,il s'agit d'amour ici, non de charité".
Ik verdedig dit stuk met kracht. Het is rijk,
edel en eenvoudig. Het is met al zijn fouten opge
nomen in het overstelpend rhythme van den
dichter: een heiligschrijven van het goede, maar
noodlottig leven. En ook indien men op den duur
dit te zware en te hooggestemde werk anders zal
bezien, dan toch is het goed om over de idealen
eener oude wereld nog eenmaal de Oriflamme de
verheerlijking te houden, voor wij ontluisterd en
weerbaar staan tegenover de anarchie van den ko
menden tijd.
weggeruimd zijn. Die lagen nu bijeen in een langen,
meterhoogen en breeden wal en daar konden nu de
kenners en liefhebbers van gesteenten hun hart
ophalen. Het is daar een waar geologisch museum
en we hadden er nog uren kunnen doorbrengen.