De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1927 29 oktober pagina 12

29 oktober 1927 – pagina 12

Dit is een ingescande tekst.

...t'y.-.fe.. t.-,.DE GROENE AMSTERDAMMER VAN 29 OCTOBER 1927 No. 2630 :, ^ sJ t p» tv, & . _ - k fe*ft /ji' »*y Dramatische kroniek door TOP NAEFF. Rotterdamseh Hofttadtooneel: Rivièra, door Franz Molnar 1 VBNAJLS bij het eerste lustrum van het Hof' tadtooneel in 1922, Was ook ditmaal, bij de |*ï' viering van het eerste kroonjaar, Molnar de eere...gast. En boven alle bewijzen van genegenheid en 'waardeering, die het Haagsch gezelschap bij elke gelegenheid zoo van harte blijken gegund, zal den directeur, Oor van der Lugt Melsert, de voldoening 'fcjjn gegaan, dat hij den avond wederom heeft mogen bestemmen voor de verwezenlijking van een persoonlijke illusie. Van de bijna bovenmenschelijke eischen, die in ons land aan den al of niet gesubsi dieerden directeur van een tooneelgezelschap wor den gestald, werd op dezen avond, vooral van de fcijde van hen, die het weten kunnen, met nadruk gewag gemaakt, en hulde gebracht aan wien het 1 compromis wist te vinden tusschen deze zakelijke verplichtingen en de nooddruft van het kunstenaarshart: althans nu en dan te midden der be? drijyigheid iets te brengen, dat bevrediging schenkt "in hoogeren zin, en den artistieken stand van het ?gezelschap ophoudt. ?. ^Füqaehen het talent van den Hongaarschen schrjj#at Fnanz Mohaar en dezen Nederlandschen tooaeêlspeler en regisseur bestaat een onmiskenbare ;5NjrwanteChap, waarop wij hier meermalen gewezen hebbén. Deze wonderlijke, licht en diep verweven op reëelen grondslag, liggen van der . zooals een pianist bijv. Chopin kan liggen; ?i f i&heeft er den aanslag voor en haalt er de innerlijke ieuit. Behielden wij vóór vijf jaar een schoone ering aan de twee kleinere werken: Koning a Veldmaarschalk", niet minder werden Wij ditmaal geboeid door de fijne vertooning van ^Bivièra" een stuk, dat om het milieu ook Heerenmode" nog eens in de gedachten "bracht, maar als fantasie veel gedurfder is, dieper ingrijpt, en ook oneindig meer moeilijkheden oplevert. Moei lijkheden, waaraan de auteur schuldig is, maar die men hem toch niet gaarne als gebreken zou aan rekenen. Want deze dramaturg met zijn uitzonder lijke gaven, vraagt een eigen maatstaf. Het om vormen van een realiteit, welke wij als zoodanig blijven erkennen, in een a bout portant aanvaard baar sprookje, de onverschrokken dooreenmenging van twee tegenstrijdige sfeeren, is het geheim van Molnar, dat hij van Shakespeare afkeek en dat niemand hem op deze schijnbaar luchthartige wijze nadoet, al wemelt de moderne tooneelliteratuur van de pogingen. De dichter, die alles vermag, wint ten slotte bij Molnar altijd het pleit, ook waar hij als dramaturg in onze oogen opvallende zwakheden vertoont. ** * Rivièra" geeft het leed van de verbeelding", dat voor de kunstenaarsziel zwaarder te dragen is dan de genadeslag van het lot. Er zijn tal van menschen, misschien de meerderheid, die dit leed in het geheel niet kennen, die eerst middenin een situatie moeten staan vóór zij er iets van onder vinden", en er zich eenig begrip van kunnen vor men. De mensch met voorstellingsvermogen leeft, tot zijn ellende, in de toekomst, hij kent het causaal verband, en zijn fantasie heeft het al allemaal doorgemaakt, even erg, ja, nog veel erger omdat elke afleiding van buiten ontbreekt dan het in de werkelijkheid" kan worden. De niet-aflatende bedreiging put den geest uit, de weerstand van het hart neemt af, en het ergste"?als het dan nu maar gebeurde! lijkt barmhartig en verlossend. Zóó kan een mensch uit angst voor den dood zelf moord plegen. Zóó kan een hart, dat bemint, zijn liefste bezit prijs geven vóór den tijd, uit angst vóór het naderend verlies. Zóó drijft in Rivièra" de kantoorbediende Mischa die een droomer" is zijn vriendinnetje willens en wetens den weg op, dien hij, lang vóór haar, met de wreede, visionnaire kracht van zijn naar binnen gekeerden blik, onafwendbaar vóór zich ziet Deze heer Mischa heeft het in de wereld niet verder gebracht dan tot verkooper in een groot Warenhuis. In zijn vrijen tijd, vernemen wij, heeft .hij wel eens geprobeerd een tooneelstuk te schrijven, doch ook zonder deze vermelding zouden we hem bjj de onpraktische kunstenaars-zielen hebben in gedeeld, een representant van den dichter. Louise, het handschoenen-verkoopstertje uit het sous-ter rein, dat hij ontdekte haar vader vent kranten op een straathoek en de beschaving bijbracht, VERKEERSAGENT KALOOS' RHYTHME' dis hij op haar vóór had, is zijn geluk. Een geluk, waarin hij, hoe broos ook, even gelooven kan. Tot op een dag mijnheer Azéla", nog een oude kennis van Mischa, die zich in het leven beter terecht vond en millionnair werd, het meisje in zijn zaak hij is de eigenaar geworden van het Warenhuis opmerkt". Dan is het voor Mischa al gedaan. Vóór het onbevangen kind, dat in het mooie maga zijn sprookjes van weelde droomt zonder gedachte aan een mogelijke verwezenlijking, tot zooveel zelfbesef komt, vóór mijnheer Azéla den positieven wensch in zich voelt post vatten juist dit meisje mee te nemen naar de Rivièra, vóór er een feitelijk gevaar dreigt, en terwijl dit voor den michteren toe schouwer misschien nog wel bezworen zo\i kunnen worden staat voor den armen Mischa de catastrophe reeds vast. Zijn verbeelding zegt het hem, omdat zij de groote wetten kent en weet, dat een meisje, zooals er dertien in een dozijn gaan, jong, mooi en onervaren, haar hoogere" levenskans grijpen zal, al meent ze het goed met den trouwen winkelbediende, die voor haai' de eerste etappe beteekende, en al houdt ze in haar idee o, zoo veel van hem. Zijn hart heeft Louise lief, en een lief hebbend hart is een zuiver taxateur. Al wat er tusschen deze menschen gesproken wordt, ver weten, bestreden, ontkend, heeft niets te beteekenen, tusschen de regels lezen we het drama, in de pijnlijke stiltes schrijdt het voort. En dan moet het er ook maar toe komen, geen uitstel van executie, dan jaagt Mischa zelf het conflict naar de verlossing voor hun beiden. Een gruwelijken nacht beleven Wij met den veroordeel de, een nacht, waarin de etalage-poppen, waarmede Mischa het Rivièra-visioen voor de klanten moet scheppen, worden tot fantomen. Een van die pop pen, een mooie mijnheer, heet voor de aardigheid en omdat hij op hem lijkt, onder het personeel: Mijnheer Azéla. Die pop, met zijn superieure grijns, wordt de held van Mischa's verbeeldingsspel, om die pop bedrinkt hij zich bij het afscheidssoupertje aan den toonbank, dat hij Louise, zijn trouwe helpstev bij de nachtelijke etalage, van geleend geld aanbiedt. Om die pop foltert hij zijn vriendinnetje met zijn schijnbaar ongemotiveerde, doch in waarheid redelijke jaloezie. In de armen van die pop drijft hij haar.... en ten slotte schiet hij op den vent! En dan is voor zijn verhitte verbeelding mijnheer Azéla dood en, ijlend als in koortsdroom, speelt zich in een minimum van tijd (De vertraagde film !) alles voor hem af, wat die arme verbeelding van het harde leven vergeefs heeft gehoopt. Alles, zooals het zou kunnen zijn, indien hij, Mischa, mijnheer Azéla was. Daar hangen de prachtige toiletten, die nu geen prijzen meer hebben; Louise heeft er maar een uit te kiezen J Daar rolt de brave magazijnknecht het wagentje van den pakketdienst. Zo springen erop ! Mischa, in den model-rok van den dooden mijnheer Azéla, Louise, betooverend in het roze satijn. Als Peer Gynt naar den hemel, rijden zij door den nacht, naar de zon, daarginds in de vitri ne, naar de Rivièra ! Maar ook aan die begeerlijke Azuren kust, is luit leven niet uit; het leven is nooit uit vóór het is vol bracht. Daar zit reeds in zijn onbetaalbaar confectie-pak de imilti-millionnair mijnheer Ford of zoo iemand, nog veel rijker dan mijnheer Azéla, en loenscht met zijn glazen oogen naar Louise. En Louise, die hooger-op wil, steeds hooger, gelijk aan de hautaine princessen van was, die om hen staan, Louise heeft al geglimlacht. . . . Zóó gaat het in het leven, zoo gaat het in den droom. Voor wie iets van de eeuwigheid om draagt in zijn ziel blijft niets geheim. Het loont zich ten slotte toch niet" meent Mischa, je daarin te verheugen, daarvóór te strijden, daarin onder te gaan. Wanneer mijnheer Azéla, in levenden lijve, bij het aanbreken van den morgen het Warenhuis binnentreedt, heeft hij zijn vinger maar naar Louise uit te steken. De droom, het delerium der gemartelde verbeelding, waarin Mischa rijpte voor de renunciatie, heeft haar, de jeugd, voor het leven der begeerten, tot aan het bitter einde, bereid. Zeg aan mijnheer Mischa, dat ik ben heengegaan, maar dat ik altijd van hem zal blijven houden". Het winkelmeisje, aan wie Louise deze boodschap achterlaat, brengt naar vrouwenaard zij heeft een stille liefde voor mijnheer Mischa en is te leelijk om zooveel pre tenties te hebben als Louise maar voor de eerste helft over. Terecht. Want er zijn geen twee bood schappen" op dezen tweesprong, en een vrouw, die van een man houdt", doet alles, behalve inder daad heengaan". Mischa zou zich daaromtrent geen illusie meer hebben gemaakt. Doch ook voor ?hem zal het leven thans weder dragelijk zijn, nu dn verbeelding zich heeft uitgeleefd en den dood heeft aanvaard. Want tiet hart kan maar lijden tot een zekere grens. Dan stoot het, met hut wanhopig bewustzijn, het eeuwigheids-gevoel uit, en gaat over tot de dingen van den dag. Van dit sprookje voor groote menschen, hebben wij door de vertooning een indruk gekregen, die mij ik heb het stuk niet gelezen zuiver toeschijnt. De doffe plekken, die erin zijn, komen op rekening van den auteur, en zouden, geloof ik, op geen manier weg te werken zijn. Men kan zich het tempo van den geluksdroom sneller denken, de stil tes" deden soms wat opzettelijk en gerekt, het delirium" zou misschien forscher kunnen. Maar ik betwijfel of een krachtiger effect dit werk wel ten goede zou komen, in deze wereld van cr pe-de

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl