De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1927 5 november pagina 20

5 november 1927 – pagina 20

Dit is een ingescande tekst.

DÉGROENE AMSTERDAMMER VAN 5 NOVEMBER 1927 No. 2631 Tikblaadjes door Dr. R. £EENSTRA Radio-Rubriek: De radio in dienst van de kunst 'S Mijn instrument ^J U ik eenige maanden lang wat geklepper -0$ mijn. schrijfmachine in De Groene" zal toten hooren, meen Sirhet verstandigst te doen, u wat te vertellen van dit, mijn instrument. Misschien zal een ander in mijn schrijfmachine een doodgewone Remington portable zien. Wanneer ik er een tweedehands koopman bij zou halen, vermoedelijk liep zijn bod tusschen f 55.?n ? 65.?. Het ding moet heelemaal nieuw gesteld worden, zou hij zeggen. U heeft er raar mee ge leefd. Óók is het niet het laatste model; maar.... een. voorlaatste. Ik echter weet, dat de appreciatie der .anderen er naast blijft. Zeker: ieder ziet in zijn uil een valk; of in zijn vrouw', waar een ander gemeenlijk hiète aan vindt, het liefste wezen op aarde; zoo kan ik ten opzichte van mijn schrijfmachientje.... dwalen. En toch zegt een stem in mij, dat ik . het dit keer wét; dat ik "het weten kan; en dat mijn schrijf machine een bezield, ganschelijk apart instrument is. Ik ga voor mijn machine zitten. Hij ^ dicht; bij denkt; hij vormt de zinnen; ik trommel slechts wat met mijn vin gers er op; in den regel slechts met n vinger. Het krassen van de pen, het cloopen in den inktjiipti -;?dat waren- vroeger voor mij louter afleidende, storende intermezzo's. Een, goed merk vulpen bracht deze storingen al niet meer; maar animeerde ook niet. Bovendien konden da zetters mijn handschrift niet lezen. "De schrijfmachine daaren tegen gang maakt l Je begint te klepperen; je hebt wer kelijk geen inspiratie. Je kleppert maar zoo wat. Op eens geeft het tik-geluid , je gangmaking. Nu vallen je toetstouchée's als hamerslagen. Je ijkt. Wat je slaat,is een stempel. Een stempel van den dag,van een dagf eit. Het is raak en fel als het meeloopt; geen ijkmachine beeldt ze dan heviger en scherper. Een andere maal zit je voor je machine als een pianist voor zijn vleu gel. Van al de toetsen gaan klanken uit. Deze klanken bereiken een volle zaal, een publiek, dat je niet ziet; maar dat je kent; en dat jou kent. ,En' opeens krijg je, wat de maestro krijgt aan zijn vleugel. Je wekt klan ken, gevoeligheden, die na-resonneer,en?die binden die opheffen en verplaatsen in een wereld van mede leven en gevoel. Je vindt deze klan ken, terwijl je toetsen drijft en zij pakken"; omdat zij menscheüjk" zon. Een anderen keer heb je niets dan wat-jeuk in je vingertoppen als je begint. Deze jeuk maakt je razend. Je wilt? speldeprikken geven; en iedere toetssiag wordt'er een; en zit. En als je opstaat zijn de vele speldenprikken samen een afslachtingMijn schrijfmachientje is op vele reizen met mij geweest. Het heeft de laatste jaren gezien, wat ik zag. De douane heeft het wel eens gewogen; en er mij cijns voor afgepikt alsof dit instrument naar ons- of kilo-gewicht ware aan te slaan. Wat mijn oogen zagen, dat fotografeerde onderweg mijn machientje. Korte filmflikkerin gen vlogen voor mijn lezers op, als ik de toetsen langsklepperde. Zij waren nabeelden uit mijn oogen; en toch was dikwijls ook iets van mijn hart daarin. Daarom is de verhouding tusschen mij en mijn schrijfmachine ook niet de gewone. Veel te veel kameraadschap en samen-emotie bindt ons. Misschien houdt een enkele ruiter zóó van zijn paard; een schilder zoo van zijn palet. En toch is nog een ander element in onzen omgang. Ik houd van mijn schrijfmachientje, zooals een ingenieur houdt van zijn uitvinding. Want per saldo: niet Remington vond mijn ma chientje uit. Ik ben daarvan déuit sluitende concessionnaris. En wij bei den, ik en mijn machientje weten dat. * * * Ik ben een open venster-werker. Ik moet frissche lucht van buiten ade men, en als ik klepper, moet ik het gevoel hebben, dat de man aan den zender heeft, die boodschappen in den aether gooit en ieder oor kan bereiken. Ieder hart, iederen runnen geest moet ik kunnen bereiken; op iedere psy choanalytische of cerebrale golflengte, die ik toevalligerwijs blief. Langzaam is het raam voor mijn open venster lager gezakt. Centi meter na centimeter. Portières wer den voor mijn venster opgehangen. Ik zag ze zoo. Knus huiskamerlicht moes ten zij doorlaten. Licht, vol dwaas verbogen" spectraal-lijnen. In de kamer achter mij kwam Babbitt te wonen: 'nBabbitt, die Amerikaansche" journalistiek voor den Ne- ' derlander wilde maken met zijn cul tureel gansch ander peil. Een Babbitt, die peildrukte die voor de massa zoo op de knieën ligt, dat hij haar niet alleen in fabriekspoorten en trams, in kino en kerk gelijk wil hebben; maar dat hij haar ook een wereldgelijke" krant, een onschadelijke die service geeft aan iedere" adverteerdersgroep en iedere" lezers-önder-massa?inde handen wil spelen. Een krant zonder diepere persoonlijkheidsstempels. Kom, zei ik tegen mijn machientje. Wij" gaan. En wij gingen. Het is alleen jammer, dat men zoo ineens zijn journalistiek vensterplaats je kwijt is. En daarmee zijn publiek". Daar staat men met zijn toestelletje, dat je zoovele brieven in huis bracht en het zit gekofferd, en op slot. Men kan er hoogstens hier en daar wat gastvoorstellingeu mee geven. En als zoodanig wend ik mij ook in de komen de weken tot U lezers van de Groene...." Maar een schrijfmachientje, dat het dagelijksche klepperen gewend is, is een wonderbaarlijk iets. Het heeft naast zijn mechaniek gaandeweg een ziel" gekregen. Dikwijls is het of het m mijn kleine zwarte koffertje. . . . snort. Ik versta de taal van mijn machine, gelijk zij mijn taal verstaat. De ziel van mijn machine is pur sang en zij zoekt de evolutie daar waar iedere machine haar zoekt. Zij wil groeien en den menschelijken mede-arbeid uitschakelen. Dat is het dynamische, het energie- en het inertie-drijven van de" machine an sich". Ik geloof nbedenkelijk in mijn machientje. Het is een eerzuchtig instrument. Het zal eerlang mijn vin gers en mijn hersens niet meer noodig hebben. Het zal klepperen uit zich zelf en het zal ingeschakeld op zware draaiende walsen, die in bewe ging wentelen. Misschien stelt in '28 mijn machien tje mij te leur. Dan ga ik het in het voorjaar van '29 toch aan den tweede hands koopman voor ? 55.?verpatsen. Hieronder volgen wederom een aantal ingekomen ant woorden op onze enquête. JIJLIUS RÖNTGEN: De Radio-examens" schijnen mij niet veel praktische waarde te hebben. De jury zou ook zonder Radio de betreffende examinandi kunnen beoordeelen. De voordrachten zullen zonder Ra dio ook beter tot haar recht komen. Waarom de omweg met de Radio? WOUTER HUTSOHENRÜYTER: Wanneer ik gaarne uw vraag naar mijn beste weten beantwoord, moet ik n voorbehouïmaken: de oorkwaal waaraan ik nu reeds drie jaren lijdende ben, belet mij het hooren van alles wat in 't openbaar geluid geeft". Ik heb dus, gedurende dien tijd, nimmer een radio-toestel gehoord en kan er dus geen oordeel over vormen. Wél weet ik, dat in den tijd waarin mijn ooren nog ten eenenmale be trouwbaar waren, ik nooit te spreken was over muziek door de radio over gebracht, omdat de klankkleur (het timbre) meestal gewijzigd werd; vaak bedorven was. Dat ik verneem het van vele kanten schijnt nu, vooral waar het de zangstem en het strijk- en blaas instrument betreft, wel te zijn ver holpen. De klank van de piano echter zoo wordt mij verzekerd komt nog steeds gedenatureerd over. Is dit waarheid, dan mag een com missie, als door U bedoeld, nimmer oordeelen naar een door de radio overgebrachte voordracht op de piano; zij kan niet uitmaken in hoaver aan slag en voordrafcht van den speler schuld zijn aan eventueel te constateeren toon-defecten. Ten slotte mijn geheel persoonlijke meening: ik hecht zooveel aan het contact tusschen speler en hoorder; aan de fijngesponnen, onzichtbare draden die den een met den ander ver binden, dat ik niemand zou durven beoordeelen, wanneer zijn voordrach ten mij door bemiddeling" bereikten. LOUIS SAALBORN, Artistiek lei der N.V. Het Nieuwe Ned. Tooneel": Naar aanleiding Uwer enquête over de Weensche Radio-Examinatie, geloof ik te moeten opmerken, dat hiervan voor ons land geenerlei resultaten ver wacht mogen worden. De omstandigheden, waaronder men" voor de Radio spreekt, speelt, zingt, voordraagt, zijn m.i. zér on gunstig. Men mist iedere directe con trole over eigen middelen, omdat het klankbord een dood element is. Daarbij is men bij voortduring af hankelijk van technische onvolmaakt heden der /.end- en ontvang-apparaten en luchtstoringen, waardoor voor mij tot nu toe de Radio, evenals de (J ramophoon, slechts surroyttat" is. Aan dit surrogaat jonge eventueel talentvolle krachten te toetsan, lijkt mij uit den boozc. SEM DRESDEN, Directeur van het Conservatorium: Het radio-examen, waaromtrent U mijne meening vraagt, de bcoftrdepliiiK van een niet-gezienen zanger of in strumentalist, brengt ongetwijfeld voordeden mede. Er wordt tijd, voor correspondentie en bezoeken, ge spaard, de Radio-omroep maakt re clame en, last not least, een beradiood jurylid kan op elk willekeurig oogenblik, als de examinandus of wat ook mogelijk is ! zijn spijs vertering hem hindert, het contact verbreken. Aangezien echter de infirmiteiten der radio-overbrenging legio zijn, tijd altijd gevonden kan worden, een N.V. tot exploitatie van den klinkenden aether ook op andere wijze abonné's kan werven en ook thuis aan een on aangename auditie een eind gemaakt kan worden, geef ik aan een examen van candidaat vis-a-vis beoordeelaar of beoordeelaars verreweg de voorkeur. CHR. DE VOS, Muziek-progrmnmaleider Anro": Gaarne voldoe ik aan Uw verzoek. Van het invoeren van een uurtje op geheel overeenkomstige wijze als dit bij den Weenschen Radio-omroep ge schiedt, zou ik geen voorstander zijn. Het doel van een Radio-omroep is toch in de eerste plaats den. luisteraars iets moois of iets leerzaamste brengen.. Wanneer iedereen, die zich thans aan biedt voor den microfoon op te treden, ook werkelijk hiertoe in de gelegenheid gesteld zou worden, zou men meer middelmatigs dan mooi's te hooren krijgen en dit is toch niet de bedoeling. Een voorafgaande schifting zou dus noodig zijn, maar op deze wijze aan gevuld, is het Weensche systeem, af gezien van de getuigschriften, bij don Anro" reeds zeer lang in werking. Op regelmatige tijden worden do microfoon-sollicitanten, die op grond van hun opleiding of aanbevelingen hiervoor in de termen vallen, opgeroe pen om een proef af te leggen. Degenen die slagen" worden dan in de wekelijksche programma's op genomen, door welke methode het zelfde resultaat bereikt wordt als te Weenen. Jonge krachten krijgen, een kans, terwijl do luisteraars er voor gespaard blijven minderwaardige prestaties aan te moeten hooren. Dat het systeem ton onzent goed functioneert zal den luisteraar trouwens roeds opgevallen zijn. Reeds vele voorheen onbekend o jonge talenten hebben dooi- don Anro" bekendheid gekregen. CHARIVARIUS: Ik ben van meening, dat een der gelijk instituut van nut kan zijn, al-i het zich beparkt tot het examineerou van voordragers. Beoordeling per radio van musici, speleis of zangers, zou onjuist kunnen zijn. Hierbij moeten beoordeelaar en beoordeeld?, inclkaais tegenwoordigheid zijn. De radio kan verzwakken, versterken, vorgi/ovon, verfijnen, vervagen, vervlakken, vertroebelan. Muziek verdraagt dit niet; do zekerheid van een zuiver oordeel ontbreekt. In mindere mate geldt dit boxwaar bij de beoordeeling van voordi achten. Hier kan het instituut zijn nut hebban, als de jury volkomen op de hoogte is van de techniek van het radiospreken, van de radiophonotcchniek dit woord voer ik in en nok de eventueel gediplornserde doordron gen is van do waarheid, dat een vol doende radiospreker niet zeker e:>n voldoende zaalspreker is, wion mimiek on gebaar tot oen oven gi'ooto heloninioring .als tot steun kan strekken,

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl