Historisch Archief 1877-1940
DE GROENE AMSTERDAMMER VAN 5 NOVEMBER 1927
No. 2631
Daudet en Dictator Sudla
. ?
Dr. J. H. THIEL
COMOEDIA
door HENRIK SCHOLTE
| E Oude Geschfedenis is altijd-^eiL aantrekkelijk
BtTOopterrein geweest voor reactipunaire
geesVóór den wereldoorlog vond meièdie neiging
Voornamelijk in Duitschland; men meende de
ge; der moderne democratie het best te kunnen
nstreeren aan de consequenties, tot welke de
*"antieke democratie had geleid; of men dan wel eens
'tot vergelijking van onvergelijkbare grootheden
ver- Sael en ten slotte slechte uiterlijke gelijkenis wist
t& constateeren, deed minder ter zake: het goede
doel heiligde immers de middelen.
Ook in andere landen gaat men thans met soort
gelijke bedoelingen de hand naar de Oude Geschie
denis uitsteken, zoowel om den democratischen
tegenstander te bestrijden als om het eigen
reace tionnair standpunt door vergelijking met dat van
oude voorgangers te verdedigen en te verheerlijken.
1 ^Vergis ik mij niet, dan treedt daarbij de figuur van
den dictator Sulla sterk op den voorgrond.
Musso- :^ni had reeds in de dagen na den taffen moord op
den goeden smaak, zichzelf met Sulla,
Matteotti met diens tegenstander Cinna te ver
gelijken. Thans heeft ook de Fransche reactionnair
- Daudet, toen hij onlangs lezingen in ons land hield,
&nua'tot centrum gemaakt van zijn beschouwingen
over de beteekenis, die de Oude Geschiedenis
volhém voor onzen tijd heeft. Sulla is niet geheel
l XOjuler reden door een historicus (ik meen, dat het
'ffiehwh was) n van de onguurste figuren uit de
Bomeinsche geschiedenis genoemd; dit is dan ook
,oagetwijfeld ten deele de verklaring voor het feit,
dat juist genoemde politici de suggestie van zijn
persoonlijkheid ondergaan. Intusschen heeft het
m.i. zijn nut, eens kort na te gaan, wat Sulla voor de
1 geschiedenis van zijn eigen tijd heeft beteekend, om
ons dan verder af te vragen, wat hij aan onzen tijd
.nog zou kannen leeren.
Sulla's tijd (het begin van de eerste eeuw vóór
Ghr.) was een periode van overgang: de Bomeinsche
?enaat had zijn onmacht om het rijk te besturen be
wezen, de monarchie, die hem het werk uit handen
moest nemen, stond voor de deur. De strijd tusschen
'de stervende senaatsheerschappij en de jonge
monarchale tendensen, die de toekomst hadden,
VOlt Sulla's tijd.
De senatorenstand, de hoogste van het land, was
die der grootgrondbezitters. Zij hadden het
staatsland, den ager publicus, in bezit en trachtten hun
landgoederen steeds uit te breiden ten koste van
den door langdurigen krijgsdienst totaal verarmden
boerenstand. De senaat, uit hengerecruteerd, toon
de zich tot regeeren volkomen incapabel. Het
staatsbelang werd door dit hoogste
regeeringslichaam geheel vereenzelvigd met het eigenbelang
van den senatorenstand; maatregelen om den
Italiaanschen boerenstand weer op de been te brengen
door staatshuid, dat senatoren in bezit hadden,
onder kleine boeren en stadsproletariërs te
verdeelen, werden door den senaat tegengehouden;
maatregelen om den handel tegen de zeeroovers te
beschermen werden met opzet niet genomen: de
senatoren waren immers bij den handel niet geïn
teresseerd, bovendien leverden de zeeroovers hun
de slaven voor hun landgoederen. Uit den senaat
kwamen ook de stadhouders voort, die de
provin/ -tien op de meest stuitende wijze uitzogen. Onder
deze verdorven regeerderskliek waren de persoonlijk
min of meer rechtschapenen te tellen, onkreukbaar
was er nauwelijks een enkele. Met den tweeden
stand, dien der rijke kooplieden, was het al niet
veel beter gesteld. Tot hen behoorden de pachters
der provinciale belastingen, die den provinciebe
woners ontnamen, wat de stadhouders hun gelaten
hadden. De rechtspraak was in handen der belang
hebbenden; practisch bleven de gruwelijkste wan
daden veelal ongestraft. De Italiaansche boeren
stand was m 'verval en werd met ondergang be
dreigd. Boer was de Bomeinsche soldaat, die het
rijk veroverd'had. Maar als soldaat had hij zijn
tand moeten verwaarloozen. Verarmd, weerloos,
in schulden gestoken als hij doorgaans was, moest
mj zijn land aan de grootgrondbezitters laten. Voor
JOS. HARTOG
Hoofdsteeg 17
Rotterdam
Nobelstraat 28
Utrecht.
AUc Potabeaoodlgdheden. Nog tnktle prima
gelegralieidiitontell**. Ook*%reaege* te rullen (alleen goede oeiteUen).
zijn arbeidskracht was bij het grootgrondbezit
geen plaats: dit werkte met slaven. Dus had er een
uittocht van berooide proletariërs van het platte
land naar Rome plaats. Een ontwikkelde industrie,
die hen als arbeiders in dienst had kunnen nemen,
ontbrak. Het gevolg was, dat in Bome zelf een
steeds groeiend lompenproletariaat leefde, dat van
vreemden steun, ten deele staatssteun moest be
staan. Boerig en tot revolutie licht geneigd, was dit
proletariaat niet bij machte, zijn overmacht in de
volksvergadering te benutten tot een constructieve
politiek, die de senatoriale belangenpolitiek had
kunnen fnuiken, niet het minst, omdat het voor
senaatsgeld maar al te toegankelijk was. Zoo bleef
de volksvergadering in het algemeen een machte
loos instrument van den senaat: de Italiaansche
boeren *) konden niet voor elke volksvergadering
naar Bome komen om voor hun belangen, die door
den senaat werden verkracht, te strijden; de volks
vergadering, goed voor een kleinen stadstaat, was
voor een land als Italiëeen onbruikbaar onding.
De nooden van den tijd zijn aan ieder onbevoor
oordeeld toeschouwer duidelijk: de senaat moest uit
zijn wanbeheer worden ontzet, althans onder opper
machtig toezicht geplaatst; de kleine boerenstand,
hét ruggemerg van Italië, moest tegen het groot
grondbezit worden beschermd, de provinciën tegen
stadhouders en tollenaars.
Wat de nooden der boeren betreft, zal men ter
stond opmerken, dat een vertegenwoordigend stelsel
de misstanden goeddeels zou hebben ondervangen;
zij zouden dan in Bome ha een soort parlement hun
vertegenwoordigers hebben gehad, die daar voor
hun belangen regelmatig hadden kunnen opkomen.
Maar de oudheid is nooit tot een parlementair stelsel
gekomen en kon dat ook niet bij gebrek aan snelle
verkeersmiddelen en pers, die er het onmisbaar
substraat van vormen. Het eenige, waar de boeren
heil van konden verwachten, was dus een verlichte
monarchie, die den senaat opzij zou dringen en met
het belang van boeren (én provinciën) rekening
zou houden. Dezelfde behoefte, die in Griekenland
in de zesde eeuw de Tyrannis in het leven riep,
bracht ook in de Bomeinsche wereld van de eerste
eeuw v. Chr. de monarchale tendensen voort, die in
Caesar uitliepen. Zij zaten sinds de Gracchen in de
lucht; de monarchie was, vroeger of later, onver
mijdelijk; de senaatsregeering was immers te diep
gezonken, om zich nog tot hooger peil te kunnen
verheffen.
Zien wij nu, welk standpunt Sulla temidden van
deze toestanden heeft ingenomen. Toen hij in
82 na bloedigen burgerstrijd practisch
alleenheerscher was geworden, waren zijn politieke maatrege
len op n doel gericht: den senaat te handhaven,
den lamlendige met honderd stutten in den zadel
te houden. Die maatregelen zelve doen hier nu niet
ter zake, maar in verband met het bovenstaande
moet het duidelijk zijn, dat hij al zijn streven in
dienst stelde van een ideaal, dat zijn toekomst ach
ter zich had. Daarom kon Sulla ondanks zijn genia
liteit, die ook door mij natuurlijk niet ontkend
wordt, in politicis niets blijvends tot stand biengen:
de monarchale tendentie, waarvan zijn tijd vol was,
is als een sneltrein heengereden over de
reactionnaire klappertjes, die Sulla op de rails had gelegd
om den trein te doen ontsporen. Men heeft het
Sulla wel als verdienste aangerekend, dat hij naast
zijn senaatspolitiek toch den boerenstand trachtte
te doen herleven door talrijke veteranenkolonies
in Italiëte stichten, dat hij daarmee toch eigenlijk
de agrarische politiek der Gracchen voortzette. Het
is juist; maar die verdienste zinkt geheel in het
niet bij het feit, dat juist Sulla het was, die den
boerenstand welhaast den genadestoot gaf door
gansche streken van Italiëtot de laatste muis uit
te moorden en te verwoesten. Wat hij met de eene
hand genomen had, gaf hij met de andere slechts
ten deele terug. Neen, de verdienste van Sulla voor
de Bomeinsche geschiedenis is louter negatief: hij
heeft de ontwikkeling tot de monarchie eenige tien
tallen van jaren vertraagd. Die verdienste is niet
gering, maar zij gaat geheel buiten Sulla's eigen wil
om: zij heeft tot gevolg gehad, dat Caesar en Augus
tus het zouden zijn, die de monarchie zouden schep
pen, en dat was een groot geluk. Maar het was nu
juist niet, wat Sulla. zelf bedoeld had.
Vragen wij ons nu af, wat de figuur van Sulla,
die zijn eigenHijd niet begreep en wiens politieke
Irma Gnunatica
T BMA GBAMATICA heeft bij de zeldzame
koeren, dat zij hier speelde, de omstandig
heden niet mee gehad. In den schaduw van haar
groote, zij het misschien eenzijdig-groote zuster
trad zij op in een zeer zwak repertoire, dat een
gebrekkige en zeker niet al te gunstige kijk op haar
talent gegeven heeft.
Ik zag haar in Israël", een oude en naar het mij
voorkwam waardelooze Bernstein, geheel gebouwd
op n scène in het tweede bedrijf, waarin de zoon
moet ervaren, dat de Jood, dien hij beschimpte,
eens de minnaar van zijn moeder was en zijn vader
werd. Irma Gramatica trof hier door het stille,
intérieure spel: minder brillant dan dat van haar
zuster, maar waarschijnlijk van eenzelfde opzet.
In haar groote scène die de episoden van dit
redeneer-stuk overbodig maakt en dan ook vol
komen terecht bij het afscheid der beide actrices
als spectacle coupégegeven werd speelde zij een
moederrol met alle smartelijke, nobele nuancen,
maar niet overweldigend, niet meer dan doordrin
gend en natuurlijk-gevoelig genre-werk. En zelfs
dit werd nog gestoord door een der eigenaardighe
den van het Italiaansche spel, om bij pathetische
peroraties plotseling het anders zoo zuivere ruimte
besef van het tooneel te verliezen en op het voor
plan en face te gaan spelen. Ook haar partner
Memo Benassi liet zich daartoe verleiden, hoewel
wij overigens dezen speler op verschillende avon
den leerden waardeeren als een mannelijk-lyrisch
acteur, die vooral in de lage registers van zijn rol
een sterk en bewogen timbre vond.
maatregelen dan ook een uitsluitend ephemeer
karakter dragen, voor onzen tijd zou kunnen leeren,
dan moet het antwoord wel geheel negatief zijn.
De man, die tevergeefs tegen den stroom roeide,
levert nu niet direct vleiend vergelijkingsmateriaal
voor een staatsman als Mussolini, die zich zoo gaar
ne op zijn constructieve politiek laat voorstaan.
Anders dan manke vergelijkingen zal men hier
trouwens niet kunnen maken. Het lompenproleta
riaat van het oude Bome kan door geen redelijk
mensch, ook al is hij evenmin als schrijver dezes
sociaal-democraat, worden vergeleken met de in
dustriearbeiders, die de meerderheid der moderne
grootestadsbevolking vormen. Verder vraagt men
zich af, hoe het mogelijk is, dat moderne politici,
die het parlementarisme bestrijden, strijdmiddelen
zoeken in een verleden, welks grootste zwak juist
lag in het ontbreken van een parlement. En dan
last, but not least Sulla heeft, toen hij de be
slissing in handen had, vóór den senaat tegen de
monarchie geopteerd, hij heeft de komst vertraagd
van d'e monarchie, die de landen om de
Middellandsche zee gedurende twee eeuwen bijna onaf
gebroken zoo voortreffelijk wist te besturen, als zij
noch vóór noch na dien ooit bestuurd zijn, óók nu
niet. Welnu, wat zoekt de monarchist Daudet
??mirabile necnon miserabile dictu bij dezen
inan, die practisch in de geschiedenis van zijn eigen
tijd geen rol speelde en die nota bene de incarnatie
van den anti-monarchist was? Twee dingen blijken
daar met zekerheid uit: lo. dat het Daudet niet
direct om een goede monarchie tedoen is; 2o. dat hij
het stuitend wanbeheer van den senaat in Sulla's
tijd blijkbaar zoo verwerpelijk nog niet vindt, wat
voor Frankrijk het ergste doet vreezen, voor het
geval hij boven mocht komen te drijven.
Maar hiermee is dan ook waarlijk genoeg eer be
wezen aan dezen edelen bewonderaar der klassieke
Oudheid. Voorvechters van dit niveau kunnen de
klassieke vorming slechts in discrediet brengen bij
de verstandige helft van het publiek. Non tali
auxilio !
*) Sinds hei jaar 89 had nagenoeg gansch
Italiëhet Romeinsche burgerrecht.
VAM HELLES
TABAK