De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1927 12 november pagina 12

12 november 1927 – pagina 12

Dit is een ingescande tekst.

DE R0ENE AMSTERDAMMER VAN 12 NOVEMBER 1927 Ne. 3632 Dramatische kroniek door TOP N&EFF Het VtaMMcae Volki-tooneel j De nieuwbakken edelman. ding, meende ik, dat in deze wankele Wereld pal stond: de Molière-stijl. En weinig op het tooneel, zoo meende ik j, kunnen een strengere verplichting opi, meer moeite en zorg vereischen, dan deze , deze vastgesloten, heldere vorm, deze geadelde ,,'traditie met haar bovenmenschelijke révérences, > Jhaar onbetaalbare zijden en fluweelen, haar verruk"^ , linten en lubben, haar meubilair van n Jsche" rij voorname zetels. Welk een van het geheele lichaam, van de stem > gebaar, eer het woord zwiert met den vedervan den breed-gezwaaiden hoed, eer de in schacht verfijnde handen zweven met de l Op de-dansmaat van het beheerscht kunstefc'l Bn welk een taak om door het schittei-toom dffler-nseer dan levensgroote personages tem HWBBcheHjke waarachtigheid en onti re&ÉJkheid te doen ttttutoalen, nog in de r toabattdigate toomden van hun burlesk Om er ten-öotte den glans als van stof te tooveren, die het verdwaasde, op t afetand, van de ordinaire klucht onderJt. Ben mooie Molière" leek mij een van de ie tractaties, waarop een'.tooneelgezelschap publiek onthalen kon. Een geschenk van onfrischheid en onaantastbare gratie, - «en glorie voor den regisseur. Ik heb er mijn Molières" in de kleerenkast eens f", óp aangekeken en mij afgevraagd, of het nage?Slacht met een paar Johan de Meesters" even *^- «legant gechausseerd zou zijn? en wat er van den "Maidigen allegaar-stijl, waarmee de klassieken zoogezegd worden opgefrischt", zal overblijven? Dit privé. Want men moet met zijn tijd meegaan «n een kunstpraestatie geen hoogeren maatstaf r",,aanleggen dan zij vraagt. De bedoeling van het fp^Vlaamsche Vplkstooneel kan geen andere geweest «Ijn dan, gelijk het programma het uitdrukt, «en lolleke" te maken voor een ongeletterd . publiek, dat aan deze willekeurige toonzetting" -y-an den Bourgeois-gentühomme" geen aanstoot neemt, en zich, zoo goed als in het circus, dol ' vermaakt met de clowneske entrees. Het is niet gemakkelijk voor een gezelschap, dat hooge ensce' neeringskosten vermijden moet en plezier heeft in improvisaties welke in de doorgaans weelderiger geëxploiteerde Revue beter ondergebracht zouden kunnen worden om tooneelstukken te vinden, eenigermate passend voor dit divertissement. " "'Niet alle stukken zijn daarvoor geknipt, zooals j/Fkyi", eh uit dien gezichtshoek kan men zeggen, dat de klucht van den Nieuwbakken Edelman", "zpjfs daar waar wij de medewerking van Molière «peurden, een gelukkige vondst is geweest. Het ging best. Het hoedje van Chariey Chaplin op het ' hoofd van den 17e-eeuwschen burger was op zichv zelf wanneer men nu eenmaal alle decorum over boord wil gooien niet maller dan de Turksche ..ceremonie waar-omheen het stuk geschreven heet te zijn; beide betalen tol aan een passie van een x tajdperk. En er stak ontegenzeggelijk fantasie in - de fleurig gearrangeerde intermezzo's, zij het dan f een minder argelooze fantasie dan de verbeeldings kracht, welke een Molière op zijn invallen" bracht. -: Het uitspinnen van dergelijke improvisaties neemt intusschen veel tijd bij een vertooning, die voort. gang moet hebben. Het tempo was daarbij verwon derlijk langzaam?wat haperdeer aan het?rhythme Tn.Vaji-dezen-tijd?" zoodat we wel eens begonnen f ie'verlangen naar den wérvelwind van de Fransche taal en de teugeis der traditie. Doch veel werd gered en. gecompenseerd door het, in dit kader, , »N voortreffelijk-spel van Staf Bruggen als Mijnheer Jourdain; een Vlaamsche Nap de la Mar. Dit spel bracht de geheele, over het algemeen verdien stelijk-dilettantisch gespeelde klucht op een beter plan. Als een prachtig uitgedoschte Chimpansee beheerschte hij het tooneel, doch innerlijk wist hij, trots alle clownerie die van hem gevergd werd, een mensch te blijven, althans iets van menschelijken oorsprong in den goedhartigeu dwaas op te honden. Dat we Molière niet geheel vergaten, dank ten wij aan de kunstzinnige verfijning, waarmee zijn gehandschoende handen hot grof gebaar genietbaar maakten, aan zijn keurige dictie (op z'n Vlaameoh, wel te verstaan) aan z'n deerniswekkenden blik.... Men moest aan het slot, uit eerbied voor hetgeen deze tooneelspeler den geheelen avond praesteert, hem en ons het nu waarlijk al te dunne grapje besparen i van de aan een touwtje omhoog getrokken pruik. Zóó van zijn luister beroofd" behoefde het nu niet! Molière zelf besluit zijn werk schier verzoenend melodieus: Quels spectacles charmant» ! quels plaisirs go tons-nous l Les dieux mêmes, les dieux n'en ont point plus doux." We waren van de godenschemering al ver genoeg afgedwaald, deze ne veer had men mijnheer Jourdain, in naam van al wat menschelijk is, en uit barmhartigheid voor onze O-weeërs, moeten laten. Hébrafeche Ktinstler-theater Habima": Dybnk, Dram. Legende von An-Ski. Het Habima-theater, dat een wereld-reputatie geniet, bracht in ons land, waar we de moderne Russische idealen tot dusver uit de derde en vierde hand ontvingen, de eerste vertooning, die in de richting maatgevend, en ten opzichte van het jong, en stellig nog onvolmaakt streven, voorbeeldig mag worden genoemd. Er was te Amsterdam, waar voor velen de Hebreeuwsche taal een aantrekkelijk heid op zichzelf moet zijn, groote belangstelling voor. Met de keuze van Dybuk" voor de openings voorstelling had men het zich intusschen niet gemakkelijk gemaakt een zeker pleit te winnen. De herinnering aan de naturalistische opvoering van dit werk door het Joodsche gezelschap uit Wilna, bezat den voorsprong van het vertrouwde en reeds in het praedicaat uitgedrukte natuurlijke", dat ons bij alle streven naar vernieuwing toch altijd dierbaar blijft. Hier tegenover moesten andere, ongetwijfeld machtige factoren opzettelijk in het spel gebracht worden.om ook van dit abstracte, vergeestelijkte, mystieke, de kracht en heerlijkheid te bewijzen. Wij hebben elkaar terwille van deze beginselen (Stanislawsky, Wachtangow, Meyerhold) niet doodgeschoten, doch wel waren de opvattingen ook hier verdeeld en de indruk, dien dit spel naliet, gemengd. Dit zou vermoedelijk minder het geval zijn geweest wanneer men naar n alomvattenden stijl Jhacl gestreefd en bij deze sterke styleering het Fgeleken houtsneden, en bij groot misbaar kwamen slechts ankele hoogtepunten, waar een effect zijn uiterste spanning bereikte, tot leven alle her innering aan realisme te weren, zelfs aan het gesublimeerd realisme van Stanislawsky. Hier kroop het bloed, waar het niet gaan kon. De pose der droefheid, het tableau-vivant der hartstochten, in een zuivere sfeer niet verwerpelijk, werd hinderlijk zoodra een der spelers bijv. zijn zakdoek uit zijn zak haalde en zich daarmede omstandig het zweet, of de monschelijke tranen afwischte. De legende van de Dybuk (booze geest) leent zich, dit moet erkend worden, voor deze sterke styleering; de vertooning zou niet ver van het melo drama zijn, indien zij dit cachet miste. Ook daar, waar ten koste der ontroering, vorm werd ver kregen, voelden wij deze opvatting die voor alle mirakel-spelen, passie-spelen en legenden geldt verantwoord. Het verhaal: de liefde-extaze van een jongen wijsgeer, welke hem, die meent zijn natuurlijke bevreding geheel in de geestelijke regionen te kunnen vinden, tot den dood opteert, en de even extatische trouw van het meisje Lea, dat, schoon zij den doode slechts nmaal in haar leven ont moette, van deze liefde bezeten", gelijk een duivelin kamp geeft aan een wereld, welke haar aan dezen band zou willen ontrukken, is als een middeleeuwsch heksenproees, waarbij vooral de omgeving der martelares de dramatische spanning moet opzweepen. Het ritueel der Synagoge, een afzichtelijk vizioen van bruilofts-gasten vader Sender wil Lea aan een rijken zoon van haar volk koppelen en noodigt de kreupelen, lammen en blinden tot don dans -??- en in bot laatsto bpdiïjf: het griezelig verbhjf van den Wónder-Rabbijn, waar recht wordt gesproken en de demon die, in Lea huist", wordt uitgedreven", tot bok zy bezwijkt, om in den dood met den geliefde voor altijd vereenigd te zijn,?droegen daartoe bij. Het scheen ons, (in hetbijzonderdit,,Veemgericht"met de blank-satijnen bruid aan het einde der witte tafel) meer op het sensationeele, dan op het aan grijpende gericht, doch de ernst en de toewijding der spelenden verhieven het toch weder boven die verdenking, en boeiend was het in hooge mate. De voornaamste spelers: de Wónder-Rabbijn in de eerste plaats, maar ook Lea, Vader Sender, de Voedster, in een kort optreden: de jonge Wijsgeer, en de indrukwekkende figuur van" den Bode (Meschula) een soort bemiddelaar tusschen Leven en Dood, bleken voor hun taak berekend, zonder, bij de beklemmende regie waaronder zij stonden, zich persoonlijk als groote talenten te doen kennen. Het waren de groepen, die zich bovenal ouderscheidden. Wat handen" beteekenen voor het tooneel is bekend, maar zelden hebben vrij het handenspel zoo souverein gezien als bij deze gewilde verstarring de gezichten waren als maskers geschminkt van het menschelijk wezen, waarbij alleen de uit bundige Joodsche handgebaren het werk schenen te verrichten. Het afdrukken van het Weekblad belet ons voor het oogenblik al de vragen te stellen, die in ons opkwamen by deze vreemde, grootsche.... en toch weder twijfelachtige vertooning, laat staan er een antwoord op te geven. De vraag, die voor ligt, is deze: zal Goethe's woord Man fühlt die Absicht und man ist verstimmt".... zich in de toekomst handhaven, of zullen we op gezag van Rusland ook daaraan artistiek moeten ontgroeien? LA A T DEN GEVANGENE LOS Het kijkt en reikt, Maar 't hart bezwijkt Van 't wreede nood'loos lijden. Geen luid gefluit Komt 't keelt jen uit: 't Is doodmoe van het strijden. Het gluurt en tuurt; Het borstjen hijgt; Het kopjen schuurt; Het bekjen zwijgt; Het kijkt met doodsangst in 't gezicht Zoo moed'loos naar het licht. De tralies van den engen kooi Ze zijn verguld en o zoo mooi. Dut heeft een vroome mensch gedaan Om 't vogeltjen te hooren slaan, Om 't op te sluiten in zijn huis In een vergulde enge kluis. Maar 'tdiertjen, dal naar buiten ziet, Waardeert der menschen wijsheid niet. Zijn hartjen stikt van zielsverdriet. Laat mij naar buiten, laat mij vrij" Zoo zucht het met het kopje op zij Daarginder wachten vrinden mij, Vriendinnen ook. O, tralies knelt niet langer om mij met geweld !" Nu klemt het met zijn laatste kracht, Gevoerd door hoop, de tralies vast. Beproeft voor 't laatst of het gelukt; Maar slaat zijn kopje en vleugels stuk. Met rollende oogjes 't bekjen hijgt Valt het op zijde en.... het zwijgt Voor altijd. Niemand die er weet Van 't lijden, dat het beestjen leed. Maar sterven in vergulde kooi Och menschen, ja, dat is zoo mooi ! Ik vloek den Lafaard die nog lacht: Waarom den Zanger omgebracht? PEERKE DEN BELG VERZOEKE ALLE STUKKEN VOOR DE REDACTIE IN TE ZENDEN AAN HET SECRETARIAAT VAN DB GROENE AMSTERDAMMER" KEIZERS GRACHT 333, AMSTERDAM.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl