De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1927 12 november pagina 3

12 november 1927 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

DE GROENE AMSTERDAMMER VAN 12 NOVEMBER 1927 I:-: t kr ,, R m. Historie en Cultuur" door Prof. Dr. H. BRUGMANS J^ IET lang geleden hebben wij de- verschijning ^ aangekondigd van de eerste aflevering van dr. Nschers Historie en Cultuur van het Nederlandsche Volk. Reeds thans mogen wij constateeren, dat dit boek met de vijfde aflevering compleet is l . fc ledere aankondiging van een boek als dit kan beginnen met een gelukwensen aan den schrijver, dat Wj n werk van dezen omvang en deze beteekenia in betrekkelijk korten tijd heeft mogen vol tooien. Ieder, die zich wel eens met zulk een samenvattenden arbeid heeft beziggehouden, weet, welke norme zwarigheden daaraan zijn verbonden en welk een geestelijke concentratie daarvoor noodig is. Dat is in het bijzonder het geval met een stof als thans door dr. Fischer is behandeld, men mag wel zeggen overweldigd. Er is op het gebied der Nederlandsche beschavingsgeschiedenis wel een en ander verricht, maar het is er verre van af, dat dat alles tot een compleet overzicht in staat zou stellen. Dr. Fischer zegt dat zelf meer dan eens: hij weet te goed de leemten in zijn samenvatting om er hier nog den nadruk op te leggen. Een werk als dit zou men een eeuw geleden een Proeve hebben genoemd, om het minder stroeve vreemde woord te gebruiken, een Essay. Daarmede wordt het boek van dr. Fischer stellig het best gekarakteriseerd, wat bjj zelf trouwens ook doet door zijn werk een proeve van moderne geschiedenisopvatting te noemen. Daaruit volgt dus, dat wij dit boek slechts in , voorloopige afbetaling kunnen aanvaarden. Ook hierom, omdat het nog niet geheel duidelijk is, wat wij onder cultuur hebben te verstaan en wat dus ook onder cultuurgeschiedenis. Want dat laatste bedoelt dr. Fischer als hij zijn boek Historie en Cultuur noemt. Wat historie is, is duidelijk. Maar wat is cultuur? In de voorrede zegt de schrijver, dat hier voor het eerst een eerlijke poging wordt gedaan om de geschiedenis van Nederland in modernen cultureelen geest te behandelen. Alweer rijst de vraag: wat is in cultu reelen geest? De voorrede geeft verder geen toe lichting. Maar op een plaats, waar men het eigen lijk niet zou verwachten, staat wel een en ander te lezen dat licht geeft. In het overzicht van bronnen en litteratuur op blz. 169 zegt dr. Fischer: Eer wij verder gaan zij het mij veroorloofd, nogmaals aan den opzet van dit handboek te herinneren. Het is niet de bedoeling, het aantal verhalen van de politieke lotgevallen van ons volk weder met n te vermeerderen. Het begrip geschiedenis" beteekent voor het modern bewustzijn iets anders dan het altijd beteekend heeft. Om het in een boek vast te leggen is eenerzij ds noodig, de cultuur elementen naast de politieke en economische te behandelen, op n plan gebracht. Doch een kinder achtig werk zou dat wezen, wanneer men niet hun onderling verband tot hoofdzaak maakte, en dat kan slechts geschieden, door hun oorzaken en wezen grondig na te zien." Wat blijkt hieruit ? Dat dr. Fischer onder cultuur de geestelijke structuur van het menschdom of van een bepaald volk verstaat. Dat is dus de Fransche opvatting, wel wat uitgebreid, van het begrip culture. Wat echter dr. Fischer als een geheel wil beschouwen, en behandelen, dat is wat de Duitschers Kultur noemen, d.w.z. het geheele complex van stoffelijke en geestelijke factoren, die de ontwikkeling van het menschdom en van de volken bepalen. In dit boek zijn dus de geeste lijke elementen in ons volksbestaan samengevoegd of wil men, Samengebracht met de economische en de politieke. Daarmede kan men vrede hebben of liever, het is een opvatting, waarvoor alles is te zeggen; op deze wijze kan een historiographie ontstaan, die het ideaal nabij komt. Maar onder n voorwaarde. Deze, dat men zich duidelijk rekenschap geeft van de verhouding, waarin de drie bovengenoemde cultuurelementen tot elkaar staan. Dr. Fischer spreekt zich daarover niet uitdrukkelijk uit. Maar men kan het uit den geheelen opzet van zijn boek wel opmaken. Voorhem is de staatkundige geschiedenis niet de grond slag van het historische leven, al erkent hij de beteekenis ervan en al laat hij de politieke feiten niet geheel ter zijde. Evenmin is deze onderzoeker 1) Dr. F. H. Fischer, Historie en Cultuur van het Nederlandache Volk. Amsterdam, uitgave De Spieghel", uiigeversbedrijf, 1927. Timmermans' Pallieter >' Teekening voor de Groene Amsterdammer" door Joh. Braalcensiék O IN DEN HEN DRUK IN DEN 15EN DRUK historisch-materialist, al wijst hij hier en daar op den invloed, dien economische factoren op bepaalde geestelijke verschijnselen hebben gehad. Zien wij goed, dan ligt voor hem de hoofdzaak van historie en leven in het geestelijke, de geesteshouding van een bepaalde periode, de geestelijke stroomingen die een volk, in dit geval ons volk in den loop deieeuwen hebben bewogen en zelfs beheerscht. Daarmede in overeenstemming is het, wanneer de schrijver in de voorrede zegt: Ons land valt herhaaldelijk binnen cirkels, waarvan het middel punt elders ligt. Een rationeele geschiedschrijving heeft daarmede rekening te houden. In het aannemen of afwijzen der zich aanbiedende kultuurelementen teekent zich dan van zelf het nationaal karakter tegen de omgeving af." Een dergelijke opvatting van de geschiedenis is zeer aannemelijk, al behoeft ieder het er niet mede eens te zijn. Zij berust in uiterste instantie op de ideeënleer van Wilhelm von Humboldt en is min of meer consequent toegepast door Lamprecht in zijn bekende Deutsche Geschichte. Van verre of van nabij wordt deze methode eigenlijk door alle moderne geschiedschrijvers gevolgd, ook in Nederland. Toch is het boek van dr. Fischer eigenlijk het eerste ten onzent, waar geheel met de overheersching der staatkundige geschiedenis wordt gebroken en waar naar een andere eenheid wordt gezocht dan in de politieke verbinding van een volk is gelegen. Gezocht. Ook gevonden? Met stelligheid zouden wij die vraag niet bevestigend willen beantwoor den. Al dadelijk laat de compositie van het geheele boek nog al wat te wenschen over. In de voorrede concludeert de schrijver: Daarom hebben de latere eeuwen recht op een breeder behandeling dan de meer primitieve". Welnu aan dien eisch beantwoordt het boek volstrekt niet. Op bijna de helft van het geheel is dr. Fischer aan het einde der Middeleeuwen: dan moet ook de periode van Karel V nog komen. Dat is een onevenredigheid, die niet alleen in strijd is met elke redelijke op vatting van onze geschiedenis, maar ook met de beginselen van dr. Fischer zelf. Die onevenre digheid reflecteert immers niet of althans niet geheel de onmiskenbare gebrokenheid in do his torische ontwikkeling van ons volk, maar komt voort uit de weinige vastheid van behandeling, waarvan dit boek blijk geeft. Zie ik wel, dan moet de waarde van het boek van dr. Fischer minder worden gezocht in het geheel dan in de onderdeelen. Onwillekeurig komt daardoor die waarde in een bespreking minder goed tot haar recht. Immers, wanneer men op onderdeelen zou willen ingaan, zou een aankon diging tot een omvang uitdijen, die in breedte het boek van dr Fischer bedenkelijk zou naderen. Daarom moge uitdrukkelijk worden geconstateerd, dat dit boek zich uitnemend laat lezen en dat het daarom ook buiten den kring der mannen van het vak ongetwijfeld die aandacht zal trekken, die het ten volle verdient. Dat niet alleen om den lossen, soms wat losbandigen, maar toch altijd engageanten stijl van dezen auteur. Ook om den zeer rijken inhoud: wat aan het geheel ontbreekt, vindt men in de ruimste mate in de bijzonderheden terug. Wat dr. Fischer zegt over godsdienst, weten schap, kimst, in het algemeen over het geestelijk bestaan van een bepaalde periode, is bijna altijd goed waargenomen en juist gezegd, dikwijls ook origineel en pittig. In dat opzicht gaat hij wel eens te ver: hij heeft sommige antipathieën, die hem niet loslaten en die soms op de verkeerde plaats worden gelucht. Maar in het algemeen zal men verscheiden hoofdstukken met genoegen en ook met vrucht kunnen lezen. Dr. Fischer weet zich ten volle in te leven in het geestesleven van een bepaalde periode, /.oodat hij schertsend kan zeggen: Ik hoop, dat men mij eerst zal houden voor Krypto-Katholiek, dan voor Calvinist, en ten slotte voor vrijzinnig. Het laatste is de waar heid." Ken waarheid, haasten wij ons er aan toe te voegen, die de historische objectiviteit volstrekt niet te kort doet. Wij zagen, dat dr. Fischer zijn boek een proeve van moderne geschiedenisopvatting noemt. Het is natuurlijk meer en ook beter. Het is een poging om de cultuurontwikkeling van liet Nederlandsche volk in eon doorloopende historische beschrijving vast te leggen. Geheel geslaagd is deze poging allerminst; bij betrekkelijk weinig vooronderzoek kon zoodanige poging ook moeilijk slagen. Maar zulke pogingen moeten nu eenmaal worden gedaan, wil men tot een resultaat komen. Samenvatten, wat wij weten, verband leggen, waar het nog niet was, leemten constateeren, die aanvulling behoeven het is alles even nuttig. Dien nuttigen arbeid heeft dr. Fischer verricht; door zijn proeve weten wij, hoe liet thans staat met onze cultuurgeschiede nis. Wij wezen bovendien op de goede bewerking der onderdeelen. Wat kan men eigenlijk in dezen tijd meer verwachten? Zoo is met zijn eigenaardige tekortkomingen het boek van dr. Fischer een aanwinst. Ook hierom, omdat het den stoot kan geven tot een diepere behandeling der problemen, die hij aan de orde heeft gesteld. Nederlandsche Munt Holland's beste 10 cents sigaar

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl