Historisch Archief 1877-1940
DE GROENE AMSTERDAMMER VAN 19 NOVEMBER 1927
No. 2633
De Amerikaansche vergissinj
door Dr. JAN ROMEIN
"l_I-BT Amerikaansche Wirtschaftswunder",
zoo/ als men van Duitsche zijde de wonderbaarlijk
snelle economische ontwikkeling in de Ver. Staten
na den oorlog genoemd heeft, de Amerikaansche
- welvaart", zooals wij, wat bescheidener, plegen
xte zeggen, is nog 'altijd een onderwerp, dat,
te.recht overigens, veler belangstelling heeft. Maar,
zooals vaak, heeft ook hier de legende tot een
wonder" gemaakt, wat slechts recht had op
onze belangstelling als merkwaardigheid. Zelfs
- anders sceptische menschen meenden en meenen
nog veelal te moeten toegeven, dat er in de
,Ver. Staten op industriëel-sociaal gebied iets
bij> 'zonders aan den gang is, en minder sceptisch
aanj gelegden droomen en spreken zelfs van een nieuwen
1 grondslag, daar gelegd, die, overal doorgevoerd, tot
'een billijker verdeeling der nationale rijkdommen
;zoüleiden,, tot een soort socialisme zonder
socia, listen. Ford, "die behalve goedkoope automobielen
'~, j ook goedkoop reclame weet te maken, deed met
'enkele- boeken het zijne om die sociale
verwachItingen, zoowel in de Ver. Staten als daarbuiten,
"inog hooger te spannen en onder de overrijke
literajtuur over dit vraagstuk verscheen o. a. een boek,
|dat tot titel heeft Ford oder Marx". Een
soort'geljjke beteekenis schrijft ook de Fransche
socioloog AndréSiegfried aan het momenteel in de
jVer. Staten vigeerende economische systeem toe,
'blijkens het slotwoord van zijn. overigens
voortrefielijk, onlangs ook in het Hollandsen verschenen
"iboek Amerika". Het slotwoord rept van een dis
cussie die zich verbreedt tot een over Ford en
Ghandi". Is er bij Ford, is er in de Ver. Staten
-echter werkelijk sprake van een nieuw sociaal
stelaBel, of zelfs maar van een vernieuwing van het oude ?
Een in September in de Econ. St. Berichten"
verschenen artikel van den heer Geudeker 1), is
Voor mij aanleiding, deze vraag hier te stellen. Aan
?den heer Geudeker komt de niet geringe verdienste
"toe, de discussie over de Amerikaansche welvaart
?op de reëele basis van de feiten te hebben gesteld,
-althans daartoe een belangrijke bijdrage te hebben
geleverd: eenig en onvermijdelijk uitgangspunt
inderdaad van al zulke discussies, maar niet vaak
ingenomen, omdat het nu eenmaal gemakkelijker
is met 'een wierook-vat of een kritiek-kwast te
zwaaien, dan het noodige statistische materiaal te
verzamelen, te ordenen en in zijn ware beteekenis
te doorzien.
De cijfers nu, die de heer Geudeker geeft voor
zoover zijn artikel de Ver. Staten betreft, zijn ont
leend aan het National Bureau of Economie
Research", loopende over de jaren 1922?'26, en
deze -?officieele cijfers leeren, kort samengevat,
tet volgende:
Het totale inkomen (in millioenen dollars) in de
Ver. Staten bedroeg in 1913: 32.000; in 1921:
62.736; 1922: 65.567; 1926: 89.682 of, dit laatste
in dollars van 1913: 52.900. Berekend per hoofd
der bevolking worden deze cijfers in 1913: 329; in
1921: 579; in 1926: 770, of, dit laatste in dollars
van 1013: 455.
K In Amerika zijn sedert 1921 de prijzen niet ge
stegen, waaruit volgt, dat in 1926 het volksinkomen
per hoofd der bevolking 33 pCt. hooger was dan in
1921. De gemiddelde Amerikaan geniet, de waarde
vermindering van den dollar sedert 1913
inbegrsoverwerkte
zenuwen
kalmeeren en worden
gesterkt door
Buisje 75ct.Bij Apoth.en Drogisten.
pen, dus bijna l J maal zooveel inkomen als in
1913.
Dus toch groote welvaart? Ongetwijfeld: voor
den gemiddelden" Amerikaan, hetgeen echter iets
anders is dan de individueele" Amerikaan;
een verschil, dat men gewoonlijk bij de beoordee
ling van den economischen toestand in de Ver.
Staten verwaarloost.
Hoe belangrijk dit verschil is, leeren de andere
cijfers die de heer Geudeker geeft, n.l. die over de
inkomsten-belasting. Hieruit blijkt, dat in de Ver.
Staten 69 pCt. der in de inkomstenbelasting
aangeslagenen een inkomen heeft van hoogstens 3000
dollar, slechts 31 pCt. der aangeslagenen heeft
3000 dollar of meer inkomen. Deze 31 pCt. wei
gestelden zijn te zamen 2.300.000 menschen, of
m. a. w. slechts 2 pCt. der bevolking van 117
millioen. Bij deze 2 pCt. dienen dan zij opgeteld, die
weliswaar geen eigen inkomen hebben, maar niet
temin leven in de sfeer der 3000 dollar-en-meer ge
nietenden, in de eerste plaats dus hun vroxiwen en
kinderen.
Maar hiermee zijn wij er nog niet, want alle aan
geslagenen in de inkomstenbelasting tezamen
vormen nog weer een kleine bevoorrechte catego
rie, immers zij vormen te zamen slechts 7 pCt. der
totale bevolking. 93 pCt. daarvan betaalt in het
geheel geen inkomstenbelasting. Ook wanneer men,
wat billijk is, hiervan aftrekt de bovengenoemde
categorie van meegenietenden zonder eigen in
komen, houdt men een respectabel percentage over
voor hen, wier inkomen de 1000 dollar per jaar niet
haalt.
* *
*
Men zal moeten toegeven, dat deze cijfers een
geheel ander licht op de Amerikaansche welvaart"
werpen ! Of wil men tegenwerpen, dat 1000 dollar
dan toch nog altijd / 2500 is, en dat iemand, die
een inkomen geniet dat daar iets beneden blijft,
nog niet arm te noemen is? Deze tegenwerping gaat
echter niet op. zooals de heer Oeudeker eveneens
laat zien aan de hand van het boek van King 2).
Deze toch nam reeds vóór den oorlog een
welstandsgrens van 800 dollar per jaar en hij becijferde toen,
dat 53 pCt. der bevolking van de Ver. Staten leefde
van minder, en 47 pCt. van meer dan 800 dollar per
jaar. De meerderheid van 53 pCt. legde beslag op
26 pCt., de minderheid van 47 pCt. op 74 pCt. van
het totale nationale inkomen. Vergelijken wij nu de
uitkomst van King met wat o. i. uit de door den
heer Geudeker gegeven cijfers blijkt, dan komt men
tot de conclusie, dat er in die verhouding sedert
King vermoedelijk geen verandering gekomen is,
dan deze, dat de meerderheid der bevolking ook
vroeger weliswaar beneden de welstandsgrens
leefde, maar dat zij nu bovendien nog zwaarder
belast is. Immers, toen King schreef, waren inko
mens tot 3000 dollar vrij van belasting, tegenwoor
dig is die grens tot 1000 dollar verlaagd: precies het
zelfde verschijnsel dus dat zich overal heeft voor
gedaan.
Maar de beroemde, bijna beruchte hooge loonen
dan, die in de Ver. Staten worden betaald? Is dat
dan alles zwendel? Geenszins. Het gemiddelde loon,
in de textiel-industrie betaald, is inderdaad vol
gens de Census Statistics of Manufacture" 1254
dollar per jaar. Maar ook hier is de gemiddelde"
textiel-arbeider weer iets anders dan de individu
eele textielarbeider: het gemiddelde is samengesteld
uit de weinigen die veel meer en uit de velen die
minder verdienen. Een wever in een
zijden-kousenfabriek maakt 80 dollar in de week, maar zijn hulp
arbeiders gaan met slechts 20 dollar in dienzelfden
tijd naar huis !
De juistere opvatting omtrent wat er in Amerika
gebeurt, is trouwens kortgeleden begonnen in meer
hoofden door te dringen dan in die van enkele
scherpzinnige en onbevangen rekenende economen.
De New-Yorksche correspondent van de N. K.
Ct.", schreef den liden Sept. aan zijn blad: Veel
ophef wordt er altijd gemaakt van de hooge loonen,
waarin de Amerikaansche arbeider zich verheugen
mag. Een onlangs door het Departement van Arbeid
te Washington gepubliceerd staatje vermeldt ech
ter, dat er in het jaar 1926 aan de spoorwegen alleen
ruim 200.000 ongeschoolde arbeiders werkzaam
waren, wier gemiddeld weekloon 17 dollar bedroeg.
Het weekloon der unskilled"-arbeiders in de hout
industrie, kolen-mijnen, ijzergieterijen,
automobielSINT
COL A A 8
GEEFT
l ETS
VOOR
U W
HUIS
MEUBELTJES
PERZ. KLEEDJES
AR M S TOELTJ ES
LAMPEN ? KUSSENS
P O T T E R Y
DER
OHCH
fabrieken beliep van 10 tot 25 dollar. En dat bij de
tegenwoordige Amerikaansche hooge prijzen !"
Een ander berichtje in datzelfde blad van 11 Oct.
ochtendbL, roert een ander, maar hiermee niette
min samenhangend chapiter aan, hetzelfde, waarop
ik ook wees in mijn vorig artikel over de ..Ameri
kaansche welvaart" 3), en wel dat van de komende
crisis: Het is niet al goud wat er blinkt" lezen
wij daar , en de secretaris der afdeeliiig der
metaalvakken van de Amerikaansche Federatie van
den Arbeid, Frey, heeft dit ten opzichte van wat
hij den z.g. voorspoed" der Ver. Staten noemt,
onomwonden gezegd: Volgens den heer Frey zijn
er op het oogenblik in de Ver. Staten 1.000.000
werkloozen, en 3.500.000 arbeiders (mannen eit
vrouwen) die maar den halven tijd werken. De slapte
openbaart zich vooral in de steenkool-, textiel- en
kleedingindustrie. De vooruitzichten voor den a.s.
winter zijn dan ook, wat de Ver. Staten betreft, in
het geheel niet heel rooskleurig.
Zoo ziet het Amerikaansche
Wirtschaftwunder" er in het licht der nuchtere feiten heel anders
uit dan in den Fordschen maneschijn en den
rozeiigeur zijner Europeesche vereerders. Wat er van
overblijft is dit: een kleine groep rijke ondernemers
en kapitalisten, een iets grootere groep geprivile
gieerde beambten en arbeiders, tezamen (zonder
hun vrouwen en kinderen), 2 pCt. der bevolking
uitmakende; vervolgens 5 pCt. (/.onder hun vrou
wen en kinderen), die bij de gratie van het
Coolidgebewind ook hun penningske aan den fiscus mogen
offeren maar daar tegenover de breede, breede
massa, die moet zien rond te komen van een in
komen, dat reeds vóór den oorlog door een schrijver
over sociale onderwerpen van erkend gezag werd
beschouwd als te liggen beneden de welvaart
sgrens. De Ver. Staten leveren in dat opzicht geen
ander beeld dan Europa en als het van sommige
Europeesche landen afwijkt, is het misschien in
ongunstigen zin.
Is er dan geen reden van de Amerikaansche
vergissing" te spreken en haar te herstellen?
1) Econ, Stat. Berichten No. 611 en 612 (14
en 21 Sept. 1927). Cijfers omtrent het
volksinTcomen in de Ver. St. en in Nederland, benevens
eenige aanteekeningen omtrent het nationaal ver
mogen in beide landen".
2) W. J. King, The wealth and income of the
People of the United States". N-York 1916 (uit
verkocht).
3) Zie dit weekblad van 23 April jl.
«Sr
Kon. Meubeltransport-Maatschappij
DE GRUYTER 6 Co.
ra *a eva DEN HAAG <**> <K> w
AMSTERDAM - ARNHEM
Bewaarplaatsen voor 'Inboedels