De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1927 26 november pagina 3

26 november 1927 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

" DÉGROENE AMSTERDAMMER VAN 26 NOVEMBER 1927 Het jonge Frankrijk door Df. . HUBER NOODT De afschaffing van de vierde postbestelling Teekening voor de Groene Amsterdammer" door Joh. Braakensiek rtPierre Lafue, La France perdue 1 et retrouveé. (Le Roseau d'Or, , N°18) Paris, Pion, 1927. * Njde onbezorgde tij den voor den oorlog wenschte de, jeugd in Frankrijk slechts n ding: ouder ..worden. Wie nog.geen twintig jaar was, voelde zich alleen. Want de leiders, de meesters ontbraken. De opvoeders der. geesten gaven lessen vol valsch jdeahsme. De kennis der werkelijkheid en haar noodzakelijkheden werd op den achtergrond ge schoven. En de jonge ihtellectueelen waadden rond an een soort machtelooze vrijheid. Groote gebeur tenissen schenen uitgesloten. De feiten leken in ?overeenstemming met de door de school opgelegde logica. Tot de oorlog uitbrak.... Nu de omstandigheden zoo veranderd zijn, is het moeilijk, ons nog in te denken in het geestelijk 'leven van toen. Wij zijn vergeten, wat ons toen ^bezighield, wat toen ons gedachtenleven beheersch' *e. Die jaren, dat tydperk is vervaagd. Maar kunmen wij. de tegenwoordige ideeën begrijpen, wanneer ?vrij er den oorsprong van verwaarloozen ? Misschien heeft de oorlog (en met dit woord ??duidt eigenlijk niemand meer de militaire gebeurte? nissen aan, maar de crisis, die alle uitingen van ' ons bestaan sinds 1914 volkomen heeft gewijzigd) ' aterker ingewerkt op het denken bij de deelnemers ? »an den strijd. Maar ook wij hebben ons niet kunnen ; iiouden buiten de stroomingen elders. Wanneer * <de jonge hoogleeraar Lafue den moed heeft, rond uit en ruwweg de geschiedenis openbaar te maken ?van ,zijn geestelijke ontwikkeling, zóó rond, zóó ruw, dat de letterkundige vorm verwaarloosd j} wordt, dan is zijn boek een document humain van 'T ? ^ooge waarde: Zijn werk toont ons het jonge Vankrijk, dat zich eindelijk heeft ontworsteld aan ?de- denkvormen van een halve eeuw terug, en ern«tig zoekt naar een nieuwe levensbasis, die het vindt hier of ginds, maar die in overeenstemming ?''?'", $8 met zijn historie en m/et het eigen karakter van ?;l traditie en ras. Eerst in de laatste jaren is na de ?" ? schokkende instorting eener oude maatschappij * «en nieuw evenwicht ontstaan, dat nog wel niet i, "volkomen gelijkmatig is, maar waarvan men de '?? - formatie toch wel kan opmerken in een gestadig _'?wijder wordenden kring van intellectueele uitingen. Ik zou er hier wel voor willen waarschuwen, dat , anen zich geen verkeerde voorstelling moet maken i ' -van wat er leeft onder de Fransche geesten van '* liet nieuwe geslacht. Natuurlijk kan men thans '- minder dan ooit .generaliseeren. De maatschappij ij- in Frankrijk heeft te veel schakeeringen dan dat anen alles zou kunnen samenbrengen in een strak ?en beknopt schema. Maar het valt niet te loochenen, ?dat veel groepen van studenten en jonge intellectueelen, hoe verschillend in velerlei détails zij ook ?denken mogen, hun algemeene richtlijn bepalen ?door de punten: nationaal, traditionalist en katholiek. Dit laatste element noem ik onder voor feehoud; misschien is het juister te zeggen: religieus ?of (op gevaar af te veel den omtrek te verdoezelen) jniet-materialist. De komende jaren zullen hoogst waarschijnlijk deze strekking nog accentiieeren. De symptomen nemen steeds toe. Het boek van Xiafue is in dit opzicht vooral belangrijk. Meer dan tweehonderd bladzijden zijn het, en ?werkelijk geen spoorweglectuur. Enkele gedeelten zou ik misschien klaarder wénschen. Maar juist het troebele ervan, het bewogene, doet beter de onrust van het tijdvak begrijpen, dat van geen verpöozing weet en waarin (naar 'n inleidend prospectus zegt) ia maindre erreur spirituette comporte, trop souvent, une expiation sanglante. Ontleden kan ik de ver schillende hoofdstukken niet, nauwelijks samen vatten. De schrijver brandmerkt allereerst de systemaf tische poging tot ontworteling, vóór den oorlog ?door de Fransche opvoeders gedaan. Ieder oogenblik moest ?men het anker kunnen lichten, niets mocht ons binden aan den geboortegrond. Zoo toeweerde men, mannen van ons te maken en zelfs .Tmmanisten." Dus verliest ook de schrijver alle 1>egrip van zijn vaderland, alle liefde voor zijn ?schijnbaar sombere geschiedenis, die er een lijkt "van een land, dat met het hoof d tegen alle muren «toot, omdat het zich verbeeldt het licht door openingen te zien schijnen, in de war geraakt door ?zijn eigen kreten of zijn eigen gebaren, den zin ver liezend van zijn bestemming, en zich voor on«jchuldig hondend aan alle groote rampen, die het zijn jonge jaren ver viel j; de schrijver tot een niet-agressief nihilisme, dat liever miskende en vergat, dan haatteMaar de jeugd wil terug vinden en weer opbouwen, veroveren. Door de opvoeding ver vreemd van het eigen .land, be. schouwt zij dit als een gevangenis. Al wat jong is, vecht tegen verstikking. De Franschman meent, dat hij van vrijheid houdt. Het overkomt hem zelfs, voor haar te sterven... Toch is zijn leven zelf geor ganiseerd, om er buiten te kunnen.. Heeft hij ooit gele genheid, er gebruik van te maken ? De omstandigheden maken hem tot slaaf. Doch die dienstbaarheid ^ is voor hem natuur lijk en gemakkelijk. Hij voelt haar niet. Zonder het te we ten, wordt hij getyranniseerd; maar inderdaad is hij zelf ook tyranniek van instinct. Gaarne houdt hij de ande ren op zijn eigen niveau, dat hem redelijk toeschijnt. Hij beschouwt alles wat er boven uit steekt, en daardoor zijn rust zou kunnen verstoren, als vijandig, wijl 't hem aan zichzelf doet twijfelen." Na een dergelijke bladzijde (kan het paradoxaler, maar ook: kan het mér Fransch?) ziet de lezer zonder vrees den jongen schrijver naar het buitenland trekken, naar de overzijde van den Rijn. Aanvankelijk meent hij er (en het leven wordt er ons kostelijk weergegeven) zijn geestelijk vaderland te vinden. De oorlog breekt uit en hij is volkomen onverschillig. De Fransche Staat, het vaderland rijst plotseling voor hem op, maakt zich meester van het tooneel, tevoren leeg gelaten, en toont zich sterk en veeleischend. Nog blijft de jonge man, en een vriend van hem, individualist als hij, buiten den militairen dwang. Zoo hadden zij tijd, na te denken. En een gestadige omgang met Russische uitgewekenen dreigt de kloof tusschen het land en het jonge intellect nog dieper te maken. Deze wonderlijke geesten, technici der revolutie, als kunst beschouwd", leeren hem alles om te vormen tot verzet. Zij leeren den jongen man haat, en tevens maken zij hem bekend met zijn eigen geestelijke ellende en afhankelijkheid. Instinctief zoekt hij wapenen tegen hun alles om cirkelende, omrankende, neerhalende en wurgende redeneerkunst. Vergeefs! Tot een onverwachte opvoeder hem losrukt uit het warnet. De schrijver ontmoet te Lausanne den toekomstigen beheerscher van Rusland: Lenin. Ik wachtte van hem woorden, die duidelijk weergaven wat ik nog slechts verward voelde, woorden, waardoor ik me zou kunnen verklaren en die mij zouden kunnen bevrijden." En den man, die enkele maanden later zou overnachten in het Tsarenpaleis te Moskou, biecht de jonge, schier hopeloos verdwaalde Franschman al zijn innerlijke conflicten, al zijn aarzeling, al zijn twijfel. Dien dag hoorde hij me eenvoudig aan, antwoordde mij niet, geruimen tijd lang steeds heen en weer loopend (op het terras voor de kathedraal van Lausanne) en zich, aan het eind gekomen, telkens mwendend, langzaam en geduldig. Toen ik ge indigd had en met beklemming wachtte op een woord, dat me binden zou, zette hij zonder meer zijn parapluie tegen de balustrade van het terras, plantte zich wat vaster op zijn kromme beenen, TANTE POS: WAT WILLEN DE MENSCHEN TOCH? JE KAN TOCH NIET VERGEN, DAT IK NA MIJN MIDDAGTHEE DE STRAAT OPGA?" wreef zich in de handen en vertelde me, den rug naar het meer, bijna fluisterend, van.... eenberenjacht in Oost-Siberië." Lenin, die nimmer eenige illusie schijnt te hebben gekoesterd inzake de aanhankelijkheid van den jongen Lafue, geneest hem met zijn brute aphorismen. Er bestaat een zeker antipatriotisme, een ziekte der bourgeoisie, die ik om meer dan n reden wantrouw. Men improviseert zich niet tot revolutionnair. De revolutie is in ons. Zij neemt ons of laat ons los, men moet haar geheel aanvaarden of haar vijand zijn. Ja, ik ben pand faitiste. Ik wensch de nederlaag van het vaderland van Poincaré, van Nicolaas en van Wilhelm, omdat ik de overwinning der andere vaderlanden wil, van die van óns, ik wil zeggen van die ons zullen toebehooren. Waardoor zouden wij onze beginselen doen triomfeeren, als die niet bestonden? Wij zijn niet diegenen, die zeggen, dat hun koninkrijk niet van deze wereld is. Wij willen andere dingen beheerschen dan ruïnes." De harde lessen uit zijn Zwitsersche balling schap gaan reeds vruchten dragen. Gezien van de oevers van het Lac Lémanis het vaderland niet zoo verachtelijk meer als het in den aanvang scheen. Het is 1917. In het leger en daarbuiten dreigt verraad en muiterij, die zonder medelijden wordt onderdrukt. De vriend van den schrijver, weer ?naar het front geroepen, heeft Vergilius in zijn ransel vervangen door revolutionnaire propaganda geschriften. Wij moeten alles aandurven," zegt hij. En hij stort zich regelrecht in den tegenstand. De nacht, die volgt op de ontvangst van den laatsten brief van zijn kameraad, geschreven vóór het salvo van het executiepeloton, brengt het einde van het dolle avontuur van des schrij vers opstandig intellect. Hij poogt de nieuwverrezen macht te benaderen, te begrijpen ten minste, en van wat eerst een kerker was, een voetstuk te maken. Het onder werpen van het individu aan de gemeenschap is voor Lafue de eenige voorwaarde tot zelfbehoud. De soms pijnlijke lezing der laatste bladzijden ontwapent al onze bezwaren niet. Zal de auteur zijn nieuw veroverd standpunt kunnen handhaven? En is deze bekentenis het einde zijner kwelling?

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl