Historisch Archief 1877-1940
ie
Vr-r
. ,,.
roene </\m sterdammer
feckblad voor Nederland
,,.. sinds vijftig jaar
aan de spits der
weekbladen . . . ."
ONDER HQOFDREDACTIE VAN G. W. KERNRAMP
Redacteuren: H. BRUGMANS, M. KANN EN TOP NAEFF
Secretarii der Redactie: C. F. VAN DAM
Ultfl.. N. V. DE GROENE AMSTERDAMMER
KEIZERSGRACHT 333
AMSTERDAM. C
Dun, tóch ijzersterk
OPGERICHT IN 1877
No. 2635
ZATERDAG 3 DECEMBER 1927
Piet Hein en
de zilvervloot
f K
r,
r-v
, p IET Hein treft het niet, dat de herdenking
van zijn geboortedag nog geen jaar vooraf
gaat aan de Septemberweek van 1928, waarin wij
de verovering van de zilvervloot kunnen ophalen.
Er wordt nu meer drukte van hem gemaakt dan
hem lief zou zijn geweest. Hij kan het waar
achtig niet helpen, dat de kranten nu al vol van
hem stonden en het volgende jaar, alsof er nog
niets gebeurd ware, weer met frisschen moed zijn
lof zullen zingen.
Zijn getemperden lof want wij geneeren ons
tegenwoordig een beetje over hem. Of eigenlijk
; niet over hem, maar over de zilveren" vloot,
en over de vreugde, waarmee die hier is binnen
gehaald. Dat laat ons volk van zoo'n
materialistischen kant zien ! En we worden er ook door her
innerd aan allerlei dingen, waarover wij
tegen' woordig liever niet meer spreken: aan zeeslagen,
Waarbij het zoo vreeselijk ruw toeging; aan buit,
? die door geweld werd behaald; er kleefde bloed
aan de Spaansche matten.
Ja, aan boord bezorgd hebben de Spanjaarden
ze hem niet. Zonder vechten kon hij ze niet krijgen.
' Maar gestolen heeft hij ze ook niet. We hadden
nu eenmaal oorlog met de Spanjaarden, en in dien
oorlog was elke partij net als tegenwoordig
er op uit om de tegenpartij zooveel mogelijk
afbreuk te doen, ook en vooral ter zee. De
WestIndische Compagnie, in wier dienst Piet Hein
stond, was eigenlijk een machine de guerre" tegen
Spanje. De bewindhebbers van die Compagnie
gingen naar bed en stonden op met plannen tot
verovering van een Spaansche zilvervloot, en
droomden ondertusschen van het buitmaken
van een rijkgeladen koopvaardij schip, van een
»,vetten Spanjool", zooals zij zeiden. Daar schaam
den ze zich heelemaal niet over,
Piet Hein ook niet. Hij vond het alleen niet ple
zierig, dat ze bij zijn thuiskomst zooveel ophef maak
ten van wat hij verricht had. Hij was betrekkelijk
(jemakkelijk aan de zilvervloot gekomen; hij had
wel voor heeter vuren gestaan; maar die andere
ontmoetingen" met de Spanjaarden hadden niet
zooveel geld in het laadje gebracht; en nu pruttelde
hjj wat, omdat de waardeering van zijne diensten
zoo afhankelijk bleek te zijn van het directe
voordeel dat er door werd behaald.
j Zoodat wij eigenlijk in den geest van Piet Hein
<? -handelen, wanneer wij de verovering van de zilver
vloot niet als hel groote feit uit zijn leven her
denken. .
Maar wat valt er dan verder te herdenken?
'Doen wij dan niet beter zijn nagedachtenis maar
heelemaal met rust te laten?
Er zijn vermoedelijk tegenwoordig een aantal
Nederlanders, die het heel best zouden vinden,
wanneer van menschen als Piet Hein maar heele
maal niet meer gerept werd.
De afschuw van den oorlog, die sinds 1914
zoozeer is gegroeid moge hij blijven groeien, en
zóó, dat hjj van sentiment tot daad wordt strekt
zich ook-uit tot hen, wier plicht hun gebood oor
logsbedrij ven te verrichten. Van de
legeraanvoer. ders en admiralen, die zich bij de vervulling
van dien plicht vermaard hebben gemaakt, wil
men eigenlijk niet meer hooren. Alleen de groote
mannen op geestelijk gebied, Vondel, Rembrandt,
Christiaan Huygens, verdienen te worden her
dacht.
Nu zijn we al lang den tijd ontgroeid, dat de
geschiedenis hoofdzakelijk bestond uit een
opsomming van oorlogen en. wat daar verder bij te pas
komt. Tegen die opvatting van geschiedenis
behoeft niet meer te worden gevochten, al gebeurt
dat nog dikwijls. Maar tegenwoordig dreigt men
in het andere uiterste te vervallen, en wil men
heelemaal niet meer van oorlog hooren, ook bij de
behandeling van tijden, toen het lot van ons volk
afhing van den uitslag van den oorlog; toen de
kerken vol stroomden als het gedonder werd
gehoord van een zeeslag op onze kust; toen duizen
den naar Delfzijl kwamen en zich lieten roeien
naar de vloot van de Ruyter, die de Engelsche
zeemacht was ontzeild en door zijn behouden
terugkeer de verslagenheid wegstreek van de
harten.
Je behoeft niet te blaken van krijgsvuur; je moet
vooral een zeeslag niet als een feest van dapperheid
beschrijven; je kunt al den bitteren ernst ervan
laten proeven: voor de mannen, die hem moesten
leveren, was hij nog altijd veel ernstiger dan voor
degenen, die erover schrijven of praten; ze deden
er later ook geen lange verhalen van, zoomin als
de mannen, die in den wereldoorlog hebben ge
streden, er og gesteld zijn om een gezelschap te
onderhouden met het verhaal van hun lotgevallen;
toen een Spaansch gezant de Ruyter aan de praat
wou brengen over de zeeslagen, die hij beleefd had,
en het gesprek trachtte in te leiden met de vraag,
of het niet vreeselijk was zulke zware gevechten bij
te wonen, kreeg hij ten antwoord: het is wel wat
heet, maar het gaat gauw over"; wanneer zijn
schoonzoon, dominee Somer, hem uit wil hooren,
zwijgt de Ruyter, zoodra hij er de lucht van krijgt,
dat de ander bezig is gegevens te verzamelen voor
een levensbeschrijving.
Als een leeraar om pacifistische redenen
niet over een zeeslag wil spreken, verzuimt hij
eigenlijk een middel om afkeer van oorlog te wek
ken, want zelfs een flauwe schets van de werkelijk
heid daarvan zal de meeste leerlingen doen huive
ren. Maar hij misbruike die aandoeningen niet om
de mannen, die oorlog voerden, te doen deelen in
den afschuw van menschenslachting. Voor hun
genoegen deden zij dat niet. Het was hun bittere
plicht.
Wie zich van dien plicht kweten op zulk een
voortreffelijke wijze als de Ruyter, verdienen voort
te blijven leven in de herinnering van ons volk.
Een de Ruyter was Piet Hein niet; hij heeft
niet aan meer dan veertig gevechten deelgenomen
en vijftien groote zeeslagen geleverd; hij heeft nip';
het commando gevoerd over de vloot in de zwaarste
zeeoorlogen, die wij te verduren hebben gehad;
hij is niet de Theems opgezeild en heeft den
Londenaars niet den schrik om het hart gejaagd; hij heeft
niet, zooals de Ruyter, een ieder voor zich gewon
nen door zijn beminnelijke eigenschappen als
mensch niet omdat hij die miste, maar wij ken
nen hem op verre na niet zoo goed.
Maar uit zijn loopbaan blijkt, dat hij behoorde
tot de beste vertegenwoordigers van ons toenmalig
varensvolk; hij heeft de Oostindische en de
Westindische Compagnie met eere gediend ; wanneer
de openbare meening het verval vari onze oorlogs
vloot gaat wijten aan de jonckers", de edellieden
en hovelingen, zonder ervaring als zeeman, die
tot dusverre admiraal waren geweest, valt op hem,
die van bootsmansjongen af gediend had, de keus,
wanneer in 1629 wordt besloten de leiding van de
vloot aan een pikbroek" toe te vertrouwen.
Slechts korten tijd heeft hij zijn hooge ambt be
kleed, maar lang genoeg om te toonen uit welk
hout hij was gesneden. De goede geest aan boord
liet veel te wenschen over; muiterijen der matrozen
kwamen telkens voor; voor een deel was dat toe te
schrijven aan den slechten kost, de lage gage en
de ongeregelde uitbetaling daarvan.
Een van de eerste oischen, die de nieuwe
DE GROENE AMSTERDAMMER
Prijs per jaargang ?10.?bij vooruitbetaling.
Per No. 35 Cent. Advertentiën ?0.75 per regel.
Postgiro 72880, Oem.-Giro G 1000.
INHOUD:
1. Prof. Dr. G. W. Kernkamp, Piet Hein en de
zilvervloot.
2. Prof. Dr. H. Brugmans, De oude Türfmarkt.
3. Johan Braakenslek, De Conferenties te Genève
Mr. G. H. Arnhardt, Oneerlijke ambtenaren.
4. Prof. Dr. J. Prinsen, Boekbespreking J. G.
Sinia, Malang.
5. L. J. Jordaan, Het Italiaansch-Albaneesch
Verdrag Top Naeff, Dramatische Kroniek.
6. Annie Salomons, Bijkomstigheden.
T. Dr. Jac. P. Thijsse, In den Himalaya Mr.
F. Coenen, Kroniek.
9. E. J. Belinfante, Een nieuwe vrouwenclub.
10. Spreekzaal.
11. H. Middendorp, Jhr. Mr. H. Smissaert Prof.
Dr. H. Brugmans, Nieuwe Uitgaven.
13. Top Naeff, Jean Louis Pisuisse A.
Plasschaert, Schilderkunst.
14. Mr. M. F. Hennus, Schilderkunst O. van
Tussenbroek, Toegepaste Kunst.
15. H. Scholte, Comoedia?C. v. Wessem Muziek.
Tegenstellingen.
17. Jhr. Mr. H. Smissaert, Op,den Econ. Uitkijk.
C. K., Beursspiegel.
18. C. A Klaasse, Duitsche Obligatiën.
19. L. J. Jordaan, Biosco'py.
20. Melis Stoke, Pers en Historie; .?Rijmkronijck
21. Barbarossa, Uit den^fjltmeenteraad, met
ieekeningen door B. van Vllj'rnen.
22. Radiorubriek. ?>*
23. Jantje's Kladschrift Dr. R. Feenstra,
Tikblaadjes.
24. Ce! 2, Telefoon Charivaria.
Omslag: Spelproblemen.
Bijvoegsel: Joh. Braakensiek, Sinterklaas 1927.
Ipalals des
Barnes
Mokka-caraineloai.
huid door fijne melk- L
chocolade Een zeer r
qeslanqde. BONBC^I.
'lllllHHIII":
KINGERS
admiraal stelde, om voortaan willigh, oock
bequaem" zeevolk te krijgen, was: hooger loon,
en prompte uitbetaling aan het volk. Ook een
ander misbruik ging hij te keer; de kapiteins had
den de zorg voor de schaft aan boord, maar een
deel van het daarvoor bestemde geld kwam in hun
eigen zakken terecht; Piet Hein verlangde, dat de
bezorging van de schaft aan de kapiteins zou
worden onttrokken. Hij zelf mocht de inwilliging
van deze wenschen niet beleven; nog in hetzelfde
jaar, waarin hij het commando over de vloot kreeg,
sneuvelde hij tegen de Duinkerkers.
Een admiraal dus, die hart had voor zijn volk,
een democratische" admiraal, zooals hij genoemd
is kan dit misschien hem de verovering van
de zilvervloot doen vergeven?
En ten slotte: de blijdschap over de zilvervloot
is niet alleen een uiting van hebzucht geweest;
de Stadhouder, de officieren en manschappen van
de vloot, de bewindhebbers en aandeelhouders van
do Westindische Compagnie hadden alleen part
aan den buit; de rest had het toekijken; dat die
rest toch zoo lustig zong, was ook uit vreugde over
den slag, die den Spanjaard was toegebracht.
KERNKAMP