De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1927 3 december pagina 13

3 december 1927 – pagina 13

Dit is een ingescande tekst.

"Jf Jean-Louis Pisuisse door TOP NAEFF T TIT het afschuwelijk vizioen van den avond en de eerste verslagenheid, doemt langzamerhand wér '?("*der de^ verbeelding de stoere figuur van den --Nederlandschen Bard, zooals hij altijd, zijn handen in zijn- zakken, vóór ons heeft gestaan. Mensen, durf te leven l" Met zijn stem als een dreigende klaroen, schrikte Jean-Louis Swiep noemden hem kernachtig de vrienden de duffe gelederen aan zijn voete» op, de deftige mijnheeren, de keurige mevrouwen, en wekte in hen een besef van het leven, zooals zijn kunstenaarshart het kende en beleed: huiveringwekkend-schoon en hondsch«llendig. Het leven, waarvoor men moed moet hebben.... Nooit daalde deze liedjeszanger af tot het publiek, Waaraan zijn broodwinning hing; ook daar, waar hij, voor zijn eigen pijnlijk bewustzijn, voor pias speelde", bleef er genoeg bitter bezinksel in zijn stem, genoeg panache in zijn kunstenaarshouding, om den afstand te bewaren. Het aangrijpend timbre van. die stem, heet uit zijn hart, beving de zaal, de ernst van zijn wezen verzoende met spot en hoon. Met n onvervaard gebaar trok hij Het Nut van het Algemeen" op zijn plan, in zijn sfeer, . waar het beste in de menschen ontwaakte: liefde en lust, barmhartigheid en ontzag. Over de geheele wereld onderwierp hij hen aan de macht van zijn persoonlijkheid, onder alle omstandigheden heeft hy de kleine kunst, waarvoor hij streed, groot weten te maken. Een sterk dramatisch temperament, een scherp plastisch vermogen waren zijn gaven t daarbij. Men hoorde niet slechts, men zag wat hij zong, ter eere van het levende leven, waartoe de mensch geroepen is, met al zijn goeden wil en al «ijn arbeidskracht. Si tu veux tre libre et fort, Travaüle l" Een weldaad zijn die avonden geweest, waarop *i8ui8se met zijn overtuigend geluid gestalte gaf Mm de woorden van zijn vereerden dichter Xavier " Privas, waarop hij den wijnstok liet bloeien, het Stampen van het hijschblok deed dreunen door den cadans van het vers, den alledaagschen levenseisch . Verlichtte tot een vreugde en een bezit. Weldadig " voor duizenden, niet het minst om den lach, die wit de onverbiddelijkheid van dit leven opsprong, redde uit het beschamend, ontroerend, en van den «aderen kant weer verheffend bewustzijn onzer " armzaügheid. Niet van de lucht was dikwijls die lach, welke het evenwicht herstelde tegenover het geweldige, dat trilde en snikte en zwoegde in het levenslied". Mensch, durf te leven Pisuisse heeft het niet gevreesd. Een gelukkig avontuur zoo scheen het ons toe, van den dag af dat hij met Max Blokzijl en h«t orgeltje de straat op trok, overal de kameraden vond, en harten, die voor hem open gingen; ge? durfd en gelukkig, trots alles, wat den gevoeligen kunstenaar onder de menschen niet wordt bespaard. Schilderkunst door A. PLASSCHAERT Ka the Kollwitz, in Den Cirkel; Den Haag Het werk van Kathe Kollwitz, ik heb het lang geleden al geschreven, komt rechtstreeks uit de diepste aandoeningen voort van een werkelijke vrouw. Het is nooit geestig; het heeft nooit een scherp-geestehjke verfijning, het is grooter dan geestigheid, en eeuwiger dan alle soorten van geestelijke verfijning; het is 't gevoel in opstand, of het is het hart in treuren, vertwijfelen of be rusten. Het is revolutionnair, omdat dit vrouwehart het leed van geen enkel mensch, en zeker van geen enkele arme verdraagt; het is de Liefde dan, niet neergezeten in het geluk of vol bepeinzing en her innering, het is de Liefde, die een daad is, en op heffen wil wat wordt vertrapt, of waarnaar wordt .getrapt; het Werk erkent de gelijke rechten op het geluk van wie ook, en het haat de belemmering , daarvan; de dorre Harten haat het. Het moet die haten, omdat, ik herhaal, het uit de Liefde leeft, en niet vftn het Medelijden. En het spreekt van zelf, dat dat revolutionnaire in het jonge werk het grootst is, en in de uitbundigheid der aanklacht zijn kracht zoekt. Dat kan nooit anders; dat is het dadenzoekende van de steeds eenzijdige Jeugd. Maar er is iets grooters dan het uitbundige, dat den schok eischt, het "neerslaan, het vernietigen, en dat is de langzame aanklacht, die eens begonnen, geen einde meer schijnt te kennen. En deze aan klacht, dat stiller getij van de Liefde, zoekt van zelf de altijd zich herhalende, en eeuwig smartelijke dingen. Altijd toch zijn wij bevreesd te verliezen wat, uit ons zelf, ons eigen werd, een kind. En de Moeder en het kind, de Moeder en het gestorven kind voerde Kollwitz, kunst op een der edelste domeinen van het menschelijke leven; daar is de aardomspannende, ten hemel stijgende teederheid; daar is het bloed geworden zonder egoïsme; daar werd de natuur onbewust voor zichzelf tot een immer herhaald geven. En dat gestorven kind zag Kathe Kollwitz bij de Moeder nog op tweeërlei wijze; d'eene is de wanhoop van het verliep, het niet kunnen loslaten; het is de Moeder, die, in woeste wanhoop, uit de Macht van haar eigen leven dat leven vernieuwen wou, en wat stierf; en het is die andere wijze, de meest aandoenlijke, het kind sussend willen wiegen in een zoeten slaap, of het kussen met een kus, die de gansche ziel en het gansch bezit van het kind saamdringt naar de lippen, en waar de kus is: alle wanhoop, langzaam, en alle teederheid, voor eeuwig. Het is dan, dat de oogleên neerzijgen, en de wanhoop zonder spraak is geworden; en dat het Wachten begint. Zulke dingen zijn alleen waar, ook in de kunst, als zij eenvoudig zijn gegeven, en als hun eindeloosheid niet werd aangetast door noodelooze beperkingen van" ijdele voornemens. Zóó gaf Kathe Kollwitz haar werk. Een enkle maal breekt de teederheid ongestremd door angst of verlies uit in de Moeder, en we vinden dan een lach, die als de luchte rim peling is van het geluk; een enkle maal is al het leed, het schrijnende van dat leed voorbij, en we vinden dan bij haar de effenende herinnering, die, na het Leed, wij de vertroosting heeten. KUNSTHANDEL V. H. HOFSTEE DEELMAN Galerij van Moderne Kunst PIET VAN WIJNGAERDT G. Ehrlich. in De Bron, den Haag. IHet beeldhouwwerk van Ebrlich is slechts ver tegenwoordigd door twee koppen, die te midden. der teekeningen etc. tentoon zijn gesteld. Toch blijkt uit deze koppen, en uit wat photographieën naar ander beeldhouwwerk doen vermoeden, dat deze uitstalling zeer onvolledig werd, juist door een te groote afwezigheid van plastisch werk, en het blijft te betreuren, dat door de te hooge kosten. der verzending, Ehrlich verhinderd werd te toonen,. wat hem zou geven op zijn best. Het beeldhouwwerk van Ehrlich is zeer een voudig op het eerste gezicht. Het verwondert nietbovenmate, en, gewend als wij zijn aan felleschokken, kan het menigeen koel laten, wiensontroering langzamerhand werd ingesteld op zulk fel geschok. Maar dat komt niet, doordat het werk niets beduidt, het komt alleen daaruit voort,. dat het zijn inhoud ontving door iemand, wjen» ontroering op fijne, soms haast gracieuze wijs tot haar eindelijk leven komt. Er is in het beeldhouw werk van Ehrlich: leven ten eerste, beschaving ten: tweede en bekoorlijkheid ten derde. Het Js werk,, dat wint bij het bezien; niet iets dat overrompeltr en daarna niets meer in u zelf doet roeren. Het iswerk voor een binnenkamer, omdat het daar zijn. ganschen inhoud zachtkens-aan, langzamerhand kan toonen, en omdat daar, in de rust eener ge kende omgeving, het bewijzen kan wat het aan diepte en aan weemoed zonder zwaarte bezit; het werk is gemodelleerd met fijne handen door een, fijnen geest. Nieuwe uitgaven Het zesde winterboek van dn wereldbibliotheek 1927?1928, bevat o. a.: Acht platen in vier kleurendruk naar werken van: W. van Konijnen burg Willem Witsen, Troyon, Cornelis Troost, Bubens en Adriaen van Ostade; twee houtsneden in vier kleuren van Henri Wils en arti kelen over W. van Konijnenburg door Dr. Franz. Dülberg en over Cornelis Troost door Cornelis. Veth. Verder: Een Tooneelspel door J. A. SimonsMees en letterkundige bijdragen van Stijn Streuvels, N. van Suchtelen, Is. Querido, MarieSchmitz, L. Simons. Illustraties van Pol Dom en Johan Dijkstra». Kunsthandel D. G. SANTEE LAND WEER Heerengracht 396 Amsterdam Tentoonstelling graphisch werk door ROD. BRESDIN verlengd tot en met 10 Dec. Jong, nog geen vijftig jaar, is van Pisuisse de consequentie van den - levensdurf gevraagd: de moed te sterven. Op de straat, waar hij zijn loop baan begon, vond hij; het einde, verbijsterend plotseling. Heeft de dood in den verraderlijken vorm, waarin hij hem overviel hem ook innerlijk verrast? Misschien minder dan wij gelooven. Immers, waar deze zanger van het leven zong, daar zong hij van den dood. Van den lieven Dood van Basel", en van den grooten Dood, die niemand onderscheidt. Tu t'en iras les pieds devant, Ainsi que tous ceux de ta race. ..." Hij zag eruit, met zijn oolijk chansonnier-gezicht, onbeschaamd en verlegen, gul en verveeld, blij moedig en triest, of hij m.ët den dood op niet minder vertrouwelijken voet stond dan met het leven. Van het zwerversbestaan om den broode zijn hem de laatste loodjes kwijtgescholden. En het oogenblik van bezinning is vol romantiek geweest. Het laatste middagmaal met haar, die zijn leven deelde,. een paar woorden op een vodje papier. ... en hetvonnis was geteekend, voltrokken ter plaatse, in het hart van Amsterdam, in de schaduw van het. beeld, dat voor den kunstenaar hoogst symbool is. Wat Nederland bij dit verlies te betreuren heeft> is groot. In het tumult der stemmen, die gehoord willen worden, is een stem, waarnaar geluisterd wordt, zeldzaam. Er zwijgen er al vele. En het privilegie der persoonlijkheid met hen. Onder dit smartelijk bewustzijn is Jean-Louis Pisuisse, vergezeld van zijn jonge vrouw Jenny GUliams, door de kameraden naar zijn laatste rust plaats gedragen, les pieds devant. ,,Ich los die Welt vom Leide, Von lück und Schmerz und Not; Ich nehm Euch alle beide.. . . Trumpf-Ass ! Ich bin der Tod.1'

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl