Historisch Archief 1877-1940
"Jf
Jean-Louis Pisuisse
door TOP NAEFF
T TIT het afschuwelijk vizioen van den avond en de
eerste verslagenheid, doemt langzamerhand wér
'?("*der de^ verbeelding de stoere figuur van den
--Nederlandschen Bard, zooals hij altijd, zijn handen
in zijn- zakken, vóór ons heeft gestaan.
Mensen, durf te leven l" Met zijn stem als een
dreigende klaroen, schrikte Jean-Louis Swiep
noemden hem kernachtig de vrienden de duffe
gelederen aan zijn voete» op, de deftige mijnheeren,
de keurige mevrouwen, en wekte in hen een besef
van het leven, zooals zijn kunstenaarshart het kende
en beleed: huiveringwekkend-schoon en
hondsch«llendig. Het leven, waarvoor men moed moet
hebben....
Nooit daalde deze liedjeszanger af tot het publiek,
Waaraan zijn broodwinning hing; ook daar, waar hij,
voor zijn eigen pijnlijk bewustzijn, voor pias
speelde", bleef er genoeg bitter bezinksel in zijn
stem, genoeg panache in zijn kunstenaarshouding,
om den afstand te bewaren. Het aangrijpend timbre
van. die stem, heet uit zijn hart, beving de zaal,
de ernst van zijn wezen verzoende met spot en
hoon. Met n onvervaard gebaar trok hij Het
Nut van het Algemeen" op zijn plan, in zijn sfeer,
. waar het beste in de menschen ontwaakte: liefde
en lust, barmhartigheid en ontzag. Over de geheele
wereld onderwierp hij hen aan de macht van zijn
persoonlijkheid, onder alle omstandigheden heeft
hy de kleine kunst, waarvoor hij streed, groot weten
te maken. Een sterk dramatisch temperament,
een scherp plastisch vermogen waren zijn gaven
t daarbij. Men hoorde niet slechts, men zag wat hij
zong, ter eere van het levende leven, waartoe de
mensch geroepen is, met al zijn goeden wil en al
«ijn arbeidskracht.
Si tu veux tre libre et fort,
Travaüle l"
Een weldaad zijn die avonden geweest, waarop
*i8ui8se met zijn overtuigend geluid gestalte gaf
Mm de woorden van zijn vereerden dichter Xavier
" Privas, waarop hij den wijnstok liet bloeien, het
Stampen van het hijschblok deed dreunen door den
cadans van het vers, den alledaagschen levenseisch
. Verlichtte tot een vreugde en een bezit. Weldadig
" voor duizenden, niet het minst om den lach, die
wit de onverbiddelijkheid van dit leven opsprong,
redde uit het beschamend, ontroerend, en van den
«aderen kant weer verheffend bewustzijn onzer
" armzaügheid. Niet van de lucht was dikwijls die
lach, welke het evenwicht herstelde tegenover het
geweldige, dat trilde en snikte en zwoegde in het
levenslied".
Mensch, durf te leven Pisuisse heeft het niet
gevreesd. Een gelukkig avontuur zoo scheen het ons
toe, van den dag af dat hij met Max Blokzijl en
h«t orgeltje de straat op trok, overal de kameraden
vond, en harten, die voor hem open gingen;
ge? durfd en gelukkig, trots alles, wat den gevoeligen
kunstenaar onder de menschen niet wordt bespaard.
Schilderkunst
door A. PLASSCHAERT
Ka the Kollwitz, in Den Cirkel; Den Haag
Het werk van Kathe Kollwitz, ik heb het lang
geleden al geschreven, komt rechtstreeks uit de
diepste aandoeningen voort van een werkelijke
vrouw. Het is nooit geestig; het heeft nooit een
scherp-geestehjke verfijning, het is grooter dan
geestigheid, en eeuwiger dan alle soorten van
geestelijke verfijning; het is 't gevoel in opstand,
of het is het hart in treuren, vertwijfelen of be
rusten. Het is revolutionnair, omdat dit vrouwehart
het leed van geen enkel mensch, en zeker van geen
enkele arme verdraagt; het is de Liefde dan, niet
neergezeten in het geluk of vol bepeinzing en her
innering, het is de Liefde, die een daad is, en op
heffen wil wat wordt vertrapt, of waarnaar wordt
.getrapt; het Werk erkent de gelijke rechten op het
geluk van wie ook, en het haat de belemmering
, daarvan; de dorre Harten haat het. Het moet die
haten, omdat, ik herhaal, het uit de Liefde leeft,
en niet vftn het Medelijden. En het spreekt van
zelf, dat dat revolutionnaire in het jonge werk het
grootst is, en in de uitbundigheid der aanklacht
zijn kracht zoekt. Dat kan nooit anders; dat is het
dadenzoekende van de steeds eenzijdige Jeugd.
Maar er is iets grooters dan het uitbundige, dat
den schok eischt, het "neerslaan, het vernietigen,
en dat is de langzame aanklacht, die eens begonnen,
geen einde meer schijnt te kennen. En deze aan
klacht, dat stiller getij van de Liefde, zoekt van
zelf de altijd zich herhalende, en eeuwig smartelijke
dingen. Altijd toch zijn wij bevreesd te verliezen
wat, uit ons zelf, ons eigen werd, een kind. En de
Moeder en het kind, de Moeder en het gestorven
kind voerde Kollwitz, kunst op een der edelste
domeinen van het menschelijke leven; daar is de
aardomspannende, ten hemel stijgende teederheid;
daar is het bloed geworden zonder egoïsme; daar
werd de natuur onbewust voor zichzelf tot een
immer herhaald geven. En dat gestorven kind zag
Kathe Kollwitz bij de Moeder nog op tweeërlei
wijze; d'eene is de wanhoop van het verliep, het
niet kunnen loslaten; het is de Moeder, die, in
woeste wanhoop, uit de Macht van haar eigen leven
dat leven vernieuwen wou, en wat stierf; en het is
die andere wijze, de meest aandoenlijke, het kind
sussend willen wiegen in een zoeten slaap, of het
kussen met een kus, die de gansche ziel en het
gansch bezit van het kind saamdringt naar de
lippen, en waar de kus is: alle wanhoop, langzaam,
en alle teederheid, voor eeuwig. Het is dan, dat de
oogleên neerzijgen, en de wanhoop zonder spraak
is geworden; en dat het Wachten begint.
Zulke dingen zijn alleen waar, ook in de kunst, als
zij eenvoudig zijn gegeven, en als hun eindeloosheid
niet werd aangetast door noodelooze beperkingen
van" ijdele voornemens. Zóó gaf Kathe Kollwitz
haar werk. Een enkle maal breekt de teederheid
ongestremd door angst of verlies uit in de Moeder,
en we vinden dan een lach, die als de luchte rim
peling is van het geluk; een enkle maal is al het
leed, het schrijnende van dat leed voorbij, en we
vinden dan bij haar de effenende herinnering, die,
na het Leed, wij de vertroosting heeten.
KUNSTHANDEL V. H. HOFSTEE DEELMAN
Galerij van Moderne Kunst
PIET VAN WIJNGAERDT
G. Ehrlich. in De Bron, den Haag.
IHet beeldhouwwerk van Ebrlich is slechts ver
tegenwoordigd door twee koppen, die te midden.
der teekeningen etc. tentoon zijn gesteld. Toch
blijkt uit deze koppen, en uit wat photographieën
naar ander beeldhouwwerk doen vermoeden, dat
deze uitstalling zeer onvolledig werd, juist door
een te groote afwezigheid van plastisch werk, en
het blijft te betreuren, dat door de te hooge kosten.
der verzending, Ehrlich verhinderd werd te toonen,.
wat hem zou geven op zijn best.
Het beeldhouwwerk van Ehrlich is zeer een
voudig op het eerste gezicht. Het verwondert
nietbovenmate, en, gewend als wij zijn aan
felleschokken, kan het menigeen koel laten,
wiensontroering langzamerhand werd ingesteld op zulk
fel geschok. Maar dat komt niet, doordat het
werk niets beduidt, het komt alleen daaruit voort,.
dat het zijn inhoud ontving door iemand, wjen»
ontroering op fijne, soms haast gracieuze wijs tot
haar eindelijk leven komt. Er is in het beeldhouw
werk van Ehrlich: leven ten eerste, beschaving ten:
tweede en bekoorlijkheid ten derde. Het Js werk,,
dat wint bij het bezien; niet iets dat overrompeltr
en daarna niets meer in u zelf doet roeren. Het
iswerk voor een binnenkamer, omdat het daar zijn.
ganschen inhoud zachtkens-aan, langzamerhand
kan toonen, en omdat daar, in de rust eener ge
kende omgeving, het bewijzen kan wat het aan
diepte en aan weemoed zonder zwaarte bezit; het
werk is gemodelleerd met fijne handen door een,
fijnen geest.
Nieuwe uitgaven
Het zesde winterboek van dn wereldbibliotheek
1927?1928, bevat o. a.: Acht platen in vier
kleurendruk naar werken van: W. van Konijnen
burg Willem Witsen, Troyon, Cornelis Troost,
Bubens en Adriaen van Ostade; twee
houtsneden in vier kleuren van Henri Wils en arti
kelen over W. van Konijnenburg door Dr. Franz.
Dülberg en over Cornelis Troost door Cornelis.
Veth.
Verder: Een Tooneelspel door J. A.
SimonsMees en letterkundige bijdragen van Stijn
Streuvels, N. van Suchtelen, Is. Querido,
MarieSchmitz, L. Simons.
Illustraties van Pol Dom en Johan Dijkstra».
Kunsthandel D. G. SANTEE LAND WEER
Heerengracht 396 Amsterdam
Tentoonstelling graphisch werk door ROD. BRESDIN
verlengd tot en met 10 Dec.
Jong, nog geen vijftig jaar, is van Pisuisse de
consequentie van den - levensdurf gevraagd: de
moed te sterven. Op de straat, waar hij zijn loop
baan begon, vond hij; het einde, verbijsterend
plotseling. Heeft de dood in den verraderlijken
vorm, waarin hij hem overviel hem ook innerlijk
verrast? Misschien minder dan wij gelooven.
Immers, waar deze zanger van het leven zong,
daar zong hij van den dood. Van den lieven Dood
van Basel", en van den grooten Dood, die niemand
onderscheidt.
Tu t'en iras les pieds devant,
Ainsi que tous ceux de ta race. ..."
Hij zag eruit, met zijn oolijk chansonnier-gezicht,
onbeschaamd en verlegen, gul en verveeld, blij
moedig en triest, of hij m.ët den dood op niet minder
vertrouwelijken voet stond dan met het leven.
Van het zwerversbestaan om den broode zijn hem
de laatste loodjes kwijtgescholden. En het
oogenblik van bezinning is vol romantiek geweest. Het
laatste middagmaal met haar, die zijn leven deelde,.
een paar woorden op een vodje papier. ... en
hetvonnis was geteekend, voltrokken ter plaatse, in
het hart van Amsterdam, in de schaduw van het.
beeld, dat voor den kunstenaar hoogst symbool is.
Wat Nederland bij dit verlies te betreuren heeft>
is groot. In het tumult der stemmen, die gehoord
willen worden, is een stem, waarnaar geluisterd
wordt, zeldzaam. Er zwijgen er al vele. En het
privilegie der persoonlijkheid met hen.
Onder dit smartelijk bewustzijn is Jean-Louis
Pisuisse, vergezeld van zijn jonge vrouw Jenny
GUliams, door de kameraden naar zijn laatste rust
plaats gedragen, les pieds devant.
,,Ich los die Welt vom Leide,
Von lück und Schmerz und Not;
Ich nehm Euch alle beide.. . .
Trumpf-Ass ! Ich bin der Tod.1'