Historisch Archief 1877-1940
UIT DEN GEMEENTERAAD
DOOR BARBAROSSA
MET TEEKENINGEN VOOR DE GROENE AMSTERDAMMER" DOOR B. VAN VLIJMEN
r'
r
f',
LJ BEFT de heer Solkes een
kippeborst? Zonderlinge vraag, zult u
zeggen,'want wat komt er het op aan
of de vertegenwoordiger van dennetten,
den fatsoenlijken, den weldenkenden
middenstand aldus toegerust het poli
tieke strijdperk is ingetreden ?Er> toch..
Ottderwql hij Dinsdagavond sprak,
kon ik die vraag maar niet uit mijn
hoofd krijgen. Ik zag steeds maar weer
die kippeborst voor mij en bij elke
nieuwe hulde die hij, de eigenaar er
Van, bracht aan politie en brandweer,
zag ik haar op en neer gaan, op en neer.
Het was angstig en ik had bijna
geen oor voor de verheven waarheden
die hij den Voorzitter, hoofd van poli
tie en brandweer en straks misschien
eere-voorzitter van het eere-comit
dat de zaak Solkles-Weiss zal onder
zoeken en toetsen aan de moraal der
eere, in overvloed toevoegde.
En zijn mildheid werd achter de
groene tafel te meer gewaardeerd, waar
te 'voren niets dan hardhandige aan
vallen op de politie gedaan waren.
Daar was in de eerste plaats Seegers,
de bolsjewist. Hij moet mislukt zijn
als zendeling voor het inwendige. Men
voelt dat de karnemelk der
menschehjke goedmoedigheid hem door de
aderen vloeit en, zoo te zien, is er geen
haar kwaad aan hem. Zijn aan gelaat is
wit en wordt witter naar de mate dat
de opwinding zich van hem meester
maakt. Of misschien juister: naar mate
hij zich van zijn opwinding meester
maakt. Want waarlijk en waarachtig
opgewonden, zooals de andere volks
tribunen, wordt hij nooit. Hij beleeft
het niet wat hij ia kleuren en geuren
vertelt, men voelt niet de klappen en
houwen die de kameraden op het
Waterlooplein en elders hebben
opgeloopen, men ziet het onschuldige
bloed niet vloeien, men hoort de
bereden politie in zijn speeches niet aan
komen hollen, noch ziet men de dappere
inspecteurs voor het front der troe
pen op den vijand instormen. Men
zit bij Seegers te veel bij Saartje, de
baker. Hij vertelt al die vreeselijke
gruwelen te goedmoedig, te veel op
n toon, die in den inzet al te luid is
om tegen het einde nog te kunnen
rijzen. Hij schilderde hoe de agenten,
zonder dat er iemand om hem heen
stond, verwoed met het blank geweer
zwaaiden en de Baad lachte. Lachte !
En toch, was het schouwspel niet veel
eerder om van te gruwen dan om te
lachen? Deze wakkeren, aldus door
moordlust bevangen, dat zij het zwaard
ontblooten en er op in hakken zelfs als
er niets te zien is ! Neen, Seegers mist
van de vreedzame burgerij. Is er in
den allerlaatsten tijd geen verandering
in den koers gebracht en wordt de ver
houding tusschen politie en arbeiders
minder vriendschappelijk? Hij noemde
de voorbeelden uit de jongste geschie
denis, die klaarblijkelijk wijzen naar
een minder kameraadschappelijken
omgang tusschen de betoogers en de
agenten, sprak van valsche rapporten
die den Hoofdcommissaris worden
overgelegd en had geconstateerd, dat
de politie voor posters met hoeden op,
eerbiedig uit den weg ging terwijl zij,
zoodra deze zelfde posters petten op
hadden, neergesabeld werden. Vreemd:
op het eerste gezicht, maar kan het
ook niet een heel klein beetje zijn dat
een poster onder een hoed zich een
het talent van een Wijnkoop, de dras
tische, of van Kitz, de verlakkende, of
van .... Gulden, de strijdlustige.
Ja, want dit was de avond van Gul
den. Tooneelen uit langvervlogen tij
den keerden tot de herinnering terug.
Geluiden uit de dagen van Van Leeu
wen's Burgemeesterschap toen hij, de
uit den gemeentedienst wegens zijn
politiek optreden weggeleide", zijn
overkropt gemoed lucht gaf in den
Baad. Daar zat hij, de man die voor
het spelen van goedigen Sint in de
wieg schijnt gelegd, en slingerde een
fel requisitoir naar het hoofd van het
hoofd der politie en hij nam den Bur
gemeester over zijn knie en daar ging
het van klets, klats, klander! Gaan
wij terug naar de periode-Steenkamp,
toen er in onze stad niets
impopulairder was dan de politie ? Toen het eene
hakschandaal nog niet bestorven was
of alweer lagen de straten en grachten
vol met de afgehakte ooren en neuzen
kapitalist voelt en onder een pet meer
verwant aan den proletariër, zoodat
zijn houding daarmede misschien on
bewust in overeenstemming is? En
laat ons ook niet vergeten, dat telkens
als er een betooging gehouden wordt,
het op relletjes beluste publiek, dat
niet direct hoort tot den weldenkenden
en netten middenstand van den heer
Solkles werd mij niet medegedeeld
dat op den avond van de relletjes op
het Rembrandtplein de Zeedijk totaal
ontvolkt was, daar al de toffe jongens
mee in den stoet liepen? er een
sportief genoegen in heeft de politie
te tergen. En is het, dank zij
den voortschrijdenden vooruitgang.
voor een politie-agent niet uiterst
moeilijk op den eersten houw
het onderscheid te zien tusschen
MooieTinus" uit ,,de Stad Hamburg"
en den vakvereeningingsman Wouden
berg of den vertrouwensman Sani
Pothuis V
Er bestaat verschil tusschen een
justitieelen" hak en een politieelen",
verklaarde Gulden, in theorie althans,
maar in de praktijk komt het op het
zelfde neer zij vallen met de zelfde
kracht op je schedel en naar aanleiding
van wat de Minister van Justitie
schreef vond hij, G., het jammer, dat
minister Donner niet midden in de
Sacco-Vanzetti-betooging gestaan had,
dan zou hij wel anders geschreven heb
ben.
Als jongen bestond er voor mij geen
fijnere sport dan nagezeten te worden
door de politie" vertelde Gulden, maar
nu zit hij de politie na en hij zag al
weer den tijd aanbreken, dat in de
revues politie-scènes zouden
ingelascht worden als er tenminste ooit
weer eens een revue gespeeld wordt
die niet uit Parijs of Berlijn gegapt"
is en hij vond dat dit niet de ge
lukkigste tijd voor de politie zijn zou.
De rede was fel, werd met grooten
hartstocht uitgesproken en het was
niet onvermakelijk de uitwerking er
van te zien op de fractiegenooten van
den spreker. De ouderen koesterden
zich als poesen aan zijn warmte in
den beginne althans, maar hoe feller
hij sprak, hoe langer hun gezichten
werden en het scheen wel of hun maag
zulken sterkgekruiden kost niet meer
verdragen kon. De jongeren keken
verbaasd, toen verontrust. Zoo'n toon
en dat uit den mond van een lid van
de fractie die het nette en weldenkende
proletariaat vertegenwoordigt.
Een van de weinigen die er van ge
noot was Woudenberg. Hij vrat elk
woord van Gulden en glom van de
warmte die ze in hem opwekten. Toen
de spreker geëindigd had, lag zijn
fractie uit elkaar geslagen. Er hingen
een paar slap over hun stoelen, eenige
holden weg naar de koffiekamer en de
rest keek of ze een klap van een sabel
op hun schedel hadden gehad. En
Wynkoop brulde zoo hard hij kon:
..Bravo ! !"
Maar met dat al weet ik nog steeds
niet of meneer Solkles, die voor elke
zitting door Dalmeijer wordt opge
pompt, zooals te verstaan werd ge
geven, een kippeborst heeft of niet.
«