Historisch Archief 1877-1940
GROENE AMSTERDAMMER VAN 3 DECEMBER 1927
Vit de Natuur:
In den Himalaja
door Dr. JAC. P. THIJSS
Dr. W. G. N. v. d. Sleen: Vier maanden
kampeeren in den Himalaja. (Rotter
dam, Nijgh en van Ditmar, 178 p.p.
groot 8°, rijk geïllustreerd met foto's,
penteekeningen en kaarten.
T")E opdracht van dit boek luidt: Aan mijn
moeder, die mij praten leerde". Velen zullen
met mij de oude mevrouw Van der Sleen dankbaar
zijn, dat zij dat er zoo goed heeft af gebracht. Vele
Volksuniversiteiten, Nutsdepartementen, Weten
schappelijke en semi-wetenschappelijke genoot
schappen kennen Dr. v. d. Sleen als een aangenaam
en vlot spreker, als iemand, die veel te vertellen
en. veel te vertoonen heeft en er een. eigen, zeer
aan' genomen verhaaltrant op na houdt. Hij heeft een
groot deel van de wereld bereisd en overal goed uit
gekeken, ook veel nieuws en ongewoons gevonden
en ontdekt. Ik heb enkele malen het genoegen ge
had, hem te vergezellen en het altijd bewonderd,
hoe hij door grondige voorbereiding en groote scherp
te van waarneming altijd wat nieuws wist te vinden,
hetzij schelpdieren langs de stranden in de Wadden
zee, hetzij potscherven en vuursteenen werktuigen
op de Drentsche heide of in de'zandverstuivingen
van Gelderland en Brabant. Hij heeft ons land be
vlogen en bekampeerd in alle richtingen, maar is
ook even goed thuis langs de Middellandsche Zee,
de lersche Zee of in Norfolk, waar eens de alleroud
ste Rijn gestroomd moet hebben.
Toen hij dan ook een kleine twee jaar geleden
met zijn vrouw een geheimzinnigen zwerftocht ging
ondernemen naar de Roode Zee en Voor-Indi
wisten wij allemaal wel, dat hij niet met leege han
den, zou terug komen. Hij heeft die verwachting
niet beschaamd maar zelfs overtroffen en een deel
van zijn buit ligt nu voor ons in dit mooie boek,
dat weer zoo heel anders is, dan andere boeken over
Tentoonstellingen
Kunsthandel W. H. Hofstee Deelman,
Vondelstraat 10, Amsterdam. Werken van Piet van
Wijngaerdt.
Kunsthandel De Bron", 's Gravenhage. Werken
van Georg Ehrlich. Tot 6 December.
't Binnenhuis, Amsterdam. Houteneden Jean
Radoux. Tot 10 December.
Kunsth. Santee Landeweer, Amsterdam.
Graphisch Werk van R. Bresdin. Tot 10 December.
Galerij voor Moderne Kunst, W. H. Hofstee
Deelman, Amsterdam. Werken van Piet van
Wijngaerdt. Tot 10 December.
Kunstzaal DeRietvink", Wassenaar. Graphisch
werk van Jan Wittenberg, Willem v. d. Berg
en M. Adams. Tot 12 December.
Frans Buffa en Zoon, Amsterdam. Schilderijen
van Kees van Dongen. Tot 12 December.
Nationale Kunsthandel, Heerengr. Amsterdam.
Werk van verschillende kunstenaars. Tot 15
December.
Steielijk Museum, Amsterdam. Tentoonstelling
De Onafhaukelijken". Tot 15 December.
Kunsthandel De Vuurslag", Scheveningen.
Werk van Jan C.' v. d. Ven. Tot 15 December.
De Brug", Amsterdam, Werken van O.
Hanrath. Tot 10 December.
Amsterdamsche Ateliers voor Binnenhuiskunst,
Amsterdam. Werk van Erich Wichmann, Bettina
Jacometti en de Miranda?Kerckhoven. Tot
23 December.
Kunstzaal Willem Brok, Hilversum. Schilderijen
van Evert Pieters. Tot 30 December.
VAM HELLES
TABAK*
IS
den llimalaja en omgeving: Visser's boek over
Onbekend Midden-Azië, de boeken over de pogin
gen om den Mount Everest te beklimmen en de
hoofdstukken uit Beebe's Pheasant Jungles" die
handelen over het hoogste gebergte der-Aarde.
Uit al die boeken blijkt, hoe weinig de Himalaja
nog bekend is. Beebe ziet dingen, die voor hem nog
door geen enkelen blanke waren aanschouwd.
Van der Sleen begint dadelijk met" de geologische
kaart van zijn gebied te verbeteren. Een kort ver
blijf stelde hem in staat, om de vogellijst van Simla
met niet minder dan twaalf soorten uit te breiden.
Daarover heb ik mij wel verwonderd, want wij
kennen de Engelschen toch als heel knappe en
vlijtige vogelkenners, vooral in het veld. Mevrouw
van der Sleen ving een nieuwe libel. Wij hebben
alle reden om te verwachten, dat de publicatie van
de wetenschappelijke resultaten van deze reis ons
nog menige aangename verrassing zal bezorgen.
't Is een groot voordeel, dat die nog niet in dit
boek verwarkt zijn, want nu is het vlotte reisver
haal niet bezwaard met wat voor velen niet anders
zou zijn dan wetenschappelijke ballast. Dat neemt
echter niet weg, dat wij van den geologischen
bouw van het gebergte, van zijn dieren en planten
toch nog zeer treffende dingen te zien en te hooren
krijgen. Wij zouden het den schrijver ook heel
kwalijk genomen hebben, indien hij de Primula's
en de rhododendrons van de Himalaja voorbijliep,
zonder ze te noemen en te roemen. Hij laat ons de
cederbosschen zien, de wouden van deodars en telt
aan een afgehouwen stronk 600 jaarringen, hoewel
hij tot mijn groote verwondering niet let op de elf
jarige zonnevlekperiode, want dat zou volkomen in
zijn werkwijze hebben gepast. Mooie bladzijden
wijdt hij aan de dichte vlinderbevolking van de
bergtoppen, aan de waterspreeuw in de Sutlej en
ook nog aan aardige ontmoetingen met slangen,
hagedissen en vliegende eekhoorns.
Over de reis zelf, schrijft hij gemoedelijk, een
voudig en zonder ophef. Hij roemt de medewerking
van de Engelsche autoriteiten, die hem hielpen,
zonder dat hij eenige andere aanbeveling had dan
zijn naamkaartje.
De reis gaat te voet over bergen en langs dalen.
Het geologisch onderzoek is hoofdzaak en het is
hem er' niet om te doen om hooge toppen te be
klimmen. Niettemin komt hij met zijn troepje toch
hooger dan deMontblanc, want je leeft daar inden
Himalaja en in Thibet meteen op een veel hooger
peil. Zijn dragers zijn meestal draagsters, dat is
daar zoo de gewoonte. Beebe weet daar ook van te
vertellen en komt evenals van der Sleen tot de ont
dekking dat die vrouwen en meisjes hun werk niet
verrichten als onderdrukte en miskende lastdieren,
maar met groote opgewektheid en zelfs groote
vroolijkheid. Beiden treffen het ook dat zij als hoofd
koelie een voortreffelijk man krijgen, die hun vriend
schap en achting verwerft en van wien ze scheiden
met wederkeerig leedwezen. Beebe schrijft daar
over zelfs een afzonderlijk hoofdstuk: Servants
and super-servants, dat waarlijk verkwikkend en
aandoenlijk is om te lezen.
Van der Sleen als anthropoloog wijdt veel aan
dacht aan de bevolking, aan zeden en gebruiken en
aan den godsdienst. Hij vertelt heel merkwaardige
dingen van tempels, lama's en brahmanen en ver
toont interessante foto's van tempels en religieuse
plechtigheden en van een crematie van een dochter
van den Badja van Kunmarsain. Kleeding en
sieraden en opschriften hebben zijn bijzondere aan
dacht en zoo ontwerpt hij een beeld van de merk
waardige bevolking van het dal van de boven Sutlej
in zijn wonderlijke verscheidenheid. Hij bezoekt
Pangi en Jangi, twee dorpen in de buurt van den
hoogen Kailas, die slechts tien mijl van elkander
verwijderd liggen, maar de bewoners van Pangi
kunnen iiie van Jangi niet verstaan; ze spreken
ieder een i-igen taal. Voor Van der Sleen is dat geen
bezwaar; hij slaat zich er altijd door met gebaren
taal en goed humeur en weet alles van die
bergbewoners gedaan te krijgen.
Als ik wat jonger was dan zouden deze boeken
het mij nog aandoen, zooals indertijd die van
Aimard en Cooper. Everest en Karakorum, daar zou
ik niet zoo heel gauw aan denken maar de ceders
en rhododendrons van den Himalaja lijken al niet
veel verder dan vroeger de Alpenrozen en arven
van het Engadin. Wie weet? Narkanda, dat is al
een heel eind boven Simla, is uit Haarlem binnen
drie weken te bereiken. De vlieger doet het nog snel
ler. Mettertijd wordt de Himalaja nog een gelief
koosd vacantieverblijf voor ons West-Europeanen
en Van der Sleen, Beebe c.s. hebben daarvoor dan
hetzelfde gedaan als Tyndall en zijn tijdgenooten
indertijd voor de Alpen.
(TOOSEN^WAOTIAN
KRONIEK
? Geloof en Bijgeloof
mevrouw Van Wageningen-Salomons
mij de eer aandoet, zij 't ook eenigszins zijde
lings, met mij te polemiseeren, zoude het mijner
zijds onheusch zijn haar niet van antwoord te
dienen. Een gemoedelijke meeningswisseling moet
men nooit uit den weg gaan.
Indien ik haar laatste Bijkomstigheid goed heb
gevat, dan stuit het haar redelijkheid en
rechtvaardigheidszin, dat zoo menigeen minachtend en
eigendunkelijk het Katholiek Geloof verwerpt,
om zich liever te vergapen aan allerlei bijgeloof"
van mascotte's en talismans, die wollen konijntjes
of poppen of teddybeertjes zijn. Sportmenschen
en auto-bezitters plegen zich aan deze zonderlinge
fetischen te buiten te gaan, en het valt niet te ont
kennen, dat het een zielig schouwspel is.
Waarom, als men dan toch met resten van
mystiek gevoel behept is en daar zonder niet leven
kan, waarom dan niet liever weer een gaaf, respec
tabel, traditioneel, groot geloof, vraagt mevr.
van W. Laten deze menschen toch haastig weer
katholiek worden, meent zij, omdat zij er immers
rijp voor zijn. Of kunnen zij in de Katholieke Kerk
niet evenzeer hun fetischen vinden, zooveel zij
maar behoeven? In scapulieren, medailles, rozen
kransen, zegt mevr. v. W.-S., is de kerk minstens
zoo gesorteerd als de ,,inlanders" van Ned. Indië,
en zij werken even goed. Wie wil dan zoo laag zijn
dat hij het verkiest op konijntjes desnoods
echte te bouwen, waar hij, als 't ware, voor het
zelfde geld Kalenderheiligen verkrijgen kan, die
men weliswaar niet echt, maar toch in authentieke
afbeeldsels aanschouwt. Welk een gering soort van
smaak, welk een rare behoefte aan camelotte",
aan dertig-centsbazaarsartikelen des geloofs wordt
hier openbaar bij zoovele overigens achtenswaardige
personen, die auto's bezitten of achter ballen aan
hollen !
Het is te begrijpen, dat mevr. v. W.-S. met recht
matige verontwaardiging deze minne doeningen en
bedoelingen gadeslaat, en, als overtuigd Katholiek,
verwijst naar haar doening, die zooveel wijdscher
van gebaar is en een autoriteit van eeuwen achter
zich heeft. Nogmaals, wie frequenteert een gemeen
kroegje, waar hij in een comfortabel restaurant
terecht kan? Bij wijze van zeggen.
Zoo gesteld, ben ik het volmaakt met mevr.
v. W.-S. eens. Die knoeiige bijgeloofjes zijn een
onaesthetische gruwel. Als de menschen per se
kinderen willen blijven, laten zij zich dan houden.
aan het door de traditie als echt gewaarmerkte
speelgoed, welks gebruik beproefd is, en niet
naarnieuwe onsoliede artikelen grijpen, die op den duur
toch geen vreugde geven.
Annie Salomons en ik, wij voelen er oneindig
meer voor bij een voetbalmatch een beeldje van
den H. Rcchus, (of desnoods 's Heiligen kleine teen
in een kistje) naast de goal neer te zetten, dan een
vulgaris speelgoedkonijntje". Want het eerste is
Geloof en het laatste is Bij-geloof.
F. C.
BEREIDINGSWIJZE STAAT OP IEDERE FLESCHl