Historisch Archief 1877-1940
KERSTGESCHENK
door Top Naeff
1,41- '
De vader van het meisje schreef aan de moeder van den jongen: Onze
lieve Nannie zal het einde van het jaar niet halen. Wij moeten berus
ten in God's wil."
De moeder, die den brief uit de Pastorie naar gewoonte had willen voor
lezen, maar terugschrikte voor dit treurig nieuws, legde hem opgevouwen
aaast zich en verried alleen, zonder in den kring harer kinderen iemand aan
te zien: Het gaat niet best met Nannie Reuder."
Nannie Reuder was het meisje van Koen. Het meisje van zijn zomervacanties,
het meisje, waarnaar zijn onbestendig hart altijd weer neigde. Tot voor weinige
maanden was hij met haar geplaagd geworden. Toen kwam het bericht, dat
zij in een ziekenhuis lag, dat een operatie met twijfelachtigen uitslag moest
worden beproefd. Sindsdien werd over het gezin Reuder nog slechts in het
algemeen, en met een zekere terughouding gesproken, terwijl niemand
meer doelde op het kinderspel der vacanties, en Koen met geen woord
na-vroeg....
Hij wist zelfs niet, dat zijn moeder bij de versnaperingen, die zij aan de
kleine zieke zond, wel eens een extra mooie perzik pakte, met een strookje
papier onderscheiden: Van Koen". Want de ouders hadden aan deze kinder
vrijage tusschen den kerngezonden knaap en het zwakke dochtertje uit de
Overijsselsche Pastorie nooit beteekenis willen hechten en de moeder wist
niet te benaderen wat er omging in den gesloten jongen, met de lengte en het
lichaam van een man en den blauwen oogopslag van een kind.
Hij was de beruchte keeper van zijn Elftal en zijn hartstocht ging uit
Baar het leven in de natuur;zijn zolderkamertje had hij tot aquarium ingericht.
Meer feitelijks wist zij niet van dezen zoon, dien zij heimelijk boven haar
andere kinderen liefhad, omdat ze in hem de krachten vermoedde, die ze
in zijn vader vergeefs had gezocht.
Dien avond echter, nadat de schuwe gedachtenwisseling over het leed in
het bevriend huis was verloopen, en de jeugd, die aan den dood niet denken
wilde, verlicht haar wegen zocht, riep zij hem terug:
Koen!"
Als op een vlucht achterhaald, hield hij in.
Wanneer begint de Kerstvacantie op de H. B. S.?"
Zonder den knop van de deur los te laten, antwoordde hij: De 23516,
Vrijdag."
Koen, ik had zoo gedacht.... Nannie en jij.... jelui waren altijd zulke....
goede kameraden". Zij zag den jongen kleuren en toen grauw-wit worden,
vervolgde na een oogenblik: Misschien zou ze het prettig vinden, als ze je
eens zag?"
Daar had je het, joeg het door Koen's kop, daar sprak moeder het uit,
dat, wat hij wilde, en niet wilde
Ze is erg ziek, Koen, erger dan ik daareven...." haar hand maakte
een aarzelend gebaar naar den brief, doch zijn oogopslag, schielijk en achter
dochtig, weerhield haar nog eenmaal erger dan ik daareven heb laten
blijken. De operatie heeft niet mogen baten, zooals de dokters wel vreesden,
en zij is heel zwak Zóó zwak, schrijft haar vader, dat het wel eens kon
gebeuren "
Stug, allen in zich betrekkend, nu zijn bangst vermoeden ook voor anderen
werkelijkheid werd, en zoo binnensmonds, dat zij hem ter nauwernood ver
stond, mompelde hij : ,.Dat dat wisten we toch".
Geen mensch kan dat weten. Wij moeten er alleen rekening mee houden.
En niet uitstellen wat wij voor haar zouden willen doen. Bij alle pijn, die zij
lijdt, zal de gedachte dat jij, haar beste vriend" hier moest zij het
kinders^el in droevigen ernst aanvaarden haar niet vergeet, een zonnestraaltje
voor haar zijn."
Hoe weet u dat nou !" Het ontviel hem bijna verachtelijk. Wat wist moeder
nu van wat er in Nannie omging ! In deze Nannie, die voor hem al zóó ver
was.... Voor wie, in de onbegrijpelijke wereld, waarvan zij het middelpunt
vormde, zoo'n jongen als hij al lang niet meer telde.
Zijn moeder besloot, over de vraag, die voor haar geen vraag kon zijn,
heen: School-verzuimen zou natuurlijk niet gaan, en op een Zondag, daar
zou Nannie's vader misschien iets tegen hebben.... Maar nu het over een
goede week Kerstvacantie is...."
Koen knikte. Hij had van het eerste woord af geweten, dat het gebeuren.
moest. Nu moeder het óók wilde. Had hij het eigenlijk niet al weken,
maanden geweten
Als je met de eerste trein gaat, kan je er een paar uren blijven en 's avonds
weer thuis zijn."
Ja, moeder." Zijn beenige hand, ver uit den te korten mouw, strekte zich
opnieuw naar den deurknop. Het was nu beslist. Alsjeblieft geen gepraat er
meer over.
Lang zal je ook wel niet bij haar worden toegelaten in het ziekenhuis...."
Hij was de kamer al uit.
Koen's vader vond den jongen te jong voor dezen tocht. ;,Vijftien jaar
Indrukken op die leeftijd blijven levenslang bij".
Daarom juist, wilde zijn moeder, dat hij ging. Onwillekeurig scherper,
meende zij: Als een jongen oud genoeg is om een meisje te kussen je hebt
er je op die avond achter in de boomgaard boos genoeg over genrnkt dan
is hij ook oud genoeg om haar vriend te zijn in de nood. Haar dan nu
te toonen, dat hij veel van haar houdt."
Het vrouwelijk standpunt, dat zij aan dit voorbeeld in het klein verdedigde,
zette de kinder-vrijage in een, den vader verbluffend licht.
Ik had het de jongen maar liever bespaard", mompelde hij.
Je kunt elkaar, en jezelf, niet altijd alles in het leven besparen. Nu is
Koentje nog een kind. Maar over een paar jaar is hij een man."
Ontbijten met de lamp op.... Moeder was beneden geweest, had op haar
stille wijze gezorgd, zijn boterhammen ingepakt. Nauwelijks gesproken hadden
ze samen in dit vreemde vroege uur, waarin zij voor het eerst als menschen
tegenover elkander zaten, nu ook de jongste het leven in ging, het
smartelijkschoone leven, dat geleefd wil zijn. En gelukkig had moeder niet gevraagd
wat er in het mandje zat, dat hij tot zijn vertrek onder de trap had laten
staan, en dat hij thans, in de leege derde-klasse, recht hield op zijn schoot.
Vijf uren deed deze trein erover. Des te beter, dacht hij, huiverend in zijn
winterjas. Hij verlangde allerminst er gauw te zijn. Terwijl de trein door den
guren ochtend reed, langs wegen en weiden, waar de telegraafpalen en de kale
boomen als met houtskool stonden geschetst, zocht hij, in de verwarring zijner
jonge gewaarwordingen, naar een betrouwbaar gevoel. Had hij werkelijk zoo
veel van Nannie gehouden als moeder nu opeens, nadat ze er altijd om gelachen.
had, in ernst geloofde ? Hoe kon hij er dan zoo tegenop zien om naar haar toe te
gaan ? Nannie Haar zusje Stans vond hij ook aardig. Op het laatste
H. B. S.-bal had hij bijna onafgebroken met Lizzy gedanst. Een geluk,
dat Nannie daarvan niets wist. Lizzy mocht hij wel heel graag. Maar toch niet
te vergelijken?Dat liet zich al vanzelf niet vergelijken. Nannie was blond en
Lizzy die kwam uit Indiê. Misschien was het tegenover de zieke Nannie
niet lief geweest den heelen avond met hetzelfde meisje te dansen Hij
had bekende hij zich thans aan Nannie niet veel gedacht. En Lizzy
was een sport-type wat het zwakke dominee's dochtertje nooit kon zijn.
Och.... er waren zooveel meisjes, die hem zochten, en die hij ook aardig
vond, de eene om dit, de andere om dat....
Een boemeltrein. Leege perrons, met hier en daar nog een brandende
lichtpeer.
....Maar Nannie, die geleek op geen van allen. Je kon niet denken aan iemand
die je kende, als je bij Nannie was. Je dacht dan aan de meisjes uit de boeken
van Dickens, waaruit Dominee voorlas, aan Alice in Wonderland, en aan het
meisje met de gebroken kruik op het schild van den scheurkalender.... Dat
zooiets liefs.... dat Nannie, met al wat er aan haar was.... haar oogen....
en haar haar.... en haar stem.... nu zoo maar ineens.... weg kon zijn....
verdwenen....
Koen stond op. Hij zette voorzichtig het mandje in een hoek van de bank
en liet het raampje, waar natte lucht in woei, heelemaal zakken. Hij stak zijn
hoofd ver er uit. De rails glommen als zilver, eindelooze lijnen, vóór, achter,
waar je keek. De wind, die zijn haar naar n kant rukte, deed hem goed. Hij
had, afleiding vindend in de drukke dagen vóór het Kerst-rapport, de gedachten
aan deze reis tot dusver kunnen opschuiven, thans voor het eerst zag hij dóór