Historisch Archief 1877-1940
immer
i
*',:fe* t
tof het doel. En voor het eerst ook begon hij te begrijpen waarom hij dit zóó,
bijna als een straf, vreesde. Niet het verlies van Nannie was het Het,
gemis, hoe groot ook, trof alleen de vacanties. Brieven schrijven tusschentijds
mochten ze niet van thuis. En aan later hadden ze nooit gedacht. Wanneer
hij later werd wat hij wilde: ontdekkingsreiziger.... hoe ver leidden dan
zijn wegen wel van de Overijsselsche Pastorie! Niet het verlies, geloofde hij,
maar dat onoverkoraenlijke, ondoorploegbare van het oogenblik. Om daar
voor haar bed te staan, als gold het een gewoon bezoek, met achterin zijn hoofd,
in zijn hart, het heimelijke, het verraad.... Te moeten praten over van
alles over niets En eindelijk, als het niet langer mocht duren, op te
moeten staan en dan te zeggen, met een stem, waaraan je niets bijzonders
hoorde: Nou, dag Nan..." terwijl je wist, wist, moeder wist het immers ook
al draaide ze er om heen, dat het voor het laatst was.... dat je dat nog maar
n keer tegen haar kon zeggen, zóó, dat ze het hoorde.... Dag "
Over het gore jongensgezicht, hij had zich inderhaast maar half gewasschen,
sidderde het, en een vreemde wrok schokte in hem op jegens zijn moeder,
die van hem dit bewijs, boven zijn krachten, gevorderd had.
Nadat aan een halte een wegwerker bij hem binnen was gestapt, om aan
het volgend station den trein weer te verlaten, deed Koen, wat hem al lang
had gelokt, hij haalde den glazen, met water gevulden bal, waarin een
goudvischje en een zilvervischje zwommen, uit het mandje. Een plotseling lichtje
tusschen zijn handen, iets zeer kostbaars. Het hief zijn gedachten op. Hiermee
zou Nannie wel blij zijn nog wel o, stellig ! Hij zag haar smal gezicht
vóór zich, zooals het dan deed bij een onverwachte vreugde, zooals het lang
zaam kleurde, met de oogleden knipperde, en bijna verlegen de zekerheid
aanvaardde dat zulk een schat voor haar was. En haar handen.... zooals die,
met al hun dunne vingertjes om den tintelenden bol zouden sluiten, uit vrees
hem te laten vallen ! Siel je voor in bed! Koen grinnikte, liet het water,
dat het daglicht spiegelde als een witte vonk, wiebelen. Zij zou zeggen, met haar
altijd een beetje heesche stem: Dank je, Koen", en begrijpen, dat dit een
buitengewoon geschenk was.
Dit alles, meende hij thans met verlichting, moest nog plaats vinden tus
schen zijn aankomst en zijn vertrek. Het geleek hem een lange, en als je niet
altijd aan het nare dacht, op zichzelf prettige reeks van gebeurlijkheden, die het
einde van het bezoek zoover weg duwde, dat het bijna uit het zicht verdween.
Hij voelde nu ook honger, en kruimelde wat van zijn brood in den vischkom,
in de hoop dat de vischjes zouden happen. Zóó alleen als aan het beginvan
de reis was hij nu toch niet meer. Door den geur van de dennen en het
akkermaalsbout, waar de trein thans middendoor sneed, raakte hij met de herinne
ring aan de vacanties, en ook met Nannie Nannie van vroeger al meer
vertrouwd.
Zijn moeder had, na overleg met de ouders van het zieke meisje, hem den
raad meegegeven om eerst naar de Pastorie te gaan. Daar zou mevrouw Reuder
hem wel nader inlichten op welk uur hij in het ziekenhuis terecht kon. Koen
begon, terwijl hij het voorlaatste station voorbij spoorde, tegen deze ontmoeting
bar op te zien. Hoe zou Nannie's moeder wel zijn, na deze lange maanden,
waarin ze misschien vergeefs hadden gestreden... Nan, de jongste, de liefste
van allemaal, uit het huis moesten laten gaan naar een vreemd ander huis....
En haar vader al zoo oud die den brief schreef, waarvan Koen's moeder
den inhoud zelfs niet durfde vóór te lezen in hun kring.... Koen was verlegen
voor de droefheid van groote menschen, een ongenaakbare wereld leek hem
de Pastorie, waar hij niettemin binnen moest dringen.
Toen hij uitstapte en met nog enkele reizigers het perron verliet, wachtte
vóór het kleine station een zwart gesloten rijtuig, dat een heer afhaalde met
hoogen hoed. De aanblik daarvan, een silhouet in den mist, paste zich zoo on
verhoeds en onmiddellijk aan bij zijn verdrongen gedachten van de laatste
dagen, dat hij een oogenblik als verlamde van schrik. Hij overwon de ontstel
tenis met koel verstand en zwenkte haastig rechts-af. Dan zouden ze het thuis
natuurlijk al geweten hebben. Doch de kans scheen hem, door dit levend beeld
van het ergste, naderbij te zijn gekomen en onwillekeurig nam hij groote
stappen over den rijweg, die leidde naar de kom van het dorp. Het naaldfijn
kerktorentje stak flauw op uit de neveligheid, als om hem met stillen vinger
de plek te wijzen. Aan weerszijden van den weg lagen de weiden grijs en
doordrenkt.
Neen, Koen wilde, nu hij zoover was, aan dat zwarte niet meer denken. Uit
den schat, dien hij in zijn verkleumde handen recht voor zich uit droeg, putte
hij, als de graalridder, zijn vertrouwen en zijn kracht. De overtuiging, dat zijn
vriendinnetje even gelukkig als hij zou zijn met het bezit van twee
goudvisschen dat niemand ter wereld tegenover een dergelijk geschenk onver
schillig kon blijven, dat ze er onmogelijk leek het hem reeds niet meer een
ietsje beter van zou worden, verwarmde hem van-binnen, terwijl zijn adem
heldere druppels blies aan zijn neus. Hij verlangde thans er te komen, schier
even fel als hij er tegenop had gezien. Met het tooverachtige zijner handen
meende hij allengs al het leed van deze uren te zullen bezweren. Als Nannie
lachte Wat weten de menschen van zulke geheimen als de dood ! Zelfs
een dokter. Zelfs een dominee. Vertelde Dominee den vorigen zomer nog niet
van het dochtertje van Jaïrus, en de wonderlijkste wonderen op dit gebied?
De Pastorie zag er, met haar afgevroren wingerd, kaal, maar overigens net
als altijd uit. Het hekje stond aan. Mevrouw Reuder opende zelf de voordeur.
Neen-... er was niets aan Nannie's moeder van hetgeen hij had verwacht.
Zij schreide niet en sprak, terwijl Koen in de huiskamer tusschen de stapels
linnengoed, waarvan haar vlotte handen niet aflieten, verdwaald neerzat,
slechts enkele gelaten woorden over de kleine zieke. Zij doelde ook niet op de
vriendschap tusschen Nannie en hem, de aanleiding tot zijn buitengewoon
bezoek. Het scheen haar niet te bevreemden zelfs, dat juist hij niet zijn
moeder of vader.... gekomen was. Wat Nannie toch wel zou denken als ze
hem Koen daar op eenmaal zag ? hoe ze het zou vinden ? Misschien
niet eens prettig in 't eerst, al beweerde moeder nu ook Aan den wand tegen
over hem hing een, naar een klein portret vergroot, wazig en onwerkelijk
beeld van Nannie in zwarte lijst, waarvan hij zijn gespannen oogen niet af kon
houden. Een Kerstgeschenk", lichtte mevrouw Reuder toe. Dominee had
het laten maken uit erkentelijkheid voor de maandenlange verpleging, welke
haar tot den dag der operatie was toevertrouwd geweest.
Koen knikte, zonder het gesprek, dat over dien ook huishoudelijk zoo zwaren
tijd bleef gaan, als over een moeilijke omstandigheid uit het lang verleden, in
zich op te nemen. De toon van berusting, alsof de vrome overgang reeds had
plaats gevonden, verwarde den jongen hopeloos.
Zijn handen klemden zich om het mandje.... Nannie was er toch nog.
Uit de aangrenzende kamer kwam eindelijk Dominee. Hij rookte zijn pijp
de pijp, die Nan altijd na het ontbijt voor hem stopte en zei: Daar doe
je wel aan, mijn jongen. Wij waardeeren het in hooge mate, dat je ouders
je in deze droevige Kerstdagen tot ons gezonden hebben. Hoe maakt het
je moeder?"
Twintig minuten gaans lag het kleine ziekenhuis, door Dominee zelf ge
sticht, en de trots der Gemeente, buiten het dorp. Driemaal per dag, vertelde
mevrouw Reuder hem nog, liep zij dien weg, niettegenstaande de drukte, "die
het Kerstfeest in het herderlijk huis te weeg pleegt te brengen.
Koen begreep het niet, hij meende van Nannie's moeder, de ziel van het
groot gezin, en lang niet zoo streng als zijn moeder, altijd zooveel te hebben
gehouden.... Dominee had hem uigelaten en voorgelicht. Hij mocht zei
Dominee zijn vriendinnetje niet misleiden omtrent haar toestand. Boven
alles ging in het predikantsgezin de waarheid. Wanneer het God behaagde
haar eerstdaags tot zich te roepen, dan wist Nannie, dat zij naar Onzen lieven
Heer ging. Zij was bereid, en kende geen vrees.
Tot stikkens beklemd had Koen ook daar, met zijn hand aan het hekje,
slechts zijn hoofd gebogen. Geen minuut langer zou hij het hebben uitgehouden..
Het Ziekenhuis, een uitgebouwde villa, gedeeltelijk opgetrokken, lag in een
tuin, waar, op een verwilderd perk, nog een oude roos bloeide. Scherp nam Koen
thans alle dingen in zich op. Achter de geraniums voor de vensters bewogen
witte mutsjes, boven, beneden.... En vóór hij, klam over zijn geheele lijf,
op den belknop had gedrukt, zag hij boven het beschot van een serre een.
bleek handje, dat als een vriendelijk vaantje naar hem wenkte.
Het was niet Nannie's hand geweest. Hij had er de lieve verbeelding blinde
lings van aanvaard, zóó hunkerde thans zijn hart naar een luttele tegemoet
koming. De kans, dal Nannie, het bovenaardsche meisje van het portret in de
Pastorie, hem al nauwelijks meer herkennen zou.... dat zij niets om zijn be
zoek zou geven.... was hem in het laatste half uur, waarin hij zich van ieder
een verlaten had gevoeld, tot een schamele angst geworden. Ook toen ze nog
gezond was, kon Nannie, soms, doen of ze niet veel om hem gaf.... En nooit
had zij, niettegenstaande ze zijn meisje was, tegen hem gezegd, wat andere
meisjes tegen jongens zeggen.... noch uit zichzelve hem gekust.... Aan
matigend scheen hem, terwijl hij in de strenge stilte van het kamertje naast
1! *