De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1927 4 december pagina 14

4 december 1927 – pagina 14

Dit is een ingescande tekst.

P I-E TE R B R U E G E L De Mageren en de Dikken (FRAGMENT) door Felix Timmermans ," ftir '*1' Na Pieter met de mageren, waarbij hij woonde, had rondgebedeld, al blazend op den doedelzak, doorheen het woelige vastenavond stadje, ziet hij de Dikken van het Lammekenshof.... Omringd van spelers, kinderen, volk, armen, kreupelen, kwamen door de besneeuwde straten de dikke boerenhuishoudens, met de lepel op de hoed, zingend, te voet of op wagens, eens laten z;en wat ze van avond zouden eten. Vooraf gingen de knechten en meiden met witte voorschoten aan, die op berries en afgehaakte deuren, in tinnen schotels en in manden, het eten droegen. 't Was geweldig! Een uittarting om de arme menschen in vlam te laten schieten van razernij. Verkenskoppen, rostbiffen, stapels bifstukken, schapenschouders, verkens ribben, speenverkskens. Twee knechten droegen samen een worst, een bil dik, twee anderen, lijk de druivendragers uit het Belofte Land, een trossel aangeregen ooren en pooten; twee man droegen op een berie een berg van versch geplukte, vierkantige, vette ganzen; anderen droegen hazen, schoone visschen, en kransen watersneppen. De dikke vrouwen en mannen die te voet liepen, dansten in zig-zag bij 't gespeel der doedelzakken. Die op de wagens zaten wierpen centen en koeken te grabbel, en gooiden ze liefst een winkeltje of huizen binnen, om het plezier te hebben de kinderen en de bedelaars daar te zien binnen dressen, wat te hooren breken en ze te zien vechten met de bewoners. En z'hadden er ook genoegen in te zien hoe de bedelaars groot en klein, ?mank en kreupel, meegulpten, meestrompelden, met uitgestoken handen, .als door hun holle magen meegezogen met de vleezen en den etensovervloed. De Dikken glansden van pronkerij. Pieter wist niet dat er zooveel dikken waren. Hij herkende Vetbol, den zoon van Zwezerspad, de familie Waggelvet, en Kyrie Eleison !", daar op de wagen, fier en enorm, Kwabberbil! zijn vroegere baas die hij was ontvlucht. En wip! het hoedje zat hem seffens dieper op het hoofd, en de doedel verborgen onder den mantel. Nu kenden z'hem niet en -hij liep mee. Op de Groote Markt dansten de boeren nog eens hand in hand in den ronde rond de vleezen, en trokken dan in stoet verder naar de Gouden Gans" om er een kloeke pinte op te zetten en den vollen stoef aan hun etensvoorraad te geven. De mageren wrongen, kloegen en vroegen, riepen en vloekten. Maar de Dikken wierpen niets. 't Is 'toen dat een magere oude bedelaar een eend wegsnapte. De knecht wou hem een stamp geven, maar een andere bedelaar pakte op tijd nog zijn been en de knecht viel op zijn hurken, en heel de herrie met ganzen op den grond! Roef! de bedelaars daar bovenarms op, en krukken en vuisten gingen om hoog en omlaag. De andere knecht trok zijn mes, maar een klop van achter op zijn kop, en de vent viel met een kreet achterover, en 't mes vloog lijk een vogel in de lucht: De dikken kwamen toegeloopen, sprongen uit de rei en van de wagens en vielen vierklauwens op de armen, maar de armen waren als wolven en troefden putten in hun vet. 't Gedrang was als een vuist die toeneep. De andere knechten werden medeen omringd en moesten zichzelf, hun eetwaren en hun bazen verdedigen, en liever dan een kwaden klop te krijgen Heten ze 't eten maar afpakken, maar kregen er dan nog klop bij. En werklie, kleine burgers, die mee in 't gedrang waren, en kans zagen een gans of een haas te pikken, staken gauw wat onder hun frak en muisden er met een serieus gezicht van onder. De kleurige zinnekens deden mee. 't Volk stroomde seffens toe, en om beter te zien klom men op het kerkhofmuurken De dikken waren nu van alle kanten bedreigd, maar gewoon van baas te blijven, en om hun eer te moeten redden, sloegen en stampten ze woedend met de botte osachtige zekerheid te zullen winnen. De vrouwen vochten mee. 't Was dan ook van weerskanten een hevig geklauw, gekrab, gestomp, gestamp, slagen, kreten, nijpen, bloed, gevloek, en medeen een getrek en gesleur aan haren, hazen, ganzen, worsten en konijnen. Men verdedigde zich zelfs met de eet waren en men zwaaide met hespen als met knotsen. Er was geblink van messen, en men sloeg met lepels, krukken en knuppels dat het kraakte en stoof. Er vielen er op den grond, en er rolden er stampend aaneengebeten en aaneengeklauwd in den sneeuw. De slimsten waren die mageren die er direkt met hun buit van onder ritsten, maar de gulzigheid overgulpte hen, en ze wouëen meer en meer pakken. Pieter zag het en liep langs het kerkhofmuurken als een spoel zenuwachtig over en weer. Ach, als ze me maar niet herkennen, hoe zou ik er nu mee kunnen opkloppen !. -.. Zie eens hoe schoon daaraan te mogen meedoen l Waarom altijd schrik hebben?.... Waarom altijd voorwendsels zoeken " Zoo hommelde hij in zichzelven met gebalde vuisten en ziedend bloed. Plots, een hevig gehuil. Een dikke werd met een ezelskaakbeen geslagen en jankend, op n been, liep hij den hoop uit, en krulde dan ineen lijk een kreukel van de pijn. Zie ! Vrouwen krabden dikke snuiten tot landkaarten, mageren werden bij de haren geschud lijk medicijnfleschkens, een vrouw beet een dikke in zijn appelkokkenwang omdat hij haar tegen zijn boerenlijf haast doodneep. Ik doe mee ! Ik doe mee !" riep Pieter, juist gereed om er zich tusschen te gooien, als hij tot zijn vreugde ginder de soldeniers met hun ijzeren hoeden en blinkende pieken zag komen aanloopen. De soldeniers ! De soldeniers !" roept het volk als uit n mond. En zooals altijd weten de mageren dat zij, en niet de Dikken, moeten gaan loopen. Palingrap slibberen ze weg, glippen uit de vette vuisten, en de Dikken hielden enkel twee arme vrouwen en een man met echte puisten over, waar ze allen gelijk op stampten en victorie sloegen, in afwachting dat de soldeniers hen naar de kelders van 't gemeentehuis zouden brengen. En daar stonden nu de Dikken te blinken. Al hun eten afgepakt of besmeurd en vertrapt. Ze verkalkten haast van woede. Pieter lachte, 't Had geen tien minuten geduurd, maar de verwoesting was onbarmhartig schoon geweest. Zie! Spekbol zijn hemd hangt uit zijn broek, n had een gat in zijn kop, een dikke vrouw kloeg dat er een rib in heur linker borst vooruit stak, n had e;n stuk van zijn oor, een andere weer een blauw oog. Er was er geen zonder haken in zijn kleeren en schrammen in zijn ge zicht. En met gebalde vuisten dregen ze naar de verte, ondereen roepend: We zullen ze doodslagen als ze nog komen bedelen !.... We geven niet meer !.... Die van de Rattekoten waren er ook bij !.... Hun hutten moeten in brand !.... We koopen honden bij !...." Maar dit roepen en dreigen maakte hen nog belachelijker bij het meeloopende volk en de zinnekens. Beschaamd trokken de dikken met van vloeken doorspekte dreigementen débraderij De Vollen Pot" binnen, die asemde van heerlijk Vettedinsdageten. Afgeloopen", zuchtte Pieter, vol spijt dat hij geen wondeken droeg van mee op die verkens getroefd te hebben. En nu weer naar de herbergen gaan spelen op den doedelzak en om zes uur aan de kerk komen, om dan weer gezamenlijk door de sneeuw naar de Rattekoten af te trekken.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl