Historisch Archief 1877-1940
P I-E TE R B R U E G E L
De Mageren en de Dikken
(FRAGMENT)
door Felix Timmermans
,"
ftir
'*1'
Na Pieter met de mageren, waarbij hij woonde, had rondgebedeld, al
blazend op den doedelzak, doorheen het woelige vastenavond
stadje, ziet hij de Dikken van het Lammekenshof....
Omringd van spelers, kinderen, volk, armen, kreupelen, kwamen door de
besneeuwde straten de dikke boerenhuishoudens, met de lepel op de hoed,
zingend, te voet of op wagens, eens laten z;en wat ze van avond zouden eten.
Vooraf gingen de knechten en meiden met witte voorschoten aan, die op
berries en afgehaakte deuren, in tinnen schotels en in manden, het eten droegen.
't Was geweldig! Een uittarting om de arme menschen in vlam te laten
schieten van razernij.
Verkenskoppen, rostbiffen, stapels bifstukken, schapenschouders, verkens
ribben, speenverkskens. Twee knechten droegen samen een worst, een bil dik,
twee anderen, lijk de druivendragers uit het Belofte Land, een trossel
aangeregen ooren en pooten; twee man droegen op een berie een berg van versch
geplukte, vierkantige, vette ganzen; anderen droegen hazen, schoone visschen,
en kransen watersneppen.
De dikke vrouwen en mannen die te voet liepen, dansten in zig-zag bij 't
gespeel der doedelzakken. Die op de wagens zaten wierpen centen en koeken
te grabbel, en gooiden ze liefst een winkeltje of huizen binnen, om het plezier
te hebben de kinderen en de bedelaars daar te zien binnen dressen, wat te
hooren breken en ze te zien vechten met de bewoners.
En z'hadden er ook genoegen in te zien hoe de bedelaars groot en klein,
?mank en kreupel, meegulpten, meestrompelden, met uitgestoken handen,
.als door hun holle magen meegezogen met de vleezen en den etensovervloed.
De Dikken glansden van pronkerij.
Pieter wist niet dat er zooveel dikken waren. Hij herkende Vetbol, den zoon
van Zwezerspad, de familie Waggelvet, en Kyrie Eleison !", daar op de
wagen, fier en enorm, Kwabberbil! zijn vroegere baas die hij was ontvlucht.
En wip! het hoedje zat hem seffens dieper op het hoofd, en de doedel
verborgen onder den mantel. Nu kenden z'hem niet en -hij liep mee.
Op de Groote Markt dansten de boeren nog eens hand in hand in den ronde
rond de vleezen, en trokken dan in stoet verder naar de Gouden Gans"
om er een kloeke pinte op te zetten en den vollen stoef aan hun etensvoorraad
te geven.
De mageren wrongen, kloegen en vroegen, riepen en vloekten. Maar de
Dikken wierpen niets.
't Is 'toen dat een magere oude bedelaar een eend wegsnapte. De knecht
wou hem een stamp geven, maar een andere bedelaar pakte op tijd nog zijn
been en de knecht viel op zijn hurken, en heel de herrie met ganzen op den
grond!
Roef! de bedelaars daar bovenarms op, en krukken en vuisten gingen om
hoog en omlaag. De andere knecht trok zijn mes, maar een klop van achter op
zijn kop, en de vent viel met een kreet achterover, en 't mes vloog lijk een
vogel in de lucht: De dikken kwamen toegeloopen, sprongen uit de rei en van
de wagens en vielen vierklauwens op de armen, maar de armen waren als
wolven en troefden putten in hun vet. 't Gedrang was als een vuist die toeneep.
De andere knechten werden medeen omringd en moesten zichzelf, hun
eetwaren en hun bazen verdedigen, en liever dan een kwaden klop te krijgen
Heten ze 't eten maar afpakken, maar kregen er dan nog klop bij.
En werklie, kleine burgers, die mee in 't gedrang waren, en kans zagen een
gans of een haas te pikken, staken gauw wat onder hun frak en muisden er met
een serieus gezicht van onder. De kleurige zinnekens deden mee. 't Volk
stroomde seffens toe, en om beter te zien klom men op het kerkhofmuurken
De dikken waren nu van alle kanten bedreigd, maar gewoon van baas te
blijven, en om hun eer te moeten redden, sloegen en stampten ze woedend
met de botte osachtige zekerheid te zullen winnen. De vrouwen vochten mee.
't Was dan ook van weerskanten een hevig geklauw, gekrab, gestomp, gestamp,
slagen, kreten, nijpen, bloed, gevloek, en medeen een getrek en gesleur aan haren,
hazen, ganzen, worsten en konijnen. Men verdedigde zich zelfs met de eet
waren en men zwaaide met hespen als met knotsen. Er was geblink van messen,
en men sloeg met lepels, krukken en knuppels dat het kraakte en stoof. Er
vielen er op den grond, en er rolden er stampend aaneengebeten en
aaneengeklauwd in den sneeuw. De slimsten waren die mageren die er direkt met hun
buit van onder ritsten, maar de gulzigheid overgulpte hen, en ze wouëen
meer en meer pakken.
Pieter zag het en liep langs het kerkhofmuurken als een spoel zenuwachtig
over en weer. Ach, als ze me maar niet herkennen, hoe zou ik er nu mee
kunnen opkloppen !. -.. Zie eens hoe schoon daaraan te mogen meedoen l
Waarom altijd schrik hebben?.... Waarom altijd voorwendsels zoeken "
Zoo hommelde hij in zichzelven met gebalde vuisten en ziedend bloed.
Plots, een hevig gehuil. Een dikke werd met een ezelskaakbeen geslagen
en jankend, op n been, liep hij den hoop uit, en krulde dan ineen lijk een
kreukel van de pijn. Zie ! Vrouwen krabden dikke snuiten tot landkaarten,
mageren werden bij de haren geschud lijk medicijnfleschkens, een vrouw beet
een dikke in zijn appelkokkenwang omdat hij haar tegen zijn boerenlijf haast
doodneep.
Ik doe mee ! Ik doe mee !" riep Pieter, juist gereed om er zich tusschen te
gooien, als hij tot zijn vreugde ginder de soldeniers met hun ijzeren hoeden
en blinkende pieken zag komen aanloopen.
De soldeniers ! De soldeniers !" roept het volk als uit n mond.
En zooals altijd weten de mageren dat zij, en niet de Dikken, moeten gaan
loopen. Palingrap slibberen ze weg, glippen uit de vette vuisten, en de Dikken
hielden enkel twee arme vrouwen en een man met echte puisten over, waar
ze allen gelijk op stampten en victorie sloegen, in afwachting dat de soldeniers
hen naar de kelders van 't gemeentehuis zouden brengen.
En daar stonden nu de Dikken te blinken. Al hun eten afgepakt of besmeurd
en vertrapt. Ze verkalkten haast van woede.
Pieter lachte, 't Had geen tien minuten geduurd, maar de verwoesting was
onbarmhartig schoon geweest. Zie! Spekbol zijn hemd hangt uit zijn broek,
n had een gat in zijn kop, een dikke vrouw kloeg dat er een rib in heur linker
borst vooruit stak, n had e;n stuk van zijn oor, een andere weer een blauw
oog. Er was er geen zonder haken in zijn kleeren en schrammen in zijn ge
zicht. En met gebalde vuisten dregen ze naar de verte, ondereen roepend:
We zullen ze doodslagen als ze nog komen bedelen !.... We geven niet
meer !.... Die van de Rattekoten waren er ook bij !.... Hun hutten moeten
in brand !.... We koopen honden bij !...." Maar dit roepen en dreigen
maakte hen nog belachelijker bij het meeloopende volk en de zinnekens.
Beschaamd trokken de dikken met van vloeken doorspekte dreigementen
débraderij De Vollen Pot" binnen, die asemde van heerlijk
Vettedinsdageten.
Afgeloopen", zuchtte Pieter, vol spijt dat hij geen wondeken droeg van
mee op die verkens getroefd te hebben. En nu weer naar de herbergen gaan
spelen op den doedelzak en om zes uur aan de kerk komen, om dan weer
gezamenlijk door de sneeuw naar de Rattekoten af te trekken.