De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1927 4 december pagina 22

4 december 1927 – pagina 22

Dit is een ingescande tekst.

Kerstnummer meid, die met een ander was meegegaan, al dien tijd krom te legge, en dan nog voor zoete koek op te eten, dat zijn levenswandel de schuld was. Ik was er erg beroerd van," zei de jonge man gedrukt, want ik kan de yazekering geven, dat, sinds ik haar in Holland had leeren kennen, ik nooit meer-een andere vrouw?" Ach kerel, je ben te goed voor deze wereld," zei de matroos nijdig. j Natuurlijk merkte mijn baas, dat ik aan het tobben raakte, en hij raadde me aan om een huishoudster te nemen. Maar ik kon er maar niet toe komen. Het was juist om deze dingen, dat ze me geminacht had. En toen zij in m'n leven kwam, had ik me zoo stellig voorgenomen, dat ik nu ook nooit meer Elf maanden heb ik het toen op mijn eentje uitgehouden. Eindelijk ben ik ge zwicht. Nou, daar word je ook niet beter van natuurlijk". Haaien," zei de matroos met kennis van zaken. Ze gappen, tot je kaal bent". Ach nee, dit was eigenlijk wel een goeie," kwam de ander daar weer met matte stem tegenop. Ze had me natuurlijk wel nogal wat goud afgezet, maar toen ze merkte, dat ik in de knoei zat, kwam ze me dat allemaal terugbrengen om het te verkoppen. Maar dat hielp toen niet veel meer. Zie je, ik had de kas, om sampans te charteren en daar lag mijn eigen geld ook bij. Ik nam er uit, wat ik noodig had, ook als ik eigenlijk best weten kon, dat mijn eigen duiten op waren. Aan het eind van de maand, als ik de loonen moest uitbetalen, zui verde ik dat dan weer aan.... Een neef hielp me van tijd tot tijd en de admi nistrateur, bij wien ik vroeger assistent was geweest, sprong ook weieens bij. Ik heb overal goeie menschen ontmoet.... maar de tekorten werden hoe langer hoe grooter. Mijn advocaat vermoedde, dat een van de krani's gemerkt had, dat mijn controle niet al te accuraat was, en dat die toen ook wel eens een greep in den buidel had gedaan. Dat kan wel zoo zijn; maar met welk recht zou ik een ander verdenken? En in elk geval: ik was de verantwoordelijke man en er waren tenslotte acht honderd gulden te kort". Net de overtocht voor die meid," berekende de matroos haatdragend. Mijn chef had eerst gezegd, dat hij er geen werk van zou maken, als ik zorgde, dat het geld binnen een week teruggestort zou zijn. Na negen dagen had ik het bij elkaar. Mijn neef had me nog eens geholpen. Dat was nobel van hem, maar hij zei tegelijk, dat hij nu nooit meer iets met me te maken wilde hebben. Dat kan ik me ook best begrijpen, maar juist, als je 't zelf inziet, dat je iemand bent geworden, waarmee een man van eer zich niet kan inlaten, dan voel je je heelemaal naar beneden zakken". Hij bleef dof voor zich uitstaren, tot de matroos geanimeerd zei: In elk geval: de duiten waren binnen." Ja, maar toen was het te laat. Mijn chef had het aangegeven; anders had hij zich zelf in moeilijkheden kunnen brengen. En ik geloof eigenlijk, dat, als het eenmaal zóó ver met je gekomen is, het het beste is, als je de gelegenheid krijgt om je schuld uit te boeten; om er in eenzaamheid mee af te rekenen en met een schoone lei opnieuw te beginnen. Als je gewoon moet doorleven en alleen zelf weet, dat je niet deugt, dat lijkt me nog veel ondragelijker". De matroos bezoog nadenkelijk zijn sigaar. Hij vond het een vreemd heer schap, 't Zat 'm vast op dat meissie, voor zoover als hij het begreep; maar als zoo'n brok braafheid in de gevangenis belandde, moest het uit pure onnoozelheid zijn. Zoo'n knul kon werachrig nog wel een kindermeissie gebruiken.... Maar overigens: een hart van goud. En wanneer kom ie nou vrij?" vroeg hij vertrouwelijk. Over twee weken en vier dagen. En vanmiddag kwam de directeur even in m'n cel, en zei, dat hij een kerstpresent voor me had: als ik er uit kom, is er al een baantje voor me klaar. Die goeie man was bijna net zoo blij als ik. En mijn nieuwe chef zou me behandelen, alsof er nooit iets met me geweest was.... Wil je wel gelooven, dat ik in m'n heele leven nog niet zooveel hartelijkheid heb ondervonden en de menschen nog niet van zoo'n goeien kant heb leeren kennen als hier.... Een mevrouw, die m'n geschiedenis gehoord had, heeft me rozen gebracht". Nou,mijn had ze liever eenflesschieBolsmoetensturen,"grinnikte de matroos. De ander lachte om een plezierige herinnering en zijn gezicht verloor voor een oogenblik zijn extatische strakheid, zoodat het bijna een gewoon jongensgezicht werd. Daar hield ik vroeger ook zooveel van, van een borrel," zei hij uit den grond van zijn hart. Dat kon je nou zoo echt opmonteren. Maar mijn meisje had me indertijd laten beloven, dat ik nooit meer een glas zou aanraken, en die belofte heb ik tenminste altijd behoorlijk gehouden". Ik geloof, dat die jou ook net geen enkel pretje gunde," mopperde de ma troos. Een fatsoendelijk man z'n borrel te verbiejen". Maar toen zette aan het tafeltje ernaast de jonge ingenieur, die in Duitschland gestudeerd had, opeens een krachtig: O Tannenbaum" in, en alsof allen voelden, dat dit nog aan hun samenzijn had ontbroken, heten ze hun gesprekken en hun spelletjes in den steek en luisterden met geheven hoofden. Om half elf liep de directeur nog even met zijn vrouw uit, om van den zoelen avond te genieten. Het was een aardig feest geweest; z'n vrouw had, als in Holland, een stalletje neergezet met het kindje Jezus in een kribbe en Jozef en Maria en den os en den ezel en een schitterende ster er boven. Ze had nogeens het oude verhaal gedaan, zoo wonderbaarlijk en zoo eenvoudig tegelijk; de kleine meisjes hadden hun kerstliedjes gezongen van de herdertjes lagen bij nachte" en daar is een kindetje geboren in 't strooi", en toen ze opgetogen met hun bord vol appels en vergulde noten in het rond hadden gedanst, had hij zijn eigen blije, zorgelooze jeugd voelen herleven. Maar zoodra hij buiten was gekomen, had de gedachte aan die arme, veron gelukte zielen in de gevangenis hem met bekommering vervuld: hoe zou de weekhartige Van Uden de emoties hebben doorstaan; en bij wien zou de sombere Bartel zich hebben aangesloten? Hij luisterde nauwelijks naar zijn vrouw, die, met haar hoofd ver achterover, naar den wemelenden sterrenhemel opzag en er over philosopheerde, dat, bij een zóó dicht gekrioel, het toch wel heel moeilijk geweest zou zijn, die ne ster vast te houden, die naar het heilbrengende kindje geleidde. Met bedwongen haast trok hij haar in de richting van den hoogen muur, waar een schildwacht onbeweeglijk op post stond. Al van uit de verte hoorden ze den klank van ongeschoolde stemmen, die, tamelijk ongelijk maar met onmiskenbaar lan: Stille Nacht, Heilige Nacht" zongen. Zijn vrouw liet opeens haar hoofd zakken, en trachtte vergeefs om een wilden snik naar beneden te slikken; nooit had ze zóó sterk beseft, dat deze verworpenen ook eens kleine kinderen aan moeders schoot waren geweest Hij greep haar arm, maar zijn gedachten waren niet bij haar: als iemand, die hier buiten liep, vrij en zonder druk op haar ziel, al zóó ontroerd werd van dit biddend smeeken,dat door den stillen,geurenden nacht klom;zóó getroffen door dezen kreet van verdwaalde harten, die, in ballingschap en gevangenschap, zich wendden tot Hem, die op de aarde was gekomen, om te redden, wat verloren scheen, hoe hevig moest dit lied dan die armen achter de tralies zelf aan grijpen. ... Had hij ze toch beter aan hun suffe berusting kunnen overlaten? Maar toen hij den volgenden ochtend in de werkplaats rondging, kreeg hij een duidelijk antwoord op zijn weifelingen. Iedereen was vol ijver in zijn bezig heden verdiept; zelfs de sombere wisselvervalscher had een opgewekter trekje om zijn mond, en de man van den topografischen dienst stak hem een hand toe en zei extatisch: Ik kan u nooit dankbaar genoeg zijn; wat was dat gisteren een mooie avond ! En die liederen maken het weer heelemaal licht van binnen". Ik moest aan mijn studentenjaren in Duitschland denken," vertelde de in genieur, die een beetje trotsch was op zijn opleiding, zooals ze daar zingen kunnen!" Maar de matroos trok met een grappig gebaar aan z'n haren en kneep zijn eene oog dicht. Het was een reuze-fuif, directeur, en de consumptie prima, prima. Ik zou bijna zeggen: ik heb er nog een kater van". NADRUK VERBODEN voorkoml dit door het qebruik K": fef

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl