Historisch Archief 1877-1940
Kerstnummer
meid, die met een ander was meegegaan, al dien tijd krom te legge, en dan nog
voor zoete koek op te eten, dat zijn levenswandel de schuld was.
Ik was er erg beroerd van," zei de jonge man gedrukt, want ik kan de
yazekering geven, dat, sinds ik haar in Holland had leeren kennen, ik nooit
meer-een andere vrouw?"
Ach kerel, je ben te goed voor deze wereld," zei de matroos nijdig.
j Natuurlijk merkte mijn baas, dat ik aan het tobben raakte, en hij raadde me
aan om een huishoudster te nemen. Maar ik kon er maar niet toe komen. Het
was juist om deze dingen, dat ze me geminacht had. En toen zij in m'n leven
kwam, had ik me zoo stellig voorgenomen, dat ik nu ook nooit meer
Elf maanden heb ik het toen op mijn eentje uitgehouden. Eindelijk ben ik ge
zwicht. Nou, daar word je ook niet beter van natuurlijk".
Haaien," zei de matroos met kennis van zaken. Ze gappen, tot je kaal bent".
Ach nee, dit was eigenlijk wel een goeie," kwam de ander daar weer met
matte stem tegenop. Ze had me natuurlijk wel nogal wat goud afgezet, maar
toen ze merkte, dat ik in de knoei zat, kwam ze me dat allemaal terugbrengen
om het te verkoppen. Maar dat hielp toen niet veel meer. Zie je, ik had de kas,
om sampans te charteren en daar lag mijn eigen geld ook bij. Ik nam er uit,
wat ik noodig had, ook als ik eigenlijk best weten kon, dat mijn eigen duiten
op waren. Aan het eind van de maand, als ik de loonen moest uitbetalen, zui
verde ik dat dan weer aan.... Een neef hielp me van tijd tot tijd en de admi
nistrateur, bij wien ik vroeger assistent was geweest, sprong ook weieens bij.
Ik heb overal goeie menschen ontmoet.... maar de tekorten werden hoe langer
hoe grooter. Mijn advocaat vermoedde, dat een van de krani's gemerkt had,
dat mijn controle niet al te accuraat was, en dat die toen ook wel eens een greep
in den buidel had gedaan. Dat kan wel zoo zijn; maar met welk recht zou ik
een ander verdenken? En in elk geval: ik was de verantwoordelijke man en er
waren tenslotte acht honderd gulden te kort".
Net de overtocht voor die meid," berekende de matroos haatdragend.
Mijn chef had eerst gezegd, dat hij er geen werk van zou maken, als ik
zorgde, dat het geld binnen een week teruggestort zou zijn. Na negen dagen
had ik het bij elkaar. Mijn neef had me nog eens geholpen. Dat was nobel van
hem, maar hij zei tegelijk, dat hij nu nooit meer iets met me te maken wilde
hebben. Dat kan ik me ook best begrijpen, maar juist, als je 't zelf inziet, dat je
iemand bent geworden, waarmee een man van eer zich niet kan inlaten, dan
voel je je heelemaal naar beneden zakken".
Hij bleef dof voor zich uitstaren, tot de matroos geanimeerd zei: In elk
geval: de duiten waren binnen."
Ja, maar toen was het te laat. Mijn chef had het aangegeven; anders had
hij zich zelf in moeilijkheden kunnen brengen. En ik geloof eigenlijk, dat,
als het eenmaal zóó ver met je gekomen is, het het beste is, als je de gelegenheid
krijgt om je schuld uit te boeten; om er in eenzaamheid mee af te rekenen en
met een schoone lei opnieuw te beginnen. Als je gewoon moet doorleven en
alleen zelf weet, dat je niet deugt, dat lijkt me nog veel ondragelijker".
De matroos bezoog nadenkelijk zijn sigaar. Hij vond het een vreemd heer
schap, 't Zat 'm vast op dat meissie, voor zoover als hij het begreep; maar als
zoo'n brok braafheid in de gevangenis belandde, moest het uit pure
onnoozelheid zijn. Zoo'n knul kon werachrig nog wel een kindermeissie gebruiken....
Maar overigens: een hart van goud.
En wanneer kom ie nou vrij?" vroeg hij vertrouwelijk.
Over twee weken en vier dagen. En vanmiddag kwam de directeur even in
m'n cel, en zei, dat hij een kerstpresent voor me had: als ik er uit kom, is er al
een baantje voor me klaar. Die goeie man was bijna net zoo blij als ik. En mijn
nieuwe chef zou me behandelen, alsof er nooit iets met me geweest was....
Wil je wel gelooven, dat ik in m'n heele leven nog niet zooveel hartelijkheid
heb ondervonden en de menschen nog niet van zoo'n goeien kant heb leeren
kennen als hier.... Een mevrouw, die m'n geschiedenis gehoord had, heeft
me rozen gebracht".
Nou,mijn had ze liever eenflesschieBolsmoetensturen,"grinnikte de matroos.
De ander lachte om een plezierige herinnering en zijn gezicht verloor voor
een oogenblik zijn extatische strakheid, zoodat het bijna een gewoon
jongensgezicht werd.
Daar hield ik vroeger ook zooveel van, van een borrel," zei hij uit den grond
van zijn hart. Dat kon je nou zoo echt opmonteren. Maar mijn meisje had me
indertijd laten beloven, dat ik nooit meer een glas zou aanraken, en die belofte
heb ik tenminste altijd behoorlijk gehouden".
Ik geloof, dat die jou ook net geen enkel pretje gunde," mopperde de ma
troos. Een fatsoendelijk man z'n borrel te verbiejen".
Maar toen zette aan het tafeltje ernaast de jonge ingenieur, die in
Duitschland gestudeerd had, opeens een krachtig: O Tannenbaum" in, en alsof allen
voelden, dat dit nog aan hun samenzijn had ontbroken, heten ze hun gesprekken
en hun spelletjes in den steek en luisterden met geheven hoofden.
Om half elf liep de directeur nog even met zijn vrouw uit, om van den zoelen
avond te genieten. Het was een aardig feest geweest; z'n vrouw had, als in
Holland, een stalletje neergezet met het kindje Jezus in een kribbe en Jozef
en Maria en den os en den ezel en een schitterende ster er boven. Ze had
nogeens het oude verhaal gedaan, zoo wonderbaarlijk en zoo eenvoudig tegelijk;
de kleine meisjes hadden hun kerstliedjes gezongen van de herdertjes lagen
bij nachte" en daar is een kindetje geboren in 't strooi", en toen ze opgetogen
met hun bord vol appels en vergulde noten in het rond hadden gedanst, had
hij zijn eigen blije, zorgelooze jeugd voelen herleven.
Maar zoodra hij buiten was gekomen, had de gedachte aan die arme, veron
gelukte zielen in de gevangenis hem met bekommering vervuld: hoe zou de
weekhartige Van Uden de emoties hebben doorstaan; en bij wien zou de sombere
Bartel zich hebben aangesloten? Hij luisterde nauwelijks naar zijn vrouw, die,
met haar hoofd ver achterover, naar den wemelenden sterrenhemel opzag en
er over philosopheerde, dat, bij een zóó dicht gekrioel, het toch wel heel moeilijk
geweest zou zijn, die ne ster vast te houden, die naar het heilbrengende kindje
geleidde. Met bedwongen haast trok hij haar in de richting van den hoogen
muur, waar een schildwacht onbeweeglijk op post stond.
Al van uit de verte hoorden ze den klank van ongeschoolde stemmen, die,
tamelijk ongelijk maar met onmiskenbaar lan: Stille Nacht, Heilige Nacht"
zongen. Zijn vrouw liet opeens haar hoofd zakken, en trachtte vergeefs om
een wilden snik naar beneden te slikken; nooit had ze zóó sterk beseft, dat deze
verworpenen ook eens kleine kinderen aan moeders schoot waren geweest
Hij greep haar arm, maar zijn gedachten waren niet bij haar: als iemand, die
hier buiten liep, vrij en zonder druk op haar ziel, al zóó ontroerd werd van dit
biddend smeeken,dat door den stillen,geurenden nacht klom;zóó getroffen door
dezen kreet van verdwaalde harten, die, in ballingschap en gevangenschap, zich
wendden tot Hem, die op de aarde was gekomen, om te redden, wat verloren
scheen, hoe hevig moest dit lied dan die armen achter de tralies zelf aan
grijpen. ... Had hij ze toch beter aan hun suffe berusting kunnen overlaten?
Maar toen hij den volgenden ochtend in de werkplaats rondging, kreeg hij
een duidelijk antwoord op zijn weifelingen. Iedereen was vol ijver in zijn bezig
heden verdiept; zelfs de sombere wisselvervalscher had een opgewekter trekje
om zijn mond, en de man van den topografischen dienst stak hem een hand
toe en zei extatisch: Ik kan u nooit dankbaar genoeg zijn; wat was dat gisteren
een mooie avond ! En die liederen maken het weer heelemaal licht van binnen".
Ik moest aan mijn studentenjaren in Duitschland denken," vertelde de in
genieur, die een beetje trotsch was op zijn opleiding, zooals ze daar zingen
kunnen!"
Maar de matroos trok met een grappig gebaar aan z'n haren en kneep zijn
eene oog dicht. Het was een reuze-fuif, directeur, en de consumptie prima,
prima. Ik zou bijna zeggen: ik heb er nog een kater van".
NADRUK VERBODEN
voorkoml
dit door
het qebruik
K":
fef