Historisch Archief 1877-1940
VOORJAARSDIENSTREGELING
door Herman Salomonson
Teekeningen door W. Bielkine
,??*' ?
f A »
Dit is het verhaal van een delicate, zér delicate en zér internationale
gebeurtenis, waar een stukje vaderlandsche bodem getuige van is
geweest, doordat de hoofdfiguren van dit verhaal in den letterlijken zin uit
de lucht zijn gevallen op ons drassige hoekje van Europa.
Ze vielen juist hier uit de lucht, en pleegden juist hier de onder beschreven
handelingen om dezelfde redenen waardoor het mogelijk is dat Den Haag
de zetel is van het hoogste gerechtshof op aarde, en Amsterdam een der
grootste instituten op Koloniaal gebied herbergt: omdat Nederland in het
wereldverkeer een neutraal plekje grond is, dat ook gaarne wordt gezocht als
plaats van bijeenkomst door lieden die rustige afzondering zoeken voor overleg
en rijp beraad of zooals uit het volgende blijken zal voor anderzins.
Het was een voorjaarsdag, tegen den middag. Het Hollandsche
luchthaventje leek verlaten. Onder de grauwe lucht, flauw doorglimmerd van
zonlicht, lag het drassige vliegveld; ten Zuiden omzoomd door laag geboomte,
en aan het Noordelijk uiteinde door een reeks van gebouwtjes en loodsen.
De kantoren waren in rust. Voor het deurtje der douanen zaten twee amb
tenaren hun pijpen te rooken. De stationschef slurpte een kop koffie achter
het cylinderburëau in zijn privékantoor. Uit een der vliegtuigloodsen klonk
gehamer, en de windzak aan den signaalmast hing geknakt naar het
ZuidWesten gekeerd.
Weinig verkeer.... weinig vertier.... weinig wind: maar een Hollandsch
knooppunt van de groote Britsch-Continentale luchtverkeersrouten.
De stationschef stopte zijn pijp en wandelde naar buiten; hij liep in de
richting van het restaurant; bij het ingangshek salueerde een chauffeur.
Hij knikte herkennend; daarbuiten wachtte de grijze limousine. Sinds i Mei
ingang van de Voorjaarsdienstregeling?wachtte daar eiken Woensdag die
grijze limousine. En wanneer de limousine wachtte, dan wachtte ook, onver
mijdelijk, in het restaurant, diezelfde man, voor het linksche raam, daar waar
men in Zuid-Westelijke richting kon uitkijken: een slanke man van middel
baren leeftijd, het haar wat grijzend aan de slapen, en met vermoeide, half
geloken oogen, Hij arriveerde met het ochtendvliegtuig uit Parijs, slenterde
naar het restaurant en dronk daar een gin-sling, en soms nog een gin-sling,
en nóg een, elke tien minuten n, tot de sirene de aankomst van de Londensche
machine aankondigde. Zoodra de sirene gierde, stond de man op en ging
naar buiten, naar het landingsveld....
Terwijl de stationschef zijn pijp aanstak, gluurde hij naar het linkervenster.
De vreemdeling zat er. De Londensche machine was laat: tegenwind. De
kellner bracht dan ook juist de tweede gin-sling.
Zooals eiken Woensdag sinds de Voorjaarsdienstregeling was ingegaan
was de vreemdeling met de Parijsche machine gearriveerd: een half uurtje
geleden. Hij staarde suffig naar buiten en beantwoordde koeltjes den groet
van den chef; hij fronste zelfs verbaasd de wenkbrauwen toen deze
hem, duidend naar de klok, en" vervolgens naar het Zuid-Westen, toeknikte.
Wij Hollanders hebben de naïeve gewoonte ons door woord of gebaar
onuitgenoodigd te mengen in internationale contraversen... Wij ontmoeten bij
dergelijke pogingen van goedmoedige bedoeling soms koele afwijzendheid,
soms pijnlijke verbazing en, eerst na verloop van langen tijd en onverstoorbare
ricidive, ontdekt de vreemdeling dat er geen kwaad, doch hoogstens wat be
moeizucht bij ons heeft voorgezeten...
De luchtstationschef en de vreemdeling waren intusschen nog pas aan het
stadium der pijnlijke verbazing toe, ook nu nog, toen de chef den
wekelijkschen voorjaarsgast door gebaren beduidde dat de Londensche machine
was aangekondigd.
Daar loeide reeds de sirene. De vreemdeling stond op, greep zijn hoed
en verliet het restaurant. De chef, nog altijd onkundig van het geboden beleid
voor eene kleine mogendheid als gastvrouwe en boylevard van internationale
ontmoeting, ging naast hem staan en waagde een opmerking.
De vreemdeling tastte verstrooid in zijn zak naar een geldstuk en de chef,
een pijnlijken misgreep vreezend, stapte het landingsterrein op
Toen geschiedde het als eiken Woensdag:
de Londensche machine streek neer en rolde tot voor de loodsen; knechten
kwamen aansnellen en sleepten een trapje aan, en, als laatste passagier, stapte
een jonge helblonde vrouw uit die, als eiken Woensdag, hoffelijk door den
overslanken vreemdeling werd begroet en naar de Limousine geleid. Zij had
geen bagage, evenmin als hij trouwens. Dat wisten de douaniers al. Ze grin
nikten en tikten tegen hun pet. De kelner en de buffetjuffrouw keken uit het
raam van het restaurant en zeiden tegen elkander: Daar is ze weer", en de
stationschef, staande voor het privékantoor, dacht voor de zooveelste maal
in dit seizoen dat daar toch wel een zér elegante vrouw ging.... De
Parijsch