Historisch Archief 1877-1940
Kerstnummer
29
i-*;,
H
doordringen. In de huizen en over de velden, langs de wolken tot ver, ver naar
den horizont. Maar daar niet voor de ooren, doch dadelijk voor den geest
zelf. Déar zijn de trillingen zóó fijn, dat ze ongehinderd tot hem door kunnen
dringen. Ze zijn als lichttrillingen. Die gaan ook van mijn toren naar de verste
horizonten".
Heerlijk zoo ver als we hier kunnen zien !" vervolgde Rolf. Maar weet je,
hoe we nog verder kunnen zien ?"
Neen, hoe dan?"
Als we in de harten der menschen kijken".
Maar hoe kunnen we dat doen; zijn ze niet gesloten voor ons?"
Neen, we openen hen met onze klokketonen".
Maar wanneer zal ik dat kunnen doen? Moet het nog lang duren voor ik
het carillon mag bespelen?" vroeg Victor,
Dat zal van je zelf afhangen. Misschien al over 'n jaar. Maar kom, 't is
bijna middag".
Weldra daalden ze de ladders langs de klokken af,
Ze waren nog niet beneden, of
daar kwam leven in het vreemde
samenstel van raderen en draden.
'n Pal werd met 'n klik opgelicht;
'n windvleugel ging snel draaien;
zonderlinge geluiden lieten zich
hooren en de reusachtige metalen
trommel met zijn honderden uit
steeksels zette zich met deftige
langzaamheid in wenteling, 't Was
of het hem eerst moeite kostte om
zijn logheid te overwinnen; maar
daarna ging het met 'n vaste ge
lijkmatigheid, die men begreep,
dat niet te wijzigen viel. Onver
stoorbaar naderde een nok de pal,
die op hem wachtte, lichtte hem
onvermurwbaar op; de pal trok
aan den metalen draad, zoodat de
klokhamer opgeheven werd en het
volgend oogenblik viel de hamer.
Een overluide toon barstte los
uit de klok, die nasidderde van de
geweldige beving, welke door zijn
metalen lichaam was heengevaren.
't Was 'n ontploffing van geluid,
dat plotseling om hen heen alles vul
de en nog natrilde door heel hun
wezen, toen de geluidsgolf al uit
den toren weg was gesprongen.
Maar de trommel draaide onver
stoorbaar verder en vier nokken
naderden tegelijk hun pallen; 'n
oogenblik later sloegen vier hamers
neer en 'n daverend accoord ver
doofde hun ds ooren met zijn ge
weldigen klank, 'n Ander volgde
en de geluidsdonder hield aan,
terwijl de trommel in zijn
voorgeschreven wenteling zijn nokken hun plicht liet volbrengen.
Eindelijk zwegen de klokken. De gonzende natrilling van hun in oproer
gebrachte lichamen stierf uit en stilte heerschte er. Maar 't was de angstige
stilte, die wacht op iets vreeselijks, dat komen moet. De trommel draaide door.
'n Nieuwe rij van nokken naderde onafwijsbaar, 'n Sterke pal wachtte geduldig.
Daar werd hij opgelicht!
Hij viel en 'n ondeelbaar oogenblik later sloeg de zware hamer op den
breeden rand van de groote klok.
't Onmiddellijke antwoord was 'n korte, maar allesoverweldigende donderslag,
die zich onmiddellijk voortzette in 'n dreunenden nagalm. Alles beefde, muren
en balken, 'n Trilling voer door heel het torenlichaam, en nog was die bewogen
heid niet tot rust gekomen, toen de tweede nok zijn plicht had gedaan en op
nieuw de klok zijn donderroep had laten losbarsten.
Twaalf malen golfde die vloed van geluid uit den toren en stroomde uit over
de stad en de velden. In snel uitdijende kringen ijlden de trillingen door de
wijde luchtruimten tot de hoogste wolken en tot de verste kimmen.
Rolf had het geluid als een brandingsgolf over zich heen laten storten.
Heerlijk was het geweest, zooals hij het eiken keer opnieuw heerlijk vond en
in 'n trotsche verrukking riep hij plechtstatig uit: De menschelijke geest
heeft de stof gebruikt om den voortgang van den tijd alom te verkondigen !"
Eigenlijk had hij dien uitroep voor Victor'S ooren bestemd, en hij keek met
'n zekere zelfvoldaanheid naar hem om maar Victor was weg.
'n Beetje beteuterd staarde hij naar de leege plaats en schoot daarna onwille
keurig in den lach.
Kom, 't is m'n tijd om te beginnen" zei hij en stapte vervolgens het ver
trekje, waar het klavier stond, binnen.
Hij zette zich op zijn kruk neer, de voeten op de pedalen, de knuisten op
de houten toetspinnen, en met 'n opgewekten roep van: vooruit dan !" lichtte
hij zijn armen beide op en liet ze met veerkracht neerkomen op de toetsen.
Met 'n blijden tonenroep antwoorden boven een paar van zijn klokken.
Dadelijk slaat hij weer; reeksen van toetsen raakt hij snel achter elkaar en
reeksen van klaterende kloktonen springen op uit de rijen van zijn bronzen
, Pe tonen zwermen uit den toren weg. Ze komen naar beneden zwe
ven in gearmde slierten en sprin
gen tusschen de menschen op
de markt. Samen met de zonne
stralen dansen ze rondom de kleurig
gekleede lieden. Ze huppelen op
de trapgevels der huizen; als
zilver rinkelen ze door de straten.
Diepe bastonen van de groote
klokken schrijden statig tusschen
hen door.
Rolf volgt ze in gedachte; hij
ziet hun rij dans; hij weet, dat
alle menschen naar hem luisteren.
Hooger, edeler gestemd worden
ze door mijn spel", denkt hij.
Maar de velen, die achteloos
voor het spel hun zaken voort
zetten?" werpt hij zich zelf tegen,
Onbewust voelen ze toch de
macht van mijn spel. Allen bereik
ik; aan allen geef ik iets dat hooger
is en dat hen hooger zal voeren.
Aan allen: mannen en moeders,
kinderen en grijsaards, werkers en
luiaards, goeden en goddeloozen".
Met grooter geestdrift slaat hij
op de toetsen en trapt op de pe
dalen, en al wat stof is, de pennen
en stangen, de bronzen
kloklichamen, de trillende lucht, gehoor
zaamt aan zijn geest om door de
wonderbaarlijke macht der muziek
tot al die menschelijke gemoederen
te spreken.
Wat 'n machtig gevoel geeft
het hem, telkens als hij weer 'n
nieuwe wijs laat klinken. Hij
slaat er geen acht op, dat de
zweetdruppels hem tappelings van
het voorhoofd druipen. Er is zooveel licht in zijn hart en hoofd, dat hij niet
merkt, dat de zonneschijn uitgedoofd is en het zienderoogen duisterder wordt.
Zoo vrij voelt hij zich in zijn hooge taak, dat het niet tot hem doordringt, dat
dikgebalde wolken zich dreigend opstapelen over stad en veld. Hij hoort
enkel de klaterende klanken van zijn klokkenspel en acht niet op het naderende
dondergerommel. Hij lacht van voldoening, dat hij tot alle menschen de bood
schap van het geluk kan brengen en ontwaart daarboven in zijn kamertje niet
dat die menschen met angstige blikken naar de zwartdreigende wolken een
goed heenkomen naar 'n schuilplaats zoeken. Angstig kijkt Victor omhoog,
tegen den toren op, die nu grauw tegen de donkere wolken op staat. Hij voelt
het gevaar naderen.
Maar Rolf weet van niets; hij voelt zich sterk in zijn macht over de stof....
en dan plotseling.... 'n oogverblindend licht; 'n felle bliksemstraal, die de
toren treft, het kamertje in gloed zet 'n Vreeselijke vuurstraal, die uit
de pikzwarte wolken naar den toren toeschiet als 'n vurige dolk, die onver
hoeds naar Rolf wordt uitgestoken.