De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1927 4 december pagina 30

4 december 1927 – pagina 30

Dit is een ingescande tekst.

Kerstnummer t'. 't L^* * Bewusteloos wordt het slachtoffer naast zijn kruk gevonden. Had de stof gezegevierd? De zomer met zijn warmte en zijn wolken, waaruit de weldadige regen over stad en land was neergevallen, was voorbij. De gure herfstwind was opgestoken en hij joeg de bruine blaren, die gevallen waren, in wilde warreling voor zich uit. Weer liep Rolf stadwaarts en weer zag hij zijn toren oprijzen boven de roode daken der stad, maar de steenen reus stak zijn hoofd niet in koesterend wanne zomerluchten, noch spiegelde hij zijn flanken in glanzend witte wolken. Tegen rossige avondwolken, die angstig langs den hemel dreven, stak zijn strak steenen lichaam donker af. Wel anders ook was RolFs stemming; maar z'n zucht om alleenspraken te houden, had hij niet verloren. Wat sta je daar zoo somber, oude vriend?" Ja, we zien geen glanzende zomerwolken meer. Maar laten we niet vergeten, dat juist in hen de vijand zich voor den aanval wapende!" Er gleed 'n trek van voldoe ning over zijn gezicht, terwijl hij zei: Toch niet gelukt! Al zijn we beiden gewond uit den strijd gekomen, de stof heeft toch niet gezegevierd!" Je ziet er nog als 'n invalide uit steigers om je kop als 'n verband. En ik? Nou ja, ik huik nog wel wat, maai 't loopen gaat toch eiken dag beter. En hart en hoofd zijn ongedeerd!" Onwillekeurig rekte Rolf zich eens uit, stak zijn armen om hoog en streek zijn haren, waar door de wind vrij had gespeeld, weer gelijk. De stof denkt, dat we over wonnen zijn, omdat we zwijgen moeten en de klokkentonen niet meer kunnen laten klinken over de huizen en de velden; maar wacht wat, 't zal niet lang meer duren of we zullen onze stem weer doen hooren. Niet waar, ouwe, lange makker, weldra zul len we weer sterker dan de stof zijn! Dan zal de stof weer slaaf zijn en de geest zal triompheeren". Al sprak hij ook nog zoo zelf bewust tot zijn grooten vriend, toch bleef er 'n achtergrond van weifeling in zijn gemoed over, evenals die achtergrond van rossige en zwarte wolken, die zoo willoos doot den wind langs den killen avond hemel werden voortgedreven en die 'n tafreel gaven van angstige onrust, terwijl de kille herfstlucht den wandelaar 'n lichte huivering bezorgde. Maar 't was alles onbewust voor hem, al bespeurde hij den invloed deson danks. Zeg, toren", vervolgde hij ik zal 'ns bij meester Marcus gaan kijken, hoe het met de gewonde klokken gaat, en dan zal ik het je komen vertellen". Flink stapte hij aan ,en het viel inderdaad bijna niet meer op te merken, dat zijn beenen door den blikseminslag eenige dagen geheel verlamd waren ge weest. Hoe is het met de klokken, meester?" luidde weldra zijn vraag, toen hij de werkplaats weer was binnengetreden. F Bijna klaar, hoor; 't afslijpen zal niet lang meer duren". En met 'n ondeugend lachje, want 't spotten kon hij niet laten, ondanks dat hij Rolf met heel wat vriendelijker oogen dan vroeger aanzag: 't is toch maar goed, dat wij hier in de laagte weer in orde kunnen brengen, wat in de hoogte bijna verongelukt was". De klokkenist voelde den steek, al werd hij vriendelijk glimlachend gegeven en wilde den meester zelfbewust van antwoord dienen, maar hij hield zich in, want 't schoot hem door den geest, dat hij den strijd nog niet had herwonnen en dat hij met toren en klokken nog de gewonde overwonnenen was. Gaat het al heelemaal goed met het loopen?" hoorde hij vragen, en om kijkende zag hij zijn jongen vriend, die het hem met zijn heldere jongensstem vol belangstelling vroeg. O, ja !" riep hij blij terug. Ik kan al zonder moeite de torentrappen opklimmen. Ga je niet mee Victor ? ik wou eens gaan kijken, hoe het met het werk staat"; maar de knaap schudde het hoofd: neen, ik heb geen tijd, mijn schoolwerk is nog niet af'. Alleen dus wandelde Rolf naar den toren. De avondschemering had zich al op de markt gelegerd en begon nu tegen de hooge wanden van het steenen gevaarte op te stijgen. De rossige gloed, die de wolken had overtogen, was uitgedoofd; 't waren nu zwarte schepen, die langs den avond hemel door den najaarswind werden voortgedreven. Rolf kwam in het hooge trappenhuis. Daar heersende bijna geheel en al het nachtelijke duister. Het daglicht, dat door de spleetvormige openingen drong, verweerde zich met zijn laatste kracht tegen den van onder af opdringenden nacht, en het was tot 'n naargeestig schijnsel ge worden. Brrr ! hoe luguber is 't hier. Gauw naar boven! 't Is of ik uit 'n schacht, die naar de onder wereld afdaalt, naar de aarde klim. En toch is de aarde juist beneden en kom ik er vandaan". Blij was hij, toen hij uit die vijandige, donkere ruimte weg kwam. Boven was het niet alleen veel lichter, maar hij vond er zelfs menschelijk gezelschap. Kobus, de knecht van meester Marcus, was er bezig geweest met soldeeren. Maar hij pakte juist zijn gereedschappen bij elkaar en doofde het vuur in zijn oventje. Hij deed het haastig, verlangend als hij was om van die late karrewei naar huis te gaan. Dag Kobus, nog zoo laat bezig geweest?" Nou, 't is 'n schande zooveel werk we met die kapotte kleppermekeniek hebben! Goeien avond" en tegelijk verdween bij door de deur, die Rolf juist was binnengekomen. Kapotte kleppermekaniek!" Hoe zoo'n stofslaaf durft te smalen ! Kleppermekaniek!" \ Hij schudde verdrietig z'n blonden kop en voor jou speel ik toch ook ! Voor jou heb ik ze even goed laten klinken als voor alle anderen !" Heb je dan zoo weinig van hun boodschap begrepen ?" Verdrietig klom hij verder en keek meewarig naar den rommel, die de her stelling met zich meebracht. Losse stukken hout en krullen, potten en pannen, balken en steigers, alles door elkander, 't Deed hem pijn het aan te zien en haastig klom hij verder tot den hoogsten omgang waar hij boven al die ver drietelijkheden was. Daar was hij vrij! Wel woei hem de stormachtige wind om de ooren, zoodat zijn haren om zijn hoofd fladderden, maar ongehinderd kon hij zijn blikken over de velden laten rondvveiden. En al begon het donker op de akkers te worden en al was de hemelkoepel ook vol van wolken, toch scheen nog door menigen spleet in het wolkendek het avondlicht. Kijk, zoo waar, daar zie ik jou ook: du holder Abendstern ! zoo'n trouw

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl