De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1927 4 december pagina 32

4 december 1927 – pagina 32

Dit is een ingescande tekst.

Kerstnummer : l' vuurtoren-licht lijk je wel. De zwarte wolkenschepen varen langs je heen De vuurtoren van het eiland der gelukzaligen." 3, Jouw licht schijnt, maar de stem van mijn toren zwijgt helaas nog". Lang bleef hij naar dat verre sterrenlicht staren, naar dat hemelsche vuur baken, dat aan de donkere wolkenschepen den koers scheen te wijzen en dat hoog door de luchten zijn lichtstraal ook naar zijn verheven torentrans wierp. En het suizen van den wind om zijn hoofd liet hem niet hooren, hoe het onder hem in den toren begon te knetteren en zijn oogen, die staarden naar dat lichtpunt in de hemelsche verten zagen niet, dat rookwolken uit de toren vensters welden en, gegrepen door den stormwind, wegdreven. Hij hoorde niet den angstigen roep van brand ! brand in den toren !" Beneden zien de menschen echter hoe de vlammen al uit de openingen bij de wijzerplaat slaan en de rookwolken snel aangroeien in dikte. Brand !! Brand in den toren !" brullen de menschen op straat. Victor hoort den roep en hij rent naar buiten. 'n Oogenblik is hij verstijfd van schrik als hij, opkijkend, hoog uit den zwarten toren 'n vurige vlam ziet schieten, die zich dadelijk weer hult in 'n uitbottende wolk van ros verlichte rook. Hij vliegt terug naar de werkplaats, om zijn vader te waarschuwen en eenige oogenblikken later klimt hij al met hem tegen de trappen op. Ze stooten de deur open en 'n stroom van lucht wordt naar binnen gezogen. Ze schrikken terug voor het vuur, dat daar hevig oplaait. Waar is Rolf!?" Hij moet hooger zijn ! Maar dan zal hij niet meer naar beneden kunnen komen ! De ladders zijn niet meer af te dalen !" EnRqlf zelf was allang tot even groote zekerheid gekomen, dat hij door zijn vijand, de stof, in een doodelijken valstrik was gelokt. 'n Oogenblik van verwondering eerst, toen hij 't hoorde knetteren en het brand-geschreeuw tot hem doordrong. Toen omkijken; 't gewaarworden van de opkwalmende rookwolken; het plotseling begrijpen, dat de torenverdiepin gen onder hem in brand waren geraakt. Ongetwijfeld door de zorgeloosheid van dien dommen Kobus. Even snel flitste het hem door 't brein, dat hij moest trachten nog langs den vuurhaard te komen om af te kunnen dalen. Hij wil naar beneden klimmen, maar 'n dichte rookwolk komt hem tegemoet. Hij tracht nog dwars door den rook heen de ladder af te klimmen, 't Lukt hem hoestend, maar 'n windvlaag, die den rook wegblaast geeft hem even 'n doorblik en 't wordt hem duidelijk dat verder afdalen onmogelijk is. Terug ! want de rook verstikt hem bijna in het volgende oogenblik. 't Lukt hem de ladder weer op te klimmen en hoestend en hijgend komt hij weer op zijn omgang, waar hij naar de loefzijde loopt, snakkend naar adem. De stormwind, die de rookwolken naar de andere zijde drijft, geeft hem lucht, die hij gretig door zijn longen laat gaan, om ze te reinigen van den afgrijselijken rook. Maar hoe naar beneden?" Onmogelijk! 'n Uitweg is niet te vinden. De doodsangst valt op hem aan. Maar als ze hem wil grijpen, deinst ze terug. Daar staat niet meer 'n zwak wezen, dat siddert voor den dreigenden dood, maar 'n mensch, wiens geest zich op de vleugels der exaltatie plotseling verheft tot 'n ongenaakbare hoogte. Ha, mijn vijand ! Heb je je gruwelijke knechten allen opgeroepen om mij ten val te brengen !" Meen je, dat je mij thans zult overwinnen ? Dat ik met mijn toren en mijn klokken in dien vuurpoel zal storten en jammerlijk vergaan ? Meen je, dat jij, nietswaardige stof, den geest zult overwinnen ! ?" 't Zal je niet gelukken !" Maar 't vuur loeit luider en luider, en de dreiging van den dood grijpt hem desondanks aan. Hij verweert zich door zijn exaltatie hooger op te drijven en zwaaiend met de armen begint hij te roepen: Kom terug !! Kom hier, jullie allen, jullie mijn klokkentonen, die ik als blijde boodschappers uitgezonden heb ! Kom en haal mij van hier ! Draag mij weg op jullie vleugels !" "V Hij galmt het uit en de doodangst zweept zijn verbeelding tot Jsrankzinnigheid op. Zijn oogen beginnen te schitteren, want uit de wolken ziet hij ze ver schijnen. Daar komen jullie al; ik wist het wel, dat mijn roepen niet vergeefsch zou zijn". En hij ziet ze aanzweven als liefelijke engelen, zingend de melodieën waarmee hij hen naar de menschen beneden had gezonden. Van alle hemelstreken, van de verste horizonten nadert 'n onafzienbare menigte van glanzende gestalten. In steeds groeienden getale verzamelen zij zich om den trans; ze vormen kring boven kring, die wijder en wijder zijn toren omringen. En allen die on telbare kinderen van het geluid laten de hemelen daveren door hun alles overstemmenden koorzang. Als een koning voelt Rolf zich. Hij, die daar staat in het middelpunt van dat heir van hemelsche wezens, die allen de macht van den geest verkondigen. Onoverwinnelijk voelt hij zich; hij, hun machtige leider. Onaantastbaar voor den oervijand, beschermd als hij hier is te midden van zijn zegevierende legioenen. Kom !" hoort hij roepen, kom, hoogheerlijke vorst! Kom, opdat wij U wegdragen van dien brandenden toren ! Kom, opdat wij U omhoog zullen voeren, naar de bovenaardsche spheren, waar enkel de geest heerscht!" Kom ! Treed op de balustrade. Reik ons de hand, opdat wij U veilig uit de aardsche naar de hemelsche ruimten overvoeren !" Ik kom, ik kom !" en in de zinsbegoocheling zijner door doodelijke angst krankzinnige verdwazing klimt hij op de steenen omwalling om zich in hun armen, die zij naar hem toestrekken, te werpen. 'n Hartverscheurende kreet steeg op uit de menigte, die beneden stond en die in machtelooze ontzetting aanschouwde het onbegrijpelijke drama, dat zich op den trans voor hun oogen afspeelde tot de verschrikkelijke ontknooping van den doodelijken val. Als 'n gigantische fakkel stond de toren met laaiende vlammen tegen den nachthemd op. 'n Roode kaatsgloed danste wild over de jagende wolken. Spotlachte de Stof over zijn overwonnen vijand ? Neen, het was niet de lach van de zege, maar de grijns der teleurstelling; want aan den voet van den toren zag de belager staan den knaap, die het zwaard van den gevallen strijder op zou nemen, om onversaagd den oerouden strijd voort te zetten, den strijd van den Geest tegen de Stof. DE BESTE KEUS VOOR KERSTGESCHENKEN vindt U bij REEDERS N.Z. KOLK 17, Amsterdam TEL. 45373 ? Sinds 1765 Specialiteit in KOPERWERK en TINWERK, Electrische KAARSENKRON EN, KANDE LAARS enz. Reparatieinrichting osco AMSTERDAM

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl