Historisch Archief 1877-1940
HOE ZIJ REVEILLON VIERDEN
door Emmy van Lokhorst
Teekeningen door B. van Vlijmen
,41
Hé, taxi!"
Chauffeur."
Hallo, hierheen."
Van drie kanten werd de leege taxi bestormd, maar Ru won het, zijn koffer
stond al in den wagen en hij sprong op de treeplank en riep overmoedig:
Naar het station, mét haast."
Fluitend haalde hij zijn reisbiljet uit zijn portefeuille: Paris.... Paris.... !
En hij gromde van plezier. Eindelijk alleen naar Parijs. Geen mama en zusjes.
geen oom of goede kennis, maar heelemaal echt alleen een week in Parijs,
Natuurlijk Réveillon vieren", had hij tegen zijn vrienden gezegd, toen
die hem vroegen, waarom hij nu, voor Kerstmis, moederziel alleen naar
het buitenland trok.
Réveillon.... dat was nu een der feesten waarvan hij altijd had gedroomd.
En hij was bijna dertig geworden,
voor dit plan werkelijkheid werd.
Hij was bij zijn oom op het assu
radeurskantoor, de zaken gingen
goed, hij had een spaarpot, er
was geen beletsel geweest behalve,
nu ja natuurlijk, zijn moeders
bedroefd gezicht toen zij hoorde
dat hij Kerstmis niet thuis zou | >
vieren.
Centraal Station. Ja ja, neem
dezen koffer maar even, de tasch
houd ik zelf, Parijsche trein,
rooken eerste klas". De chauffeur
tikte aan zijn pet bij den goeden
fooi.
Boven had de witkiel al een
mooie plaats voor hem uitgezocht.
Zoo, nu wat lectuur en sigaretten,
jas ophangen en behagelijk gaan
zitten.
De trein liep vol. Hij nam nog
even een kaartje voor den wagon
restaurant en daar begon het. Als
een poes zat hij in zijn hoekje ge
doken met de Strand en een sigaret.
Somber weer, Holland was toch
saai en zoo zonder stemming. Wat
was nu die heele Kersttijd waar
Moeder zoo over zeurde? Roode
lampjes, jawel en een schep ver
velende familie. Net als anders
met een paar lui van kantoor ergens
borrelen, een keurig vervelend
tooneelstukje, een stroopzoet
filmpje, een slecht cabaret, dat was je heele Kerstvacantie.
Grens, douanen. Nog eens douanen, vervelend altijd dat uitgepak. Brussel.
Ha, hier werd het al beter. Een vrij slecht maaltje in den restauratiewagen
en nu was het geheel donker.
Lang, dat laatste eind en de trein leek wel geheel verlaten te zijn in Brussel.
Eindelijk, goddank, daar was hij er.
Porteur, porteur". Sympathieke kerels in hun blauw jasje. Geen taxi te
krijgen, dat was letterlijk altijd aan de Gare du Nord. Maar eindelijk zat hij
dan toch en het wagentje schoot vooruit met snelle draaien en lenige sprongen
als een vlug soepel dier.
Gedruisch en licht.... en dit was de geur van Parijs, waarop hij dol was.
Half benzine, half stof, maar dan nog dat onbeschrijfelijke mengsel van asphalt
en koffiearoma erbij.
Gedruisch en licht. Slingers en slangen van voertuigen. Stop ! Zij stonden
stil vlak voor den verkeersagent. Nu rook hij den metro, keek even op het
kaartje tegen het hek. La Presse, troisième dition, La Presse", klonk de
voorbijsnellende roep van den krantenventer.
De lichtjes kaatsten in het glimmend asphalt. Groote witte ballonnen ver
lichtten den ingang van een speelgoedmagazijn. Vlak ertegenover een
krantenstalletje met kleurige prenten en tijdschriften bekleed.
Vooruit weer, het fluitje van den verkeers-agent snerpte en de kleine wagen,
wild en driftig over het oponthoud, rende verder. Hij herkende een zijstraat,
een plantsoentje, een monument. Daar was de Seine, een zee van licht boven
de gebogen bruggen en een roode rustige gloed tegen het Louvre.
Riye gauche.... eenige minuten later stond hij in zijn hotelkamer, haastig
hè'- noodigste uitpakkend. Even wasschen, schoone boord.... en nu gauw,
gauw, het heerlijke, het ongeloofelijke tegemoet.
Alleen flaneeren in Parijs! Daar was de Boulevard Montparnasse met
al zijn gezellige kroegjes en restau
rants. Waar zou hij eten? Nog
niet, eerst een apéritif, buiten op
het terras. Natuurlijk, in Parijs
zat je buiten, zelfszonderkachelt je.
Zijn stok tusschen zijn knieën,
zijn handen op den knop van den
stok, zat hij tevreden voor een
der tafeltjes achter een Dubonnet.
Wat was hier nu toch zoo verdui
veld plezierig? De ruimte der
trottoirs, de breede cafés, het licht
en de meisjes. In Parijs zag je
alleen meisjes, jonge, slanke,
kwieke dingen. Waar ze hun oude
dames lieten, was een raadsel. In
Holland pakten ze er alle trams
mee vol.
Hij sprong op een bus met een
air, alsof hij geboren Parijzenaar
was en liet zich naar Palais Royal
rijden. Wat een massa menschen
voor het Louvremagazijn, even
kijken.
In de vitrines vond het
jaarlijksch kijkspel plaats, bedoeld
voor kinderen, maar voornamelijk
ouderen aantrekkend. Ditmaal had
men getrouw de Alpen nagebootst
met sneeuw en gletschers en
tunnels en Sennhütte. Chamonix
en de Mont Blanc ontbraken niet
en bekoorlijke skiloopsters werden
automatisch voortbewogen over
uitgebreide sneexvwvelden.
Lachend liep Ru met de menschen mee, voetje voor voetje over het plankier,
waar een agent het verkeer voor de uitstalramen regelde. Toen hij weer op
het ruime plein stond, dat geheel overstraald was door de reusachtige
lichtJetters: Joujoux, zag hij pas dat over den geheelen gevel in lampjes eenzelfde
berg- en sneeuwtafreel was aangebracht, terwijl de kunst-sneeuwballen
heen en weer vlogen langs den gevel.
Nu had hij toch honger. Poccardi? Brasserie Universelle? Neen, daar zat
het stikvol Hollanders. Hij liep den Avenue de l'Opéra af, zocht in de zijstraten
en kwam eindelijk in een kleine prix-fixe bij de Madeleine terecht.
Zijn keus berouwde hem. Er zaten eenige vermoeide meisjes met vuurroode
lippen en eenige heeren die van elk ideaal beroofd waren. Maar het diner bleek
uitstekend en de wijn maakte alles goed.
Hij slenterde over de boulevards; vleugen muziek gleden langs hem heen
van een open café, maar het was vrij stil in het anders zoo drukke verkeer
Nu pas merkte hij dat het al negen uur was. Hij liep Olympia binnen, maar
fe