Historisch Archief 1877-1940
r,
fcDE PRESIDENT VAN HET VLIEGENDE WIEL
door Anton Thiry
V
<-*;
?fe
Ti*
I
l" A ^eman was erover t'akkoord: zoo'nen
door-t»en-door goeien vent lijk hij, was er in 't heele
land niet meer te vinden.
En dat antiek, brillend schoenmakerke van een
Jokske Devries beweerde zelf dat ge naar iemand
lijk Mijnheer Juul met een vergrootglas mocht
gaan zoeken van hier tot in Rusland en Itale toe,
iuizeken in en huizeken qit, en dat ge dan nog
bot zoudt. hebben gevangen.
Als die zoo iets zei mocht men het gelooven,
«? -want hij wist wat hij zegde. Jokske was in zijn
jonge jaren met een duitschen schoenmakersgezel
mee de wereld ingetrokken, had zoowat overal
'{ gezeten om de geheimen van zijnen stiel te
achterbalen en al kende hij geen a uit een b zoo groot
i .als een huis, hij sprak met gemak een taal of tien
.zoo goed als zijn Vlaanuch. En wat nog straffer
was, hij kon de menschen dóór-zien tot in 't
kenne, ien van hun hart, als waren ze van glas geweest.
Doch al was hij dan nog zoo goed dat zelf Jokske
?er zich warm kon voor maken, een schoonigheid
-was Mijnheer Juul in de verte verste niet.
't Was een tonneke rond op korte beentjes en
met leelijk-afhangende schouders, en om met zijn
liuikske in evenwicht te blijven liep hij een beetje
achterover. Hij had bijkans geenen nek en zijn
.gezicht was opgeblazen en sponsig met een
streuvelende snor en een paar kleine varkensoogskens
?die slaperig glimlachten van achter een
wiebelenden pince-nez.
Men zag hem bijkans nooit anders dan in een
"bruin velorijderskostuum met slodderende pof
broek die een paar onmogelijke-dikke kuiten lieten
.zien, en bij 't eerste groen dat in 't voorjaar uit de
struiken en de boomen ritste was hij daar met een
?wit vest aan en een behanepluimden panama op
den kop.
Juule was rijk, misschien wel de rijkste vent
-van de stad. Hij bezat de grootste kolenzaak
van heel de streek, met kantoren te Duffel, te
.Mechelen, te Herenthals en 'k weet ni-meer
-waar nog allemaal, en de zeven schepen die voor
ftem naar de Walen vaarden, waren zijn eigendom.
Hij woonde op 't einde der Groote-Markt bij de
Hooge brug in een groot, wit-steenen
heerenIhuis met veel beeldhouwwerk rond de vensters
?en onder 't balkon, en 't werd gezegd dat het daar
binnen met al die mahonie-houten meubelen,
tapijten en schilderijen nog schooner was dan bij
-een koning.
De menschen noemden het: het klein stadhuis.
Want al was hij geenen burgemeester of sche
pene, zelfs niet eens een simpel gemeenteraadslid,
hij was toch zoowat de vader van de kleine stad. En
wie iets wou gedaan krijgen van 't gemeentebestuur
?of naar een plaatske stond 't is gelijk voor wat,
C B. VAN BOHEMEN
Schilderijen Restaurateur
Als zoodanig door de moest bevoegde
autoriteiten erkend
Nieuwe Uitleg 27 Den Haag
wie in de miserie zat of last had met vorsters of
gendarmen, 't was altijd bij Dikken Juule dat ze
gingen aanbellen om hulp of steun.
En niet alleen kreeg men schoon' beloften, een
glas bier en een sigaar, maar men kon er zeker
van zijn hij maakte er werk van en negen keeren
op de tien bracht hij ze schoontjes in orde ook.
Niks geen hooveerdij of fierigheid was eraan
den man. Hij was en bleef rats het tegenoverge
stelde van zijn madam en zijn drie dochters die
altijd vol pretentie met het hoofd stijf in de hoogte
liepen en minachtend door hun gouden
face-amain op de rest van de wereld neerkeken.
Men zag hem even rustig-joviaal op wandel
met bedeleers, leurders of godshuisventjes als met
den deken, den burgemeester en den juge, en 't
was een gewoon, alledaagsch ding hem 's zomers
in een arme mensche-wijk in de schaduw der witte
puntgevelkens bij kantwerksters of bij een borstel
maker zijn sigaar te zien zitten smoren en te ver
tellen zoo gemoedelijk als was hij er thuis.
Zij waren niet te noemen de sociëteiten, katho
lieke zoowel als liberale, waar hij eere-lid van was.
Allen telden ze hem bij de hunnen: de boogschut
ters van de aloude Sint-Sebastiaansgilde., de
tooneelspelers van Dejenettebloem en van De Ongeleerden,
de muzikanten van de Groot Harmonie en die van
de Xaverianen, enz. enz. tot de Dappere Vogele
pikkers en de Moedige Pijpsmoorders toe; en alle
maal waren ze fier op hem als was hij van hun
alleen.
't Bestond voor hem in niets anders dan de
lokalen te bezoeken om er een pint te pakken en
een klapke te slaan. En of dat nu gevestigd was
in een bedompte buildragersstamineeke aan de
poorten of aan de kaai, of te wel in een der rijke,
gespiegelde cafés van de Groote Markt, Juule
maakte er geen verschil in.
Alleen op de jaarlijksche vergaderingen die dan
feestelijk besloten werden met een souper was
hij trouw aanwezig. Hij had er een gewoonte van
gemaakt zijn mede-leden alsdan te trakteeren op
een tonneke extra drijdraad van den befaamden
brouwer Verlinden uit Hoijckt. En na 't eten, als
't drinken, smoren en vertellen begost weid er dan
regelmatig door den president een speech afge
stoken om den milden gever van zooveel deugde
lijkheid, waarna al die mannen, rechtstaande met
geheven pint, zongen van:
Leve onze Juule en hij mag er wezen.
Leve onze Juule en hij mag er zijn !
Zonder onze Juule kunnen wij niet leven.
Zonder onze Juule kunnen wij niet zijn !
Aan ne sociëteit gaf hij zijn eigen met lijf en
ziel en dat was aan den velo-rijders-club Het
Vliegende Wiel". Hij was er president van en 't
was zijnen roem en zijnen trotsch dat hij die had
opgericht en hem in bloei en floratie hield lijk
geen eene deed.
Al de velorijders uit de kleine stad waren er lid
van en dat waren er een dikke drie-honderd.
Allemaal hadden ze een schoon, geel-bruin
sportkostuum met korte pofbroek, een riem in de lenden
en lage, gele schoenen, en van voren op hun witte
klak blonk als schild een zilveren velowiel met
vleugels eraan.
Mijnheer Juule had hun een schoonen, zijden
club-fanion cadeau gedaan, kleurig geborduurd met
een Sinte-Gommarus erop die een gevleugeld wiel
zegende en waarmee ze overal den eersten prijs
wég-haalden. En daarbij nog een tiental nieuw
modische klaroenen met wit en roode frengels
eraan die bij 't uitrijden aan den kop van den club
door geoefende blazers werden bespeeld en de
propere, witte straten vulden met hun blij, veel
stemmig geschal.
Geeneen sociëteit had ooit zooveel leven in de
stad gebracht als deze. Zelfs wat de Kronijchcn
vertelden van de landjuweelen uit den schoonen
tijd der Rederijkerskamer De Jenettebloem bleef er
maar klein bier bij.
Want dikke Juule was geenen president van
die alledaagsche soort die zoo maar met veel pre
tentie presideeren en de anderen laten werken.
Hoe dik hij ook was, hij reed trouw mee figuur,
liet geenen tocht voorbijgaan zonder aan den kop
zijn plaats in te nemen en bij bloemen-corsos deed
hij zijnen plicht in 't een of 't ander nummer,
precies lijk het simpelste lid.
En wat nog meer beteekende, geenen eenen van
de drie-honderd Vliegende Wielers, was er zoo op
uit om nieuwigheden te verzinnen lijk hij. 't Schoon
ste was nog niet schoon genoeg voor hem en 't
mocht kosten wat het wilde Dikke Juul dokte.
Wie herinnerde ze zich nog allemaal die ple
zante tochtjes den zomerschen buiten op en de
bloemen-corsos door de stad en bovenal die hon
derd verschillende figuren door hem zelf verzonnen
en onder zijn leiding op de Groote Markt uit
gevoerd.
Bijkans iederen Zondag-morgen in 't open sei
zoen was 't exercitie in 't figuurrijden en al wie dat
dan bij gelegenheid volgen kon van uit de boven
zaal van een der cafés of van op de pui van 't
stadhuis, stond verpaft hoe 'n schoon figuren daar
onder zijn oogen evolueerden. Keerende molen
wieken waren het, spiralen draaiende
in-en-uitelkaar, bloemen, arabesken, waaiers, rozassen, enz.
enz., nu eens langzaam en dan weer rap, alles op
maat van de klaroenen-muziek die in 't hert van
't wielend figuur rond den fanion stond opgesteld.
En als dat dan 's avonds gebeurde en boven
eiken fiets aan een riet een kleurige ronde
ballon prijkte, was het lijk een reusachtig vuurwerk
waarvoor men geerne geld had gegeven om het
te kunnen zien.
Ja. Mijnheer Juul had er verstand van om een
velo-club te doen floreeren.
En alsof het nog niet schoon genoeg was, was
hij ten leste beginnen droomen om in den club
een harmonie, een zangkoor, een turn- en zelfs een
tooneelafdeeling te vormen.
Als hij op dat kapittel geraakte wist hij van geen
uitscheiden. Er kwamen tranen in zijn oogskens,
zijn stem werd beverig van ontroering en hi; had
gebaren als van een dichter die een avond-gedicht
voordraagt.
UIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIllllllllllllllllllllllll!
iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiimiiiiiiiuiiiiiiiuiii
J. B. BENNER 6 ZOON l
1 PIANOHANDFT '?KVKST'"" 18>1 i
= *? irU.V\JLLt\LVLJdLl KOFLKVEKANC1EKS =
= DEN HAAG 97 NOORDEINDE I
fiinniHiiiiiiiMiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiNniiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiui