De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1927 4 december pagina 43

4 december 1927 – pagina 43

Dit is een ingescande tekst.

rétiHiiumër Zie", sprak hij dan, als we dat hebben en we bollen ievers naar een dorp, hoe schoon zou 't ui zijn op 't kerkeplein of anders in een bosch voor 't boeren-volk zoo een open-luchtuitvoering te geven Dat bestaat nieyerans ni Op alle festivals, op alle concours zijn we met de eerste prijzen weg En als nadien nog de vrouwen mee willen is de zaak perfect! Schoon zal dat zijn, mannen !.... danig schoon !.... II pp. Ja, dat ware wel heel schoon geworden.... Maar zie ! juist in die dagen begon het ongeluk zich met de zaak te bemoeien, 't Vliegend Wiel vergat zijn traditie en bolde zoo al ineens, met zij nen president voorop, van de bereden wegen af en recht de politiek in ! 't Moest dat jaar namelijk weer een keer ver kiezing voor den gemeenteraad zijn. Gewoonlijk verliep zoo'n gebeurtenis tamelijk rustig. De vijf bazen uit den Katholieken Kring vergaderden een half-uurke om hunne lijst op te maken, de libera len uit La Fraternitédeden van 't zelfde, eenige ?weken stonden de lokale partij-blaadjes vol ple zante scheldstukken en liedjes op de tegenpartij, en op den bewusten dag werden dan onverander lijk al de katholieken gekozen, 's Avonds was er dan nog wat muziek en lawijd in de stad, maar 's anderen daags sprak er geen mensch ni meer over en de stads wagen, met den secretaris op den bok, de klerken in 't gareel en de vijftien raads leden er slapende binnen in, zette zijn aartsvaderlijke gaugske voort, niet te rap en ook niet te traag. 't Was altijd zoo geweest en 't ware misschien alzoo tot in der eeuwigheid blijven voortdraaien, waren er toen niet een paar mannen van 't Vlie gend Wiel tot de ontdekking gekomen dat het met de kasseiïng in de stad danig slecht gesteld was. Ze staken de koppen bijeen en vonden dat de velo-rijders ook wel op 't stadhuis mochten ver tegenwoordigd worden. In alle stilte werd er een comiteit gesticht en hun eerste gang was naar mijnheer Juul om hem te vragen of hij dat wilde doen. Mijnheer Juul liet wijn en sigaren brengen, er -werd geklonken en gedronken, en hij sprak joviaal: Als gijlie vindt dat het noodig is. 'k ben ter ul'er dispositie. Ge moogt over mijnen persoon beschikken." Denzelfden dag nog verzochten ze om een onderhoud met de vijf bazen van den Katholieken Kring, om een zetel voor hunnen president op te ?eischen. Krist, de baas uit het Groenhuis, waar de club zijn lokaal had, zou er het woord doen. 't Was een fameuze discours die Krist daar afstak ! Nadien heeft hij hem nog honderde keeren, op feestjes en zoo, uit-gegalmd bij wijze van amuzement! En steeds met hetzelfde lach-succes ! De vijf die van niets wisten, vielen van 't verschie ten bijkans van hun stoelen, toen ze hoorden waar over het ging. Zoo iets was hun nog nooit over komen. Ze sloegen groen en geel uit van nijd en 't was de burgemeester die 't eerste rechtsprong en kwaad uitschoot over zoo'nfabuleuse brutaliteit. Maar Krist beet even kwaad terug en 't zou er vast op ruzie zijn uitgeloopen, was er dat zoet?gezouten Mijnheerke Keersblick niet sussend tusschen-gekomen om met veel hooge stadhuiswoorden over eendracht, broederlijkheid, tucht «n 't heilig belang der katholijke partij toch maar te beletten dat er pottekens zouden worden ge broken. 't Slot van 't lieke was dat de vijf bazen heel vriendelijk werden. Ze stuurden de velo-rijders naar huis met de statige belofte de zaak te onder zoeken en al het mogelijke te doen om aan hunne rechtmatige wenschen tegemoet te komen. Binnen kort kregen ze dan wel nader nieuws. Maar ja, hoe gaat het in de politiek als er plaats moet gemaakt worden! Daarvoor zijn die mijnheeren niet thuis ! Die beloofde binnen-kort werd algauw een buiten-kort, twee drie weken gingen voorbij, en ze lieten zij de mannen uit het Groenhuis ferm staan blinken. Die merkten wel dat er ineens nogal veel bezoek was van notabelen op 't klein stadhuis", dat Mijnheer Juul al minder en minder op den Kring kwam en ten leste hoorden ze uit zijn eigen mond wat een gekonkelfoes er aan den gang was. Alle maal wilden ze hem overhalen zich toch voor zoo iet? niet te leenen, in Godsnaam ! geen afbreuk te doen aan het partij-gezag. Doch hij had ze onverbiddellijk naar 't comiteit verwezen dat de zaak in handen had en hij zou het blijven doen ook. Ne man, ne man; e'wooid, e'woord! sprak hij beslist ,,'k Heb mij ter ulier dispositie gesteld en 'k blijf ter ulier dispositie, 'k Vind dat ge gelijk hebt. Ze moeten het maar met u afhaspelen en ni met mij! " Krist en zijn mannen die al een beetje schrik begonnen te krijgen dat het verkeerd zou afloopen, wreven in hun handen toen ze die taal hoorden. Zouden die meneeren soms te fier zijn om naar ons te komen?" vroegen ze zich kwaad af. En dat als 't te doen is om hunnen besten steun pilaar, iemand dien ze God-weet-waarom altijd verstooten hebben ! Ehwel! w'hebben patientie genoeg gehad. Nu krijgen ze 't vuur aan hun schenen. Ni getreuzeld ni meer! Vooruit, met een afzonderlijke lijst!" Ze trokken nog wat andere mannen in hun plan en op een dag dat Dikke Juul de stad uit was werd de club op een buitengewone vergadering samengeroepen. Krist lei er alles in 't lang en in 't breed uit, kwam met zijn voorstel voor den dag, en onder gejuich, gelach en geroep werd er stande pede een lijst samengesteld met hunnen president aan den kop. Heel de club teekende eronder vol geestdrift en 'sanderendaags 's morgens vóór dat de poorten van 't stadhuis open waren, stond Krist met zijn getuigen al op de pui om hunne lijst in te dienen. 't Werkte lijk een bom in een kerk. Heel de stad stond er op een weerlicht van op zijnen kop. Al de herbergen en staminees liepen vol volk, dat er 't leste wilde van weten. Er werd gedebateerd dat het er bij stoof en terwijl al de kopstukken uit den Kring, paters, pastoors tot de Dames van Bermhertigheid toe, naar mijnheer Juul beenden die hen almaardoor naar 't comiteit bleef verwijzen, zat Mijnheerke Keersblick, met een klagelijk ge zicht en de armen omhoog, in de achterkamer van 't Groenhuis tegen Krist en zijn mannen te jeremieeren en te zuchten. Och ! waarom hadden ze dat toch gedaan ! Zoo geerne, a la minute, wilden ze immers een plaats geven, boven aan de lijst zelf, aan zoo'nen braven, treffelijken, katholieken mensch als mijnheer Juul was ! Waarom daar toch, in den naam van dit en in den naam van dat, zoo'n schandaal rond ge maakt ! Wat zouden de framassons uit den FraMijnhardt's HoofdpijnKiespijn tabletten Stillen spoedig de hevigste pijnen. Beide in huisjes van 30 en 60 et. BH Apothekers en Drooistci» ternitéin .hun handen wrijven ! De lijst moest in getrokken worden, subiet. Alles moest vriend schappelijk gaan, enz. enz. Een allerzielen-sermoon had er niet aan. 't Scheelde niet veel of hij begon er nog bij te schrei en ! Op 't leste greep hij ontroerd de hand van Krist en ook die van Mille Ver jans, keek de vier anderen smeekend aan, en riep theatraal: Beste, lieve vrienden! Laat ons afspreken: Mijnheer Juul krijgt zijn plaats en laat ons dus roepen: leve de eendracht in onze partij!" Krist die ook niet van gisteren was, pinkte eens tegen zijn mannen, liet daarop een zucht als van een paard en krabde zich dubbel achter de ooren. Allemaal goed en wel, Mijnheer Keersblick", knikte hij, maar een beetje laat. Ge brengt gij ons jandomme ! in moeilijkheden. De lijst is opgemaakt en ingediend, ni door ons, doch door den heelen club. Wa' moeten we met ons andere candidaten beginnen ? Als ge nu nog eens zegdet: zie, we geven u vijf, of vier plaatsen. Dan zouden we kunnen parlementeeren.... Is het niet zoo mannen ?" Mijnheerke Keersblick zijn zoeten lach schokte weg en zijn gezicht werd hard als van een grijnzend duvelke. Hij trok als gestoken zijn handen terug. Zijnoogenschoten vuur; waren het ponjards ge weest hij had er den eene na den andere mee doodgestoken. Sloebers!" siste hij. Leelijke sloebers!.... Da' zulde bekoopen!...." En denderend van koleire greep hij stok en hoed, stampte de deur open en gebogen, als een nijdige stier, achtervolgd door het plots gelach van het club-comiteit, drong hij door het roezemoezende volk dat het Groen huis vulde, naar buiten. Dat onderhoud werd niet alleen een nummerke meer op Krist zijn voordracht-repertorium maar joeg ook de kogel door de kerk. De kopstukken van den Kring bazuinden gewichtig rond dat ze met zich niet spelen lieten en dat de toegeworpen handschoen werd opgeraapt. Dat werd me toen een verkiezingsstrijd. Heel het stadje geraakte in vuur en vlam. Er verscheen een nieuw weekblaadje: De Lanteern van den Club" en er werd tegeneen gekeven en gescholden, ONTWEPP WPENAAT 5CHRUFBUREAU IN EIKENHOUT. IN ELKE Q^2 GEWeNSCHTE HOUfKLEUR. LANG 7DX, HÉELE Ow. HOCXiie OOVDIEPTE TT" :" -"

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl