De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1927 4 december pagina 45

4 december 1927 – pagina 45

Dit is een ingescande tekst.

Kerstnummer 45 L" Il->?<*' ?** Gr*, « meer dan in al de voorgaande kiescampagnes bij een. Geenen avond ging voorbij of de mannen van 't Vliegende Wiel, met Krist aan den kop, gaven een meeting. Alle stamineekens kregen hunnen toer en daar ze allemaal veel te klein waren om al de aanhangers van Mijnheer Juul te slikken, werd het gedaan van uit de open vensters de volgestroomde straat in. Iedereen werd redenaar, tot vrouwen toe eischten het woord om den Dikken aan te bevelen. De mannen uit den Kring voelden wel gauw hoe laat het was. Twee of drie keeren waagden ze 't ook met een meeting. Maar ze werden uit gejouwd en ze mochten blij zijn dat ze er zonder slagen van af kwamen. Ze probeerden het met huisbezoek, zoo in den donkeren avond, als nie mand hen zag. In de groote straten bij de deftig heid en de winkeliers lukte dat wel, doch och arme ! wat werden ze afgespeeld als ze bij 't volk zelf kwamen. Ze beleefden er een paternosteravonturen, 't een al zotter dan 't ander, en toen die op een schoenen keer met kleuren en geuren in den Lanteern" beschreven stonden, was het amen en uit met hun kiesjagen. Ze trokken er toen de geestelijken in en van op de preekstoelen, in kerken en kapellen, werd er uitgevaren tegen die goddelooze scheurmakers uit het Groenhuis" die ondermijners van 't goddelijke gezag, en er werd gedreigd met doodzonde en 't eeuwige vuur voor wie het waagde te stemmen op Mijnheer Juul, wat bij de onverschilligsten zelf, rats het tegenovergestelde verwekte van wat ze er mee verhoopten! Neen, Krist en Mille Verjans en Sus uit den Tinnen Pot en de andere kemphanen van 't Clubcomiteit, verstonden hun politiek stieltje beter. Die lieten hem voorzichtig overal buiten, wilden niet dat hij meeging op meetingen of zelfs maar een simpel woordeken in hunnen Lanteern" schreef! Ze stelden hem overal voor als 't slacht offer, als de verstooteling dier egoïstische kop stukken op 't stadhuis, deelden onder 't volk zijn portret uit en verspreidden liekens van twintig coupletten en langer nog, waarin al het goed dat hij in zijn leven aan den armen had bewezen, bezongen stond. Die methode werkte anders, 't Was al Mijnheer Juul wat de klok sloeg. Hij kon niet meer op straat komen of van hier en ginder, uit kantwerkstersgroepjes, van boven op schilders ladders, van op de schepen aan de kaai, werd hij begroet met armgezwaai en luidruchtig geroep van: Vivan onzen Juul! Zelfs de schooljong deden er aan mee ! 't Was alles danig plezant, maar spijtig genoeg begon het heele bedrijf op 't leste te ontaarden. Huizen werden beschilderd met zotte karikaturen, ruiten uitgeworpen en 't ware voorzekers nog op vechtpartijen uitgedraaid, hadden de mannen uit den Kring" eindelijk 't gebruik van hun hersens niet terug' gekregen. Wijselijk legden ze hunne propaganda stil, deden hun gazetjes zwijgen en lieten den boel waaien lijk hij waaien wilde. Zelfs op den grooten dag der verkiezing bleven ze binnen en lieten de straat aan hun tegenstanders. De uitslag was buiten alle verwachting. Om een uur werden de bureaux gesloten en geen uur nadien of de mannen in 't Groenhuis, die de felste duivenloopers hadden aangesteld om hun zoo rap als de bliksem van overal de gedeeltelijke uitslagen aan te brengen, wisten reeds hoe laat het was. De absolute meerderheid was naar de maan ! Van de 15 vastgeroeste zetelaars vlogen er 8 het stad huis uit en in de plaats ervan kwamen 6 velorijders en 2 liberalen ! 't Nieuws vloog luid en juichend door straten en stegen, staminees, winkelkes en huizen binnen, en op een weerlicht was heel de stad lijk een heksenketel, 't Groenuhis dat uit elk van zijn vensters een vlag liet wapperen barste bijkans van de menschen en 't geroep. Beneden stak het vol volk, op 't eerste stak het vol, de gang, de koer, de hof, daar was niet in of buiten te geraken. Tof zelfs op het tweede waar de slaapkamers waren hingen ze door de ramen te zingen en ze wezen spottend naar den overkant der Markt waar de Kring lijk een doodenhuis met gesloten plafeturen treurde en met twee gendarmen ervóór ter be waking. Wat werd er daar toen door de uitgelaten velorijders gezongen, gesprongen en gedronken! De zotste kermis had er niet aan ! Krist zijnen kelder was gauw leeggetapt en 't was met leege glazen dat ze klinken moesten. En alsof het daarmee nog niet wel genoeg was kwamen toen uit alle straten de vele sociëteiten waar Dikke Juul eere-lid van was al zingend de Groote Markt opgebrobbeld om mee te vieren. 't Een na 't ander verschenen er: De trouwe Hen gelaars, De moedige Pijpsmoorders, De gezworen Smousjassers enz. enz. en allemaal waren ze voor afgegaan door hun vlag of kartel en een samengeraapt muziek van zes, zeven man. 't Leek wel een prijskamp wie 't zotste zou doen. Er waren er die aan lange stokken stoofbuizen lieten wiegelen, een kapotte stoel zonder raat of zoo iets anders, een groep speelde op-sinjoorke met een stroo pop die Mijnheerke Keersblick moest verbeelden en de Dappere Vogele pikkers van buiten de Antwerpsche Poort holden aan op de koolwagens van Marus Kek en hieven boven hun roode, zingende koppen een banderol met erop: ,,Vox populi, vox Dei!" Maar 't meeste succes nog droegen de mannen van 't Kluizepleintje weg. Die hadden hun eigen verkleed in boer met zijden bakmklak en bïauwen kiel en droegen tusschen twee stokken een plakaat groot als een gevel waarop met letters lijk koeien geschilderd stond: Leve Mijnheer Juul en zijn mannen ! Hij moet burgemeester worden !" Toen was het niet langer een zee van menschen die daarin de kom der witte krul- en trapgevels al zingend en roepend en trompettend dooreenwoelde, 't bobbelde omhoog en barstte open lijk een vulkaan. Stokken, hoeden, klakken, zakdoeken, jassen zelfs gingen de lucht in en er werd geroepen dat het denderde: Bravo ! Leve de nieuwe burge meester ! Juul moei burgemeester worden ! Juul moet burgemeester zijn !" En als van zelfs draaide die dolle massa zich tot stoet, 't muziek zamelde zich van voren achter 't plakaat en onder 't spelen van vinnige marschen ontbond het zich over de Hooge brug de Rechtestraat in om overal de nieuwe leuze te laten bejubelen. III Dat was toen een stoet geworden, en een geest drift lijk men er misschien nog nievers in het heele land gezien en had ! Hadden die uit den Kring een kik durven geven, 't volk was in staat geweest om stormenderhand 't stadhuis in te nemen en burgemeester met den heelen aanhang boven in de Gevangenispoort achter de tralies te foefelen. ROOïTA.HILLENs Tijdens de serenade die ze daarop aan Mijnheer Juul brachten, had de goeie man op zijn balkon staan schreien en snikken lijk een klein kind. Maar eenige dagen later toen hij bij pijp en pint met zijn clubmannen dien triomfantelijken dag te memoreeren zat, had hij om de Kluizepleiners hun plakaat en al da zot geroep heel hertelij k moeten lachen. Neeë, neeëGeen kuren!" had hij ge weerd. Voor zoo iets deug ik niet!.... Ziede mij daar al staan heelemaal in fachet en met een tricoloren sjerp rond mijnen buik !.... Neeë, neeë! 't is te zot om er aan te peinzen !.... Cnze club, mannen, die blijft het middenpunt!" En niet alleen in 't Groenhuis lachte hij hertelijk met dat burgemeester worden, maar overal, in alle staminees en herbergen waar hij zoo stilaan weer te komen begon, deed hij het. Die lachmetterij was bijlange niet in de kaarten vanKrist en zijn mannen. Die waren nu eens aan het overwinnen geraakt en die wilden kost wat kost aan 't overwinnen blijven, 't Was hun echt in 't bloed geslagen. Daarbij 't volk zelf had hun dezen troef in de handen gestopt en hun eigen president zou beletten dat ze hem uitspeelden ! 't Leek al te dwaas ! Ze zegden niets op Mijnheer Juul zijnen klap, maar peinsden en zonnen des te meer over middelkens om hem tot andere gedachten te brengen. Intusschen viel het leven in de kleine stad zoo zachtjes aan weer in zijn gewone plooi. De gazetjes, schor en t'ende asem geraasd, zwegen, de ver kiezingsliedjes verdwenen uit het straatrumoer, de oude notabelen wandelden weer hun zwart-gerokte deftigheid door de stad, en 't Vliegend Wiel, met zijnen president aan den kop, deed weer zijn schoon, tochten den buiten op, of reed glorieus figuur op de Groote Markt. En wat nog erger was, de bazen uit den Kring den eersten dien men het doen zag was natuurlijk Mijnheer Keersblick be gonnen weer even joviaal te doen tegen Dikken Juul als ze hem tegen kwamen, gingen er zoo waar mee op café, precies of er was niets gebeurd. Dat laatste deed Krist en zijn trawanten geen klein beetje sakkeren en keeroogen en achter de ooren krabben, 't Was met de oogen toe te zien dat ze afkwamen om pootjes te geven. Nu mankeert er ni-meer aan of hij gaat nog terug naar den Kring, dien labbekak" foelerdenzij en zaten met den daver op hun lijf uit te kijken naar het fatale moment, dat hun schooner heerschersdroom naar de maan zou kletsen. Doch 't leek algauw dat ze zich voor niets op wonden. Al wandelde Juul weer zoo gemoedelijk als eertijds met die heeren door de witte, betrapgevelde straten of over de vesten, den Kring bleef hij mijden. Hij doet het niet!" lachten de mannen op gelucht. En vol jongen ijver hielden ze weer onder een vergadering op vergadering en begonnen

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl