De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1927 4 december pagina 47

4 december 1927 – pagina 47

Dit is een ingescande tekst.

sindsdien rond hunnen president hun burgermeestersnetten te spannen. Doch toen gebeurde er iets wat Krist zijn ge dachten heelemaal 't onderste boven sloeg, al even erg of 't stadhuis was zoo pardoes in eenen keer van de Groote Markt verdwenen: er kwam een dag dat Mijnheer Juul zich niet liet zien in 't Groenhuis. Krist wist niet wat er van te peinzen. Dat was nu van zijn heele Groenhuisbaas-leven nog nooit gebeurd. Dag aan dag was hij hier trouw, twee, drie keeren zelfs, komen binnenvallen, een echtigen t'onzert" bezat hij hier, en nu was hij zoo maar de deur voorbijgeloopen ! En ziek was hij nochtans niet. 's Morgens had hij hem met zijn notaboekske op de Kaai bij zijn schepen gezien die gelost werden, 's achternoens was hij op zijnen velo de Mechelstraat ingereden en tusschen licht-en-donker had hij een heelen tijd met Mijnheer Klabots op en neer over de Groote Markt gewandeld! Krist zijn gedachten stonden er op stil. Hoe later het werd hoe meer hij er van onder de voeten geraakte. Hij moest zijn eigen geweld aandoen om gewoon te zijn tegen zijn avondklanten en iederen keer dat de glazen deur openpiepte bad hij met een kloppend hert een schietgebed opdat het toch Mijnheer Juul mocht zijn. Maar geene Juul kwam er binnen en 't was met een kop lijk zot dat Krist dien nacht zijn cafésloot en in zijn bed ging liggen woelen en dubben. Wat zou het morgen zijn? Gelukkig kwam hij terug en twee keeren nogal. 't Was wel zoomaar eens effekens binnen en buiten, om aan den toog een glaasje cognac te pakken en te vragen naar Vliegend Wiel-nieuws, maar Krist was er blij mee lijk hij sints den glorieusen verkiezingsdag niét meer geweest was. ,,'k Ben mis geweest! 'k Ben mis geweest! lachte hij uitbundig en hij wreef in zijn handen dat de vingers ervan kraakten. Wat zegt da nu, zoo nen keer?" Doch 's anderendaags was er weer geenen Mijn heer Juul en den dag daarop ook niet! 't Maakte Krist bijkans ziek. Zoo geerne had hij zijn hert gelucht aan deze of gene van zijn kaart-of bakspelende klanten, maar de schrik dat ze konden peinzen dat Juul iets tegen hem per soonlijk had, stompte zijn verlangen gauw naar onderen. Bijzonder den avond van dien tweeden gang was een martelie voor hem. Als er nu eens iemand was die Juul's wegblijven opmerkte? Wat moest hij in Godse-name! gaan antwoorden als ze er hem naar vroegen? Nog nooit had hij zoo verlangd dat het twaalf uren sloeg en dat hij kon gaan slapen! Dan was hij toch al van dien angst ver lost ! En wie wist of het morgen weer niet goed wierd? Doch 't leek wel of ze roken wat er daarbinnen allenmaal zat te draaien. Ze keken hem allemaal toch zoo curieus aan, vond hij. En 't verwonderde hem op 't laatste niets ni-meer toen Brouwer Melse er eindelijk over begon. Aprepo, Krist", vroeg de brouwer, ben ik nu mis of ben ik nu ni mis, maar 't komt me voor alsdat we Dikken Juul hier beginnen te mankeeren. Daar scheelt toch zekers niets?" Krist had in den grond willen wég-zinken, langs een van zijn tap-darmen onder den toog zijner bierkelder inkruipen! Wat nu gezongen ? Maar Janneke Tilborghs, die plots zijn witharig kopske naar den brouwer draaide, verloste hem uit zijn bedremmeldheid. Is da' waar?" vroeg hij verbaasd. Wel, wel toch ! Gust uit De Marmit vertelde me dat hij zijn eigen daar ook ni-meer laat zien, al een heel week ni. En 't schijnt dat hij in De Commerce en in Den Roskam ook al wegblijft, zei Gust. Wel, wel toch!" Een steen viel van Krist zijn hert toen hij dat hoorde. God-zij-geloofd, 't Was dus niet alleen bij hem! En hij vertelde toen ook maar wat hij er van wist. 't Kaart- en bakspel viel erdoor stil en seffens was het een druk overentweer geklap over Mijn heer Juul en zijn wegblijven. Iedereen zei er zijn woord over, iedereen meende iets mis-zien te hebben aan hem in dezen laatsten tijd en ze waren dan ook gauw t'akkoord om te gelooven dat er vast iets moest mankeeren met hem. 't Kon niet anders. En ze hadden gelijk. De dagen die daarop volg den bewezen het maar al te goed. Niet alleen meed hij café's en herbergen, kwam minder en minder ' op straat maar ook van de Vliegende Wiel" vergaderingen bleef hij weg. En toen gebeurde het ongelooflijke, dat hij zijn mannen op een Zondag-morgen alleen liet figuur-rijden op de Groote Markt! De meid kwam aan Krist zeggen dat Mijnheer niet wellekens was. Geen mensen die uit Juul nog wijs wierd. Krist voelde 't wel 't was 't begin van 't ende: hij liet hun staan blinken met hunne velorijdersclub, met hun gemeenteraadszetels en met heel hun politiek. 't Zou wat worden als ze met zoo'nen leider in Januari op 't stadhuis zouden zitten! Om niet te spreken van al hun plannen om den burge meesterszetel te veroveren! Hunnen schoonen triomf, hij was naar de maan ! Wat voor een mysterie daarachter mocht zitten, daar begreep hij al even veel van als de grootste stommerik van de stad. Was hij nu bij de bazen uit den Kring" begonnen loopen, of waren die veel bij hem aan huis gekomen, 't ware duidelijk geweest wat er zich aan 't afspellen was. Maar bij dat volk zagen ze hem nog veel, veel minder dan ergens anders, en geenen eenen van hen zag men er nog de deur binnen gaan. Daarbij 't was om compassie met den man te krijgen, zooals hij er toen begon uit te zien. Er kwam iets moe en mat over hem als van een trekhond die veel slagen krijgt en in zijn oogen die nog meer toe hingen dan anders, hing er iets lijk bij iemand die gaat schreien. Zijn velori j derskostuum met de korte broek was afgedankt en ook de sportklak, en hij liep nu heel burgerlijk in een zwart jaket met op zijn triestigen kop een belachelijken bolhoed. Alleman zat er danig mede in en alleman was er op uit om hem op te monteren. Allemaal: Trintje Nieuwejaars, Soe Ruitjes, Nante Rui, Bel Louykse en de vele, vele anderen op 't Gasthuisvestje, in de Kerkhofpoort, in 't Kattestraatje of waar dan ook, waar hij kwam, hadden het opgemerkt en aan melkanderen voort verteld. Daar zit iets te muken in hem" spraken ze vol meewarigheid. Als er dat niet uit komt, hij gaat er van kapot, de sukkeleer En van deze daar 't koppigst in was, was Dorothee Vinck, een oude borduurster die met heur lamme dochter in een achterhuis van de Kluizestraat woonde. Ze was kwaad op al die anderen die zoo bang waren geworden voor Mijnheer Juul zijn gerucht, en die al bibberden en beefden van als ze nog maar pas zijn moe, duireneerend figuur in hun straatje zagen verschijnen. Soliditeit ongeëvenaard En 't kon wel vreemd lijken, maar 't was juist bij deze volhouders dat hij al een keer meer begon te komen dan ergens anders, en nog wel het meest bij Dorothee zelf. En 't was dan ook bij haar, nadat ze hem van achter heur borduurraam getracteerd had op een langen preek en gewezen wat schoonen tijd het nu worden zou als hij burge meester zou zijn, dat hij eindelijk een klepke van zijn gemoed lichtte. Ikke burgemeester?" had hij gesproken. Zoo'ne slechte kristen. Want ik ben toch een slechte kristen, ni-waar ? Z'hebben zoo tegen mij gepreekt, mensch-lief!.... Dat heb ik alle maal maar daarachter geweten!" en hij was in zijn handen beginnen schreien lijk een klein kind. 't Vrouwke was rechtgesprongen, verschietend lijk zot. Wat ? Gij geenen goeien kristenen mensch? " had ze geroepen. Den beste van heel de stad. En da' zeg ik alleen ni, maar allemaal zullen ze da' zeggen allemaal.... Daar gaat ge u toch niks van aantrekken!" Nog veel meer had ze gezegd, en ook heur doch ter had geprobeerd hem te troosten, maar 't mocht niets baten! .Hij bleef schreien.... 't Was als iets dat vastgeankerd zat in hem.... 't Was maar een triestige gebeurtenis die eerste zitting van den nieuwen gemeenteraad.... Drie dagen daarvoor had men Mijnheer Juule weggebracht. Hij zat ergens in 't Zuiden van Frankrijk waar er zon was en groen en vogelenzang, terwijl het hier nu zoo droef aan 't sneeuwen was De aanstelling der nieuwe raadsleden was gauw afgeloopen. Krist en zijn mannen zegden niet-veeL Maar de mannen uit den Kring nog veel minderLijk geslagen hondjes kwamen ze de zaal binnen geslopen en muisden er even stil van onder recht naar huis. En nog erger wierd het gesteld met hen, toen eenige weken later 't nieuws van den dood van Mijnheer Juul afkwam. N. V.: 1. S. MEUWSEN, Hofl. A'dam-R'dam-den Haag DE BESTE HOEDEN IN HOLLAND

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl