De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1927 10 december pagina 12

10 december 1927 – pagina 12

Dit is een ingescande tekst.

DE GROENE* AMSTERDAMMER VAN MO DECEMBER 1927 1*0. 2636 IE U WE UITGA V E -/ r l' ,*>< ? Reisgidsen Dr. C. Eaeton, Titia Boston, Kleine gids voor Italië, 's Gravenhage, MCMXXV1I,H.P. Leopold's tUitgeversmdatsch. TG* EN van de eerste goede reis'^ gidsen voor Italiëwerd door een Nederlander geschreven, en tot ver in. de zeventiende eeuw was dat Itinerarium van Schottius in geregeld gebruik. Nu is er een andere bekwame gids van dat land, ook door een Neder lander, die bovendien het voordeel heeft door en door journalist te zijn. Dat beteekent in het algemeen, en hier nog eens buitengewoon in het bijzonder, iemand die het voordeel heeft van eenen algemeenen kijk op de dingen en van te weten wat zijne lieden nu eens juist van hem willen weten. Zoo iemand is echter nooit dertig. Dr. Bastón, doorkneed in een vak, dat den ingewijde eigenlijk nooit vaa z'n levensdagen loslaat, heeft het op de jneest prijzenswaardige wijze toegepast en de ervaringen gedurende talrijke reizen in Itali opgedaan, tot nut v/h. algemeen aan gewend. Het gelukkig resultaat is een boekje, voor den gemiddelden Nederlandschen toerist in dit land onmisbaar. Zijn publiek is niet overtalrijk en zekere categorieën zijn bij voorbaat buiten zijn bereik: het genre pelgrim en de, veel zeldzamere, globe-trotters van Dietschen bloede, met onder scheidenlijk te kleine of te groote eischen. Hij heeft met de nog altijd beachtenswaarde breede middelmaat te doen, met menschen die het altijd min of meer een waagstuk vinden een reis naar Italië, Zuidelijk van de lijn Milaan, Venetië, of laagstens: Flo rence te ondernemen. Mag ik helpen dezen behoedzamen een hart onder den riem te steken met den raad zich aan Baston's vademe cum te houden en de verzekering, dat zij dan niet dan de aangenaamste herinneringen op hun thuisreis zullen medenemen.. .. Bladzijde 10?18 moeten zij uit het hoofd leeren. Wie Italiëgoed kent zij zijn nu niet zoo heel talrijk geeft grif toe, d*t daar een berg ervaring en gezond verstand in glashelderen vorm is samengevat. En ook wij lezen het hoogst aangenaam geschreven boekje in spaaning tot het einde uit. In gedachten vergezellen wij den nieuweling en wenschen hem geluk, dat hij op eiken stap zulk een ver standig geleide naast zich heeft. Italiëbiedt in vele opzichten is daar, als ook Easton erkent, het fascis me voor te danken weer alles, wat een redelijk toerist verlangen kan. Tegen malle zijsprongen en een slecht aangebracht verlangen naar eigen initiatief waarschuwt trouwens >de gids hem zonder het nu dadelijk te veroordeelen. Het kan namelijk voorkomen, dat toeristen fhet romantische bevlie gingen door een soort matigen kolder aangetast worden. De magie van Italiëzorgt er in het algemeen voor, dat ook deze genoegelijke dollemannen op hun pootjes tere.cht komen. Maar het kan ook faliekant gaan. Ora pro nobis. De Nederlandsche Bohème in den Vreemde is echter zoo beperkt, dat het slag meer als uitzondering aan te merken io. De -Gulden Middelmaat houdt zich principieel bedaard en trekt derwege aan het Eind, dat den naam van het Langste verdient. Zeer te waardeeren is de korte, maar krachtige lijst van lectuur, waar wij nog de (Engelsche) werken van Lanciani aan toe zouden willen voegen. De lijst van hotels en pensions is een moeielijke en kiesche taak zoo iets samen te stellen voor treffelijk en up to date". Ben kleine toevoeging van belang: men reize naar Milaan over Bern en de inderdaad monumentale Loetschberg-baan. Titia Easton heeft zeker ook een goed aandeel gehad in het taalgidsje, dat schrander gekozen en vlekkeloos voor den dag gekomen is. En wie dezen kleinen gids met de noodïge eigen ontvankelijkheid aan in drukken gevolgd heeft in de praktijk, heeft het dubbele gezien en geleerd van hetgeen de anderen met hun reis wonnen. ,T. A. F. OBBAAN. Prentkunst De eerste jaren der lithograf ische prentkunst in Nederland door S. Moulijn, met medewerkine van P. O. Waller. 's-Gravenhage, Mariinus Xijfiufj, 1927. De schilder en lithograaf S. Moulijn heeft zich reeds lang, en met vrucht, met de studie van de geschiedenis der lithografie bezig gehouden. In 1918 verscheen bij de Mij. voor Goede en Goedkoope lectuur zijn De lithografische Frentkunst", een beknopte ge schiedenis van dit jonge grafische procédé. Thans is, in slechts driehon derd genummerde exemplaren, een deeltje uitgekomen dat geheel gewijd is aan de beginjaren van de lithografie in ons land. Het zakelijke relaas is door eenige achterin afgedrukte reproducties versierd. Het is opmerkelijk, hoe de uitvin ding van Aloys Senefelder in verschil lende landen is verwelkomd als een soort mode-snufje, een artistiek spel letje. Verschillende heeren uit het ge volg van Napoleon, die te München de drukkerij der Feiertag-Schule be zocht, teekenden daar op steen. Lodewijk Napoleon toekende een groep soldaten, waarvan een afdruk te München bewaard wordt. Generaal Ie Jeune en overste Lomet maakten verdienstelijke steenteekeningen. Later zouden te Dordrecht de artillerie officieren een kleine steendrukpers laten maken. Een van hen, C. H. G. Steuerwald, die eigenlijk meer talent had dan zijn broeder, de schilder J. G. Steuerwald, heeft goede portretten in deze techniek gemaakt. Ken daarvan wordt in het boek gereproduceerd. De heeren S. Moulijn en F. G. Waller hebben nu ontdekt, en de eerste heeft het in dit boekje verteld, hoe het precies met de invoering en eerste ont wikkeling van den steendruk in ons land gegaan is. Belangstellenden mo gen het in het boek nalezen. Onder de eerste litho's die wij er gereprodu ceerd vinden, treffen natuurlijk slechts enkele door schoonheden, die geheel en al voortvloeien uit een zuiver begrip van wat met dit milde en toch krach tige procédéte bereiken is. Ik heb een voorliefde voor het geestige, ijle en toch pittige landschap (No. 16) van C. Lamberts, maar de staande figuur van A. W. H. Nolthenius de Man, (een officier evenals Steuerwald), een vroolijk oudgediende voorstellend, is eveneens voortreffelijk als wit-enzwart-kunst. De zeer verdienstelijke portrettist Daiwaille toont in het gelithografeerde portret zijn kloeke eigenschappen, en ondanks het oordeel door Moulijn over Abraham Vinkeles als teekenaar uitgesproken, lijkt mij diens paardje tot de mooiste dezer litho's te behooren. Maar het is mis schien een copie. Zoo verkrijgen de drie honderd bezitters van deze uit gaaf, behalve den interessanten tekst en eenige curieuze prentjes, nog eenige reproducties van even zeldzame als knappe steendrukken. C. VETH Romans Minca Verster-Bosch Reitz. Gij die mijn schreden leidt. Amsterdam z.j. Van Holkema en Warendorf's U.M. Een roman van eenigszins ouderwetsche allure. Wat breedsprakig, wat zwaarwichtig; wat gerekt van dialoog, wat uitgesponnen van situatie. Voor het leesgrage publiek een buiten kansje; bij de vijfhonderd bladzijden en dicht bedrukt. Ik geloof eerlijk gezegd, dat het boek wel wat kleiner had kunnen blijven. De schrijfster herhaalt zich nog al eens; wel niet letterlijk, maar zij brengt haar per sonen herhaaldelijk in nagenoeg de zelfde omstandigheden op het tooneel, waardoor men bij menigen dialoog geneigd is, een vorige bladzijde op te slaan, in de meening, dat men dat gesprek al eerder gelezen heeft. Overigens zou men de schrijfster groot onrecht aandoen, door haar werk zoo maar in te deelen bij het gemiddelde vulsel voor onze lees bibliotheken. De roman heeft stellig kwaliteiten. De worsteling van een eerlijken, idealistischen jongen man tegen allerlei invloeden in nuchtere, op geldverdienen gerichte levenspractijk zoowel als decadente en gedepraveerde zorgeloosheid is er uitmuntend in weergegeven. Opmer kelijk is ook de degelijke, harmonische samenstelling van het omvangrijke werk; er is een goede, knap volge houden verhouding tusschen de hoofd handeling in de episoden van het bij werk. Van het laatste noteer ik in het bijzonder den ondergang van het gezin van mevrouw Renghers. De tragiek van deze drie levens de moeder en haar beide dochters is treffend voelbaar gemaakt. E'rnetit van der Hallen. Begena digden. Hoekversiering van Anco Wiyboldus. Een bijzonder fijn en edel boekje. Ernest van der Hallen toonde zijn talent als verteller al in de Sprookjes uit den zomernacht"; dit nieuwe werk is even teeder, even broos, maar, naar het mij voorkomt, nog dieper en inniger. Door deze bladzijden waart inderdaad de atmosfeer van het legen darische. Met zeldzaam beheerschte woordkunst is in deze drie verhalen neergelegd, wat zoo moeilijk in het stroeve woord te vatten is: het ver borgen leven van oude kloosterver tellingen, het vrome opbloeien van vereeuwde vroomheid, lang vergeten en begraven, maar door bezielend dichterwoord gewekt tot opnieuw bekorende schoonheid. Het werk is uiterst eenvoudig. De woorden zijn aarzelend, tastend, naïef. Maar het resultaat is van een verras sende zuiverheid. Een boekje om vaak te lezen, en er in stilte van te genieten, aandachtig en toegewijd. Want zoo is het geschreven ook. Vreemd genoeg, is niet vernield wie het boekje heeft uitgegeven. Een vignet op het omslag laat ontcijferen: ,.N.V. Leeslust." Geen plaatsnaam (wel staat achterin, dat het boek gedrukt is in Antwerpen). Waarom deze geheimzinnigheid ? Do uitgever hoeft zioh voor werk als dit waarlijk niet te geneeren. HEKMAN MIDDENDORP Advertentie», C JOH. K IE VIET. De Zeeroover ven Oostzaan. Ingen. f 1.10, geb. f 1.75. Eenige perssfemmen: Een schilderachtige, pakkende beschrijving van iet ongebonden vrije zeerooversleven in de Gouden Eeuw. Een boek voor onze jongens, die van avonturen houden, om van te genieten. M. KRAMER, Cemt ven Doorn. Inqenaaid fl.10, geb. /1.75. Dit oorspronkelijk jongensboek, vol avon turen van Gerrif, die een bijzondere voor liefde heeft voor plantkunde, zal met graagte gelezen worden door jongens van 12 tof 16 jaar. Ned. Schoolcourant. J. P. ZOOMERS VERMEER. Stormvogeltje. Geïllustreerd door Freddie Lange/er, Ingen, f 1.75, geb. f2,50. Perssfemmen: 't fs een boek, dat we onze jonge meisjes kunnen geven; ze zullen hef graag lezen. Een heerlijk meisjesboek. Freddie Langefer zorgde voor zonnige plaatjes. Prof. Dr. G. A. VAN DEN BERGH VAN EYSINGA. Inleiding tot de Oud-Christelijke letter kunde. Ingen. f 2 25, ge b. f2.90. Naar aanleiding van dit werk schrijft De Avondpos f". Met dit boek komt de belangstellende lezer al heel spoedig voor zulke nieuwe inzichten te slaan met betrekking tot zijn dagelijksche bijbellecluur, dal hij den schrijver duizend maal dankbaar dient te zijn. P. L. COUCHOUD. Het JezusMysferie. Ingeleid door Ds. H. C. van Wijngaarden. Ingen. f2.25, geb. f2.90. J. K. in de ,,Nieuwe Courant'schrijft: Maar wat in vakstudies menigmaal niet toegankelijk is voor den leek, wordt hier door Couchoudpopulair en toch deskundig samengevat. J. P. ZOOMERS VERMctlJ\. Janna, een liefdeleven. In Janna is neergelegd de wilde drang van een jeugd, die zich wil uil/even en dit ook doet, tot aan hef bittere einde, Ingen, f3.90, geb. f4.90. J. P. ZOOMERS?VER MEER. HetMo/enhuis. Ingen. f 2.90, geb. f3.90. Onder de sfrakke ijlle der vertelling leefr een voortdurende gespannenheid, die haar hoogtepunt bereikt in hel verhaal van de moeizaam-zorgvuldige voorbereiding tof de vlucht, dat, sober en scherp als de ge beurtenissen in een droom, van een zeld zame dramatische spanning en van een ingehouden bewogenheid tevens is. Marie Schmitz in de N.R.Ct." MINCA VERSTER-BOSCH f\L.ll Z.. Gij, die mijn schreden leidt. Ingen. f4.90, geb. f5.90. Gij; die mijn schreden leidt is Cod, is 't uit Cod ontkiemende Codsdeel in ons, en de onafwendbare worsteling lusschen 'l laagmenschelijke en 't goddelijke in elk menschenbestaan wordt in dit boek ge streden, T l NE BR1NKGREVE WICHER1NK. De Kleine Meic/ub. Geïllustreerd door Netly Heiligers, Ingen. f2.15, geb. f2.90. Als er zoo'n heerlijk boek van Tine Brinkgreve op tafel ligt, kijkt al wat jong is mef begeerige oogen dien kant uit. O, die heerlijke Meic/ubserie, Mevr. Biinkgreve, u hebt er de jonge harren zoo gelukkig mee gemaakt. Vrouwenleven.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl