Historisch Archief 1877-1940
«T dECEMBER
KRONIEK
WINTEB IN HET DUINWOUD
Winter
door Dr. JAC. P. THIJSSE
(Foto Postma)
rijgen we weer eens een winter
senen winter. De inzet was goed, de ijzeldag
vaa 21 November. Sedert dien zwaait de nul-lijn
over ons land heen en weer en ieder goed vriend
van den winter ziet dingen gebeuren, die zijn hart
vervollen met blijdschap. Het begon al op 20
November ntefr grpote troepen van ganzen, die
roepend, en kolderend kwamen opzetten uit het
'Noöfièdëj in wiggen en dubbele wiggen, als esca
drilles van vliegtuigen. Eens waren er acht troepen
tegelijk te zien, op verschillende hoogte, maar alle
strevend in dezelfde richting. Je kon dien dag niet
in de lucht kijken of je zag ergens wel de begin
letters van vorst en winter in beweeglijk schrift.
Eén enkele ganzenvlucht behoeft nog geen winter
te brengen, maar zoo'n massale beweging is niet
zonder beteekenis.
Ntfg; indrukwekkender was de intocht der
kieviten. Die kwamen opdagen in troepen van om
de honderd elk en dan in breede rijen van slechts
enkele gelederen, drie of vier diep. Ze vlogen laag,
slechte enkele meters boven de duintoppen, de
Doornkronen of de daken der huizen, want er waren
er zooveel, dat ze Regelrecht vlogen over Haarlem
en Ainsterdam heen. Het zwart en wit der vleugels
wisselde in langzame regelmaat, want een kievit
vliegt min of meer.klapwiekend en erratisch, de
gaözen daarentegen met snelle en strakke vleugel
slagen.
Waar de gatteen1 gebleven zijn weet ik niet, maar
het' meterendeel van de kieviten hebben het er op
gewaagd, om voorloopig nog in Holland te blijven,
waat de vorst heef t niet doorgezet. Maar ze blijven
op hun quirvive. Toen we weer die paar zachte
dagen kregen, zag je ze in de weilanden rustig aan
het werk, verstrooid over de weiden, ieder aan zijn
eigen bezigheid. Zoodra nu de temperatuur weer
aan of onder het nulpunt raakt loopen zij te hoop
en vliegen op, in troepen vereenigd. Wie reist
tusschen Haarlem en Amsterdam kan ze dan in de
lucht zien hangen, breede donkere strepen, een
stuk of tien troepen tegelijk, zoover het oog reikt.
Soms gaat de trein dicht aan zoo'n troep voorbij en
dan zie je het zwart en witte vleugelspel. Zoo zijn
ze gereed om dadelijk er van door te gaan, wanneer
de vorst gaat bijten of wanneer de sneeuw dagen
lang en duimen dik de velden dekt.
De ganzen en de kieviten merken wij het eerst op,
maar er £aat nog v;eel meer om. Zoo kwamen er
nog veel lijsters opdagen, vooral kramsvogels en
koperwieken en een groote troep sijsjes suisde
fluitend'en kwetterend neer in de elzen. Ook wulpen
en eenden lieten zich niet onbetuigd, kortom het
was een ware volksverhuizing. We weten er niet
alles van, maar hoogstwaarschijnlijk was het
meerendeel wel afkomstig uit Sleeswijk Holstein en
de Noord Friesche eilanden met hun Wadden, of
ook nog uit het Westelijk deel van de Oostzee. En
wanneer het hier nu ernst gaat worden met den
winter, dan pakken vele van die gasten weer hun
biezen en trekken naar Ierland of naar Spanje.
Dan blijven onze echte wintergasten over.
De onrust van den trektijd is voorbij en we
krijgen een stabiele winterbevolking voor eenige
weken, misschien zelfs voor eenige maanden. Ons
erf heeft al weer zijn roodborst, zijn
winterkoninkjes, een span heggemuschjes, een vijftal
merels, een paar vinken en een aantal musschen.
Een paar koolmeezen en een paar pimpelmeezen
komen zich ook vrij geregeld vertoonen. Ik wacht
nog op de groenvinken, die ieder jaar te gast
komen op de bottels van de hondsroos. De winter
koning zingt geregeld zijn morgen- en zijn avond
lied, onverschillig wat voor weer het is. Op den
grimmigen ijzeldag zong hij het mooist 's avonds
kwart over vier en toen deed de roodborst ook een
paar trekjes. De heggemuschjes brengen het nog
niet verder dan een paar toonvaste doordringende
lokkreten, maar het boomkruipertje in het bosch
zingt zijn volle liedje, beknopt, maar opgewekt en
welluidend.
Het bosch, misschien als ge dit leest, ligt het al
onder de sneeuw. In den eenvormigen
dennenaanplant is het eenzaam en stil, ook het hooge
beukenwoud is hol en ledig, maar het oude, gemengde
bosch geeft heerlijk winterleven te aanschouwen.
Je moet het er voor over hebben, om eerst eventjes
stil te staan en goed te luisteren. Eerst lijkt het
doodstil, maar al spoedig hoor je lokken en fluiste
ren en geritsel. Er valt fijne sneeuw van de
dennetakken. Daar zijn de meezen aan het werk, meezen
van allerlei soort, blauwkoppige pimpelmeezen,
koolmeezen met breede zwarte borststreep, vale
zwartkopmeezen, kleine zwarte meesjes met spier
witte nekvlek en wit met zwart en rose
langstaartmeezen. Er zijn ook goudhaantjes tusschen, maar
die vinden we nog meer in de fijne sparren. Boom
kruipertjes en boomklevers kruipen langs de
stammen. Langs een pad is dikke opslag van iepen
en ratelpopulieren, dicht takkenwerk, waar de
sneeuw in is blijven hangen, zoodat de dorre
blaren op den grond zoo goed als onbedekt zijn.
Daarin staan nu de merels en een stel koperwieken
te graven. Ze gooien de blaren op zij en vinden in
den zachten gron9 daaronder voorloopig nog ge
noeg te bikken. Ook is er een laagte, waar vroeger
een duinbeekje stroomde en daar vriest het 's win
ters nu nog altijd later dan elders en daar werken
? Déontwapeningacoatedie
T~\ E Bussen hebben in de
Ontwapeningscommissie te Genève vergaande, radicale voor
stellen ter ontwapening gedaan. Waarop de
Europeesche Pers een hoongelach aanhief of zich boos
maakte over zooveel schijnheilige naïeveteit.
Immers, in ernst denkt niemand aan ontwapening,
ten hoogste aan een beetje minder bewapening, en
menschen, die voorstellen alle oorlogwapens en
ammunitie te vernietigen, alle militaire opleiding
stop te zetten, militaire administraties en be
grootingen af te schaffen en de fabrieken van
oorlogstuig te sluiten, worden op zijn minst ver
dacht de mooiste rol te willen spelen in de comedie,
die zij allen gezamenlijk opvoeren. Maar de meeste
bladen spreken van een cynische klucht" of zelfs
een complot" der Sovjets, en achten nu het
bewijs geleverd, dat deze gansch niet bereid zijn
aan het langzame, moeilijke werk der ontwape
ning mee te werken".
Vooral langzaam" schijnt dit werk te moeten
gaan.
En toch, voor wie zou willen ontwapenen, lijken
deze Russische voorstellen zeker niet onredelijk.
Zij bedoelen en behelzen inderdaad ontwapening en
zijn zeker voor wijziging of verzachting vatbaar,
als men ze ernstig zou willen onderzoeken. Maar
dat zal de commissie gewis niet doen. Zij kan er
alleen om lachen, dat menschen zoo naïef zijn. Of
zóó schijnheilig?
Want, zegt b.v. de N.B.C., het is duidelijk dat
bij uitvoering van zulk een program het gevaar van
den technisch voorbereiden oorlog slechts ver
vangen zou worden door dat van den ge
mproviseerden oorlog en er geen veiligheid uit kan voort
komen". ...
Men gelooft, dit lezende, wgenlijk zijn oogen
niet. Zijn wij daarom zooveel jaar achterna gezeten
met die leus: beperking van bewapening, die dan
toch gedeeltelijke ont-wapening is? Zijn daarom
al die conferenties gehouden en congressen belegd,
opdat, tegenover een concreet voorstel, wij nu
moeten vernemen, dat ontwapening eigenlijk even
erg als bewapening is? Maar waarom zijn die
heeren dan ook nu nog in Genève bijeen?
Och, het is niet, dat wij 't niet wisten, maar de
naakte waarheid." was nog nooit zoo verlegen bru
taal erkend, dat geen mogendheid, die er op aan
komt, de zaak des vredes in ernst opvat en waar
achtig naar vermijding van oorlog streeft. Zij
spelen daar ginds inderdaad met den vrede en hun
ernst ligt gansch ergens anders.
De Bussen spelen ook, maar de anderen zeggen,
zij spelen valsch. Zoo iets als qui perd gagne. Zij
hebben blijkbaar tot elkander gezegd: daar is een
ontwapeningsconferentie, laat ons, voor de aardig
heid, ontwapening voorstellen, en je zult eens wat
zien gebeuren. Ze zullen razend worden en zich in
allerlei bochten kronkelen ten betooge dat zij wél
ontwapenen willen, maar niet zoo als wij het willen,
niet zoo.... echt....
Intusschen was er toch n blad, de Daily
Herald, dat iets van de zaak begrepen heeft.
Het zei: het Bussische voorstel was een toets voor
de oprechtheid der mogendheden wat hun wil
tot ontwapening betreft.... Hoe kwam dat blad
zoo leep? F. C.
altijd merels en koperwieken, zelfs wil er zich wel
eens een houtsnip vertoonen. De kardmaalsmuts
lokt nog altijd kramsvogels en fazant en ook het
konijn, dat zijn schors afknaagt. Er loopen weer
breede konijnensporen van de kardinaalsmutsjes
naar de holen in het duin.
Wie zijn bosch kent ontmoet er nog vrienden,.
zelfs in het felst van den winter. Maar het moet een
echt bosch zijn, gemengd en oud en ongestoord.
Zoo zijn er nog wel op de oude groote landgoederen
kostelijke schatten van natuurschoon, in geera
eeuw door nieuwen aanplant te vervangen. Houd'
ze in eere.
Wilhelmins,"
Charles van Qinneken & Zoon, Znndert, N.Br.
Het van ouds gunstig bekende adres Voor:
Dennen, ter bebossching(uitsluitend Inheemschzaad)
Exotische Dennen- en Sparrensoorten,
Bosch- en Haagplantsoen,
Boomen en Heesters.
Catalogi op aanvraag gratis en franco.
Tel Interc. No. 1. Telegr.-Adr.: Wilhelmina, Zundert.
r+