Historisch Archief 1877-1940
DE GROENE AMSTERDAMMER VAN 17 DECEMBER 1927
No. 2637
K ',
t*.
5
Schilderkunst
door A. PLASSCHAERT
Sint Lncas, Amsterdam: Coba Ritsema
.Ia Lizzy Ansingh de geest, de geestigheid, de hu
mor, .de ironie en soms het betoog of het vermaan,
'die 'tot schilderkunst worden, en zich uiten in de
gammata en rhythmen der schilderkunst, Coba
Ritsema is een schilderkunst van zelve. Ge zoudt
bij Lizzy Ansingh nog kunnen verwachten, dat zij,
op z'n achttiend'éeuwsch kalligrapheerend, op
letterkundigen trant haar vermaan of
moraliseerend betoog zou kunnen brengen aan den man"
of tot het publiek, bij Coba Ritsema kan zoo'n
gedachte nooit ontstaan; zij is de meest natuurlijke
schilderkunst, die te vinden is bij de tegenwoordige
vrouwen, en een bepaald langzame, voorname
rijkdom van kleur is haar eigen en haar een onver
vreemdbaar deel. En zóó was ze, en zóó is ze. Als ge
op een tentoonstelling loopt, en ge vergeet (welk
genot!) de namen, en ge verzonkt eenvoudigweg
in u zelf, en loopt daar, alsof ge nog nooit een
schilderij zaagt, maar zoekt, al dwalend, onbewust
een kleur, die edel is en die in haar wezen toch de
ruimte rond de voorwerpen tegelijk vertoont, dan
vindt ge soms een Coba Ritsema; langs Breitner
de meest Haagsche" in schilderlij ken zin,, der
Zeven Joffers. Er is iets eenvoudigs, natuurlijks en
toch deftigs in de kleuren, in 't kleursamenstel,
waarmee Coba Ritsema haar schilderijen schept.
En er is meer in dit sobere toch rijke geheel, dat
sonoor klinkt, maar niet? heeft van die virtuositeit,
die altijd op 't verbazen van 't publiek is ingesteld.
En dat is: er is naast het eigen wezen ook een er
kenning van anderen in de portretten; dralend
onthullen de kleuren, en omhullen eveneens, die
kleuren, dat verkende andere innerlijk. Iedereen
kent, als zoodanig, het portret van haar Moeder,
dat langzame" portret (ge zoudt als tegenstelling
Jan Sluyters' meeste portretten snelle beelte
nissen" kunnen heeten), maar op deze tentoon
stelling is het Portretje (188 A) van gelijke geaard
heid als van de Moeder. Ook daar is de kleur rijp
en eenvoudig, ook daar wikkelt langzaam het
wezen van den afgebeelde zich uit de omhulling
der kleuren; ook hier is Coba Ritsema's inzending
daardoor, een der bijblijvende van Sint Lucas, die
ge, al dolende op de tentoonstelling, als een goede
verrassing geniet. En gaarne zou ik, om dit alles,
nog een zuiver gekozen keuze tesaamgebracht
willen zien op een tentoonstelling, enkel van Coba
Ritsema's werken; er is toch veel van haar werk
niet voldoende genoten.
Jan Visser. De Begonia's van Jan Visser van
Haarlem, doen sterk denken aan sommige der
bloemstukken van Jan Mankes. Ze zijn geen moed
willige nabootsing van Mankes' werken noch onder
geschoven kinderen" van dezen schilder, ze zijn
alleen zeer analoog aan de werken van den ge
storven stillevenschilder, en kunnen later onge
twijfeld aanleiding geven tot verwarringen, als het
werk zóó blijft. Kender zijn ze niet (in de achter
gronden is een sterk verschil) maar zooals de witte
bloemen het licht vangen, het verinnerlijken en het
een onwaereldschen klank geven, daar moet
Mankes u in de gedachten komen. Het is tegelijk
echter ook daarom, dat deze schilderijtjes van Jan
Visser u bijblijven, en u niet bijblijven als naboot
sing, maar als een overeenkomst met iets, dat
dierbaar bleef....
A. W. Kort is de teekenaar van de Anturia,
zonnebloemen en cactussen. Hij begaat deze
teekeningen met een stille heftigheid. En deze
heftigheid wordt den beschouwer het meest
duidelijk in de Anturia, met hun rooden pijl, die
strak en steil steekt vooruit. Het lijkt mij tweeërlei
te zijn, wat daar zijn heftigheid gelegenheid geeft,
zich te openbaren, en dat is zoowel het sterke rood
van dien eteilen pijl, als de vorm van dezen pijl.
Het hevigst bewijs van zijn bewogenheid voor zulke
bloemen vindt ge in den Anturium (No. 110) dezer
tentoonstelling. Daar is Kort's verborgen harts
tocht als schilder, in een aquarel het duidelijkst
erkenbaar, zooals in een schilderij als Enkhuizen
(78) HulshoüPol's lust tot romantischen klank
rijkdom niet te ontkennen bleek.
C. B. VAN BOHEMEN
Schilderijen Restaurateur
Als zoodanig door de meest bevoegde
autoriteiten erkend
Nieuwe Uitleg 27 Den Haag
Muziek in de hoofdstad
door CONSTANT VAN WESSEM
Concertgebouw: Hekking, Dohnanyi,
Telm^nyi
T~^ E terugkeer van Gerard Hekking werd een
ware triomf. Niet alleen om de traditie van
geliefde cellist", ook om zijn cello-spel, dat inder
daad weer een verrukking is geweest. Een bekoring
als het spel van Hekking heeft ken ik maar van
weinig cellisten. De een heeft een prachtigen toon,
de ander een lichte en soepele stokvoering.Doch
bij Hekking merkt men noch het een noch het ander,
het kan mij weinig schelen of Uekking's behande
ling van het instrument uitmuntend of niet uit
muntend is, noch zijn streek of zijn manier".
Zijn spel neemt de gansche aandacht gevangen, zijn
bezwerende macht over zijn instrument, dat onder
zijn handen een ziel wordt, waarin onder zijn streek
een diepe, ontroerend mannelijke toon ontwaakt.
Het is de macht van zijn bezielden klank, die cns
alle technische verhoudingen in dat spel doet ver
geten, die ons niet op techniek: streek en
toonvorming als zoodanig meer doet letten en ons
bekoord en betooverd laat luisteren, alleen maar
luisteren naar dat breede en toch zwaarbloedige
zingen, of naar dat zachte stamelen op de snaren,
met een verrukkelijke teederheid heel even maar
aangeroerd.
Van dit alles was weer volop te genieten in
Hekking's voordracht van Haydn's celloconcert,
vooral in het middendeel en in de finale. Wat een
geordende, innige schoonheid leeft er in deze zoo
simpele muziek, na het krampachtige willen in
Pijper's derde symphonie die vooraf ging, een werk
dat inderdaad op zichzelf een meesterwerk blijft,
dat men kan bewonderen om de doortastendheid
van zijn constructie, m lar dat als poging om stel
ling te nemen" in de ontwikkeling der muziek, bij
alle eerlijkheid van overtuiging, toch
zelf-bedriegerij kan worden. Maar Pijper is hierin de
eenige niet; en de poging zelf een weg te vinden
stemt altijd sympathiek. Ten slotte hebben zulke
menschen hun taak te vervullen en het hangt niet
van het publiek af of zij dit moeten doen of laten
noch of dit ,.moci" is of niet wat zij doen.
Een latere periode eerst km ui(wij/en of zij
vernieuwers dan wel wegbereiders zijn geweest
in den chaos.
Donderdagavond hoorde men als dirigent,
pianist en componist den Hongaar Ernst von
Dolninyi. Dit was een zeer bevredigende avond
die ons kennis deed maken met een fijnen en voor
namen geest, met een dirigent, die zonder ver
bluffende virtuositeit levendig en gevoelig de ver
tolkingen leidde, die een uiterst aimabele inter
pretatie van een Haydn-symphonie gaf, daarna een
schilderachtige, lichtelijk archaïseerende voor
dracht van een ons onbekend pianoconcert van
Mozart (in G.) zelf op een Steinway-vleugel spelend
en al dirigeerend, samen met een kleine orkest
bezetting; vervolgens zich als componist in de
suite Ruralia Hungarica" deed kennen als
minder een vernieuwend dai wel een effectvol be
werker van Hongaarsche melodieën, en ten slotte
met een rijk geschakeerde, intelligente, maar
misschien een te weinig grandioos opgestuwde
directie van Liszt's Les Préludes" <?en eeresaluut
bracht aan dezen grootmeester, die wellicht in de
opdieping der Hongaarsche volksmuziek misgreep
(want de zigeuners zijn wel de muzikanten, miar
niet de zangers van Hongarije), doch zelf in rijn
virtuoos-improvisatorische verhouding der mu
ziek Hongaarsch in hart en nieren is geweest.
De violist Emil Tehninyi, eveneens Hongaar,
waagde zich aan muziek uit Noordelijke landen en
wel aan het vioolconcert van den Doen Carl
Nielsen. Het is merkwaardig, dat de pogingen der
lateren om het bestaande repertoireder viool
concerten met een nieuw standaardwerk te ver
rijken, maar steeds niet willen lukken. Feitelijk
alleen Hindenmeth heeft, voor nvjn gevoel, in zijn
vioolconcert iets bereikt, dat in aansluiting met het
vioolconcert van Prokofieff naar een richting wijst,
waarvan iets te verwachten is. Maar zeker niet
zullen dit de pogingen van Carl Nielsen doen, die
binnen het oude bestaanskader der nog op Brahms
geïnspireerde vioolconcerten het concert pogen te
vernieuwen door met een grootere verscheidenheid
van solistische bewegelijkheid aan de solo-viool een
meer overheerschende rol ten opzichte van het
samenspelend orkest te geven: het werd, ondanks
enkele typische, maar voor den grooten stijl van
een concert te intieme vondsten langademig,
Toegepaste kunst
door OTTO VAN TUSSENBROEK
Kunstzaal Onder de Dom" te Utrecht.
De nog jonge kunstenaar Reijer Stolk (die
voor de onderteekening zijner zeldzaam fraaie
batiks den naam Stolk-Soegina voert) verloochent
zijn Ihdisch bloed geenszins wat het uitheemsch
fantastisch karakter zijner met de hand
opgekleurde houtsnede-drukken betreft, waarin weer
gegeven zijn ter zwijnenjacht optrekkende stoeten
met olifanten of gebeurtenissen uit het leven van
Boeddha, ja zelfs de gansche Genesis in een
opeenhooping van dooreenwarrelende gestalten vol
beweging en beroering. Zijn talent neigt vooral naar
het als een fries componeeren van mensch- en
dierfiguren, welke hij soms ook stapelt, zooals een
Bataksche toovenaar het op zijn magischen staf
doet, doch ook daar, waar hij het houtblok vlot en
vrij, als spelend, met vele in onderling verband
zich logisch ontwikkelende groepen vult, blijkt zijn
ongemeen decoratief vermogen waarbij het zeer
persoonlijk accent aldoor ten volle bewaard blijft.
Zou men eene bedenking opperen dan is het wel
deze: dat het met de hand kUsuren (dus invullen)
van de in zwarte omtreklijnen afgedrukte bladen
eigenlijk niet geheel juist is uit stijlkundig oog
merk beschouwd. Ook al is het een heidensch werk,
vooral met het zuiver passen (dus z.g. registreeren)
der blokken, dan nóg is dat de eenig juiste manier
van doen !
Doch deze volijverige werker heeft nog andere
dingen in zijn mars: technisch zeer knappe
houtsneden in zwart en wit van meeren en bergland
schappen in Oostenrijk, waarin door het wisselen
van richting en door het telkens veranderen van
gutsen (steek-beitels) wel een zeer levendig aanzien
werd verkregen, maar waarin het hart wat kouder
kon blijven dan in de sprookjesachtige drukken in
kleur.
Maar nu ontpopt zich deze graficus (die blijkens
zeer knappe penseelteekeningen van dieren, waarin
hij de fijne contoeren al te zeer brutaal, om toch
vooral niet broos te worden, met een broeden,
zwarten of grijzen penseelstreek verdoezelt) tot een
steen-teekenaar van grootsche allure. Zijn
naaktfiguren doen aan de schetsen denken van niemand
minder dan een Kodin. Vloeiend met inkt gepen
seelde, in fijn grijze tinten gegeven vrouwe
gestalten waarin, naast het sprookje, ook de droom
zijn rechten opeischt.
En dan zijn er ten slotte de rijk versierde batiks
van dezen veelzijdig-begaafde, waarvan vooral de
gele doek met den heilige die voor de dieren
predikt opnieuw oog en hart verheugt.
brokkelig en vermoeiend en zelfs Telmanyi's fijne
en nauwkeurige voordracht slaagde er niet in met
feu sacréer vuur van uit te doen gaan, wij bleven
er lauw bij, meer luisterend naar Telmanyi dan
naar wat hij speelde en het applaus gold meer zijn
spel dan het stuk, waarvoor de componist zelf op
het podium kwam bedanken.
DIT
Groatest
Artists
MERK
Finest
Record ing
IS EEN WAARBORG VOOR
ONOVERTROFFEN REPRODUCTIE EN
ONGEËVENAARDE AFWERKING.
N.V. DUTCH GRAMOPHONE COMPANY.
AMBTERD VEEBKADE 22» ~ DEN MAA«
Int. Muziek tentoonstelling Genève 1927
Uoogste onderscheiding.