Historisch Archief 1877-1940
OROCNE AMOTERDAMMER VAN 17 DECEMBER 4^27
*
*
r
* V
IT, "
»#:*
6
£
L
t
t
*
!-, h.
De forensenbelasting D
door Mr. . VAN BOLHUIS
andere
blijf go
.^,-_ _
ile tijdens het belasUogjaar in de
oofdv'ertHjr htó, ook worden
Iragnti: : »
;a. door hom, die er gedurende meer dan 00 dagen
Van het belastingjaar voor zich of zijn gezin eene
gemeubelde woning of een kantoor of andere
inrichting tot persoonlijke uitoefening van eene
betrekking, beroep of bedrijf beschikbaar hield;
: t>. door hem, die er in het belastingjaar gedu
rende meer dan 90 dagen verblijf hield;
? c. door hem, die er in het belastingjaar op meer
jflan 90 dagen aanwezig was tot uitoefening van
Ifeen beroep of bedrijf in een kantoor, winkel, werk
plaats of andere vaste inrichting of tot vervulling
eener dienstbetrekking.
r . *,*
l Deze belastingschuldigen; Waren verplicht om in
, de belasting bij te dragen
' gedeelten vaa dwaf aanslag over
; l/3 dus. Met betrekking tot de
to gertteente van het hoofdver
*lfc«neene regel om zoo veje twaalfde
gedeelten v»*.j|i«!n aanslag o«er een vol jaar bij .te.
dragen, als bet «ptal maanden bedroeg, waarin zij
Juin hoofdverblijf ia do gemeente hadden, of
kortweg 3, 3ï^;,;'. ';:.'? : ' , . '.'.?
; Voor déwoonisemeenten waarmede "hei ver
band het nauwst* is was de toestand toen dus
normaal. l>e forens zelf kón niet klagen, daar hij
toch ook bant (en onderhield met de
forensaalgemeente. En wat tte forenaaalgemeente betreft, heel
gunstig was deze regeling vuor haar niet: vandaar
dan <M>k dt- aandrang tot een wijziging in beteren /in.
Iets dergelijks kwam in 1020 tot stand. Sindsdien
moeten de werkforensen 2/3 in plaats van 1/3 van
den aanslag van een vol jaar in de plaatselijke
inkooistenbeln.ot.ing van de forensaalgemeente bij
dragen. Voor de woongemeenten werd de door hon
verplichte bijdrage verlaagd tot 2/3. Met betrek
king t-ot den woonforens bleef de toestand. zooals
hij was: 3/3 in de woongemeente en 1/3
indeforensaalgemeerite.
Per saldo dus een voordeel voor de
forensaalgemeentt-n en een nadeel voor de woongemeente.n.
De wijzigingswet van 1920 beoogde in het algemeen
het plaatselijk belastinggebied te verruimen, met
als doel vermeerdering van de belastingopbrengst.
Wij zagen, dat dit laatste wel is waar wat de
forenBen belasting betreft voor de forensaalgemeenten
. werkelijkheid is geworden, maar dat de
woongemeenton op dit punt door dienzelfden maatregel er
oy achteruit zijn gegaan.
Vier- jaar daarna in 1924 leek het alsof er
v<J£»r de woongemeenten betere tijden zouden
aan? braken. Bij Koninklijke boodschap van 11 Augustus
V*ji dat jaar werd n. m. bij de Tweede Kamer der
Sttten-Generaal een ontwerp van wet ingediend tot
wijziging van de gemeentewet met betrekking tot
de plaatselijke belastingen. Daarin wordt radicaal
gebroken met het ook thans nog geldende
van de forensenbelasting. Volgens de
RegeeDAGTAAK
-" ? f ,
, dVforeoa ut de forensaalgemeente
n»ar zijn volle inkonwn boiast worden. H.i.
ibèst- d« foTSensenTSelasting los gemaakt worden
van de plaatselijke inkomstenbelasting en in de
toekomst als een afzonderlijke opbrengstbelasting
of Verteringsbelasting naar de onderscheiding
van werk- en woonforensen worden geheven.
Het gevolg daarvan zou : natuurlijk /.i j n, dat de
genen, die in een gemeente hoofdverblijf hebben,
wederom in die gemeente in de plaatselijke inkom
stenbelasting zouden kunnen worden aangeslagen
naar hun volle inkomen, «ngeacht het feit of zij ook
nog ergens anders forena zouden zijn. Dit staat
gelijk met een verhooging van huu bijdrage van 2/3
tot 3/3. <
Het ontwerp-1924 kent aan de forensaalgemeente
het recht toe om den werkiforens te belasten naar de
opbrengst van zijn betrekking, beroep of bedrijf,
voorzoover die geacht kan worden in de gemeente
te zijn verkregen, of wel naar het bedrag van den
omzet bij het verkoopen van handelswaren. Voor
den woonforens kan het verschuldigde bedrag
bepaald worden dóór den duur van zijn verblijf,
naar de huurwaarde der gemeubileerde Woning of
naar andere bij de bétrekkelyke gemeenteverorde
ning te stellen grondslagen.
Geen wonder, dit de Woongemeenten juichten,
want zij zouden op déze wijze weer opnieuw 3/3
mogen heffen van liet volle inkomen van allen,
die er hun hoofdverblijf hebben, forens of
geen forens. En ook zoowel ten opzichte van de
woongemeente als den forens is het wetsontwerp
juister.-De band met de forensaalgemeente toch
nioet zijn bijdrage in de algemeene plaatselijke
uitgaven daar bepalen. Welnu, die band is zijn
werk, het geld, dat hij er verdient, of zijn verblijf.
Een dergelijke regeling is ook logisch. De gewone
inkomstenbelasting is een zuivere belasting naar
draagkracht, die gemeten wordt naar het volle
inkomen, onverschillig waar ter plaatse het wordt
verdiend, en die verdedigbaar is, omdat het contact
van den inwoner met zijn hoofdverblijf waar hij
woont, zijl i kinderen op een school laat gaan, geniet
van de veiligheid en andere voordeden veel
inniger is dan dat met de forensaalgemeente, waar
meestal slechts n lid van het ge/.in dagelijks (en
dat nog niet eens altijd) een aantal uren vertoeft
of de forens met zijn gezin tijdelijk woont.
De woongemeenten juichten. Deden dat de
forens algemeenten ook? Het is maar al te bekend
van niet. En dit blijkt ook uit de memorie van
toelichting, welke behoort bij de Koninklijke bood
schap v i.n 14 September 1927 tot aanbieding van
een ontwerp van wet.... wederom tot wijziging
van de gemeentewet m^t betrekking tot de plaat
selijke belastingen. Want daarin deelen de Mi
nister van Rinnenlandsche Zaken ei Landbouw en
de Minister van F nanciën mede, dat verschillende
van de in het wetsontwerp van 11 Augustus 1924
voorgestelde bepalingen van zoodanigen nadeeligeu
invloed op de financiën van sommige gemeenten
zouden zijn. dat zij van oordeel zijn, dat ze althans
in dezen vorm niet tot wet behooren te worden
verheven. In afwachting van eene eventueele
nadere behandeling dezer algemeene herziening"
aldus de memorie van toelichting komthet
raadzaam voor op enkele punten, di" in bijzondere
mate urgent zijn en waaromtrent groot verschil
van gevoelen /ich niet behoeft voor te doen, eene
voorziening te treffen. In de eerste plaats moet
daarbij worden gedacht aan de werkforensen met
kleine inkomens 2), voorts aan de woonforensen
en ten slotte ook aan andere punten van wel is
waar betrekkelijk ondergeschikt belang, maar
waarvan toch in de practijk der belastingadmi
nistratie de bezwaren zich hebben doan gevoelen".
Het ontwerp van 1924 wordt, dus niet ingetrokken.
Of het ec.hter levensvatbaarheid heeft, als wij zien
wat de Regeering nu wil? **(
Volgens haar moet de forensenbelasting van de
woonforenpen los gemaakt worden van de
plaatseli.jke inkomstenbelasting om te blijven voort
bestaan als afzonderlijke heffing, waarvan het
tarief samenhangt met datgene wat den band
tusschen de gemeente en den belastingplichtige
.karakteriseert. En waarom? Wel omdat dit zoowel
in bet belang van den belastingplichtige als van de
forensaalgemeente ia. Het belasten van de
zoogenaamde woonforensen naar hun"inkotaen heeft
tot vele bezwaren aanleiding gegeven. De bestaande
regeling drijft 'de buitenplaats-bezitters 'tegen den
wil en het belang van d» foreasaalgemeenten uit
hun buitenplaatsen."
Over den grondslag van bet belastingstelsel voor
de werkforensen rept het ontwerp-1927 met geen
woord. Maar wanneer men bedenkt, dat in de
memorie van toelichting wordt geschreven, dat
.verschillende vaa de in het wetsontwerp van 11
Augustus 1024 voorgestelde bepalingen van
zoodanigen invloed op de financiën van sommige
gemeenten zouden zijn, dat ze althans in dezen
vorm niet tot wet behooren te worden verheven,
en dat enkele punten in bijzondere mate
urgent zijn, waaromtrent groot verschil van
gevoelen zich niet behoeft voor te doen", dan
behoeft men waarlijk niet al te pessimistisch te zijn
om te vreezen dat de kern van de forensenquestie
voorloopig. althans wat de Regeering betreft, niet
zal worden aangepakt. Immers het verzet van de
forensaalgemeenten tegen het ontwerp-1924 was
juist gegrond op financioele overwegingen, welke
in 1920 niet gegolden hebben, toen de
woongomeenteu door de wetswijziging schade leden. Nu
het de forensaalgemer-nten geldt, doen de
financieele overwegingen opgeld en maken deze het, dat
er zulk een groot verschil van gevoelen" omtrent
de in 1921 voorgestelde oplossing is ontstaan, dat de
Regeering daarvoor zwicht. Doch dat het punt van
de questie der wefkforensenbelasting minder
urgent is dan de enkele punten, die in bijzondere
mate urgent zijn", etc. wij wijzen op de woon
forensen (die nu toch slechts 1/3 belast worden in
de forensaalgemeenten) en de werkforensen met
kleine inkomens (die daarom als categorie finan
cieel minder belangrijk zijn) , zal niemand be
weren. 11e tin de ;n afwachting van eene even
tueele nadere behandeling dezer algemeene her
ziening" is in dit licht Lezien dan ook niet van veel
beteekeais.
*.* !
Waarom het belang van de woongemeenten aan
dat van de forensaalgemeenten opgeofferd? Moet
niet een juist stelsel in de belastingregeling'T
lesoverheerschend zijn, gelijk dat in het
ontwerp1924 tot uitdrukking kwam.... en dat de Kegee
ring nu wél wil doorvoeren ten opzichte van de
woonforensen? Erg veel systeem zit er dus niet in
deze wetgevingspogingen, nog daargelaten, dat
het ouk niet aanbevelingswaardig is om in 1927
practisch te niet te doen, wat in 1U24 i? voorgesteld.
Wan! komt het daar ten slotte niet op neer? Hier
mede veroordeelt het ontwerp-1027. evenals al het
ctysteemlouze, zich zelf. Het is een stap achteruit
en bemoeilijkt het herstel van hetgeen in 1920
Verkeerd is gedaan ten nadeele van de
woongemi-enten, ten voordeele van de forensaalgemeenten.
\ De kern van de questie der forensenbelasting
blijft dus voorloopig weer hangen.... als men het
ontwerp van 1927 noz niet beschouwt als
hetdoodvonnis over dat van 1024 I liet is beter dat niet te
doen, want de mogelijkheid bestaat het is
werkelijk te hopen , dat het met het
ontwerp1927 zal gaan als met dat van 1924 en dat dan de
zich s eetls opeenhoopende bezwaren tegen de
bestaande regeling noodzakelijk zullen maken, meer
nog da.n nu, om toch te doen wat in 1924 werd
voorgesteld. Mocht onverhoopt het oritwerp-R'27
door de volksvertegenwoordiging worden behandeld,
dan ware het te wenschen, dat hetzij de Tweede,
hetzij de Eerste Kamer der Staden-Generaal aan
dringt op eene behandeling van dat van 1024 of het
ani.ers verwerpt.... desnoods alleen uit protest.
1) Wij leggen er den nndruJc op, dat alleen de
algemiene tienen in deze bijdrage b/>f>prokrnwoTden.
2) V'ooigestel'd woidi n.m. de bel'ixting voorden
tre kfcrrnf niet een zuiver inkomen van minder
den f 2000.?in de forrwaalgtmiente in plaats
van np 2/3 i>p 1/3 Ie
, t. Meubeltransport-Maatschappij
; E GRUYTER 6 Co.
PJ> <*o DEN HAAG "^ "^ ?
AMSTERDAM - ARNHEM
Internationale Transporten
& *
W .,