Historisch Archief 1877-1940
. - '????' - -V; ''?r;::''?':??'':/'""?'^
«K,-C
VAN ^ DECEMBER. 1927-»
T.'?, «t
Ueteekeais y^a den
oriog
Ir Dr. H. BRUGMANS
3Jj K, dit' go«d opgezet en duidelijk geschreven boek
T-'heeft dr, van Gorkom een poging gedaan om de
.beteekenifl van den Pransch-Duitschen oorlog van
1870 en 1871 in historischen zin 'vast te leggen.
llaar hij heeft meer gedaan dan dat: ook dit boek
'geeft meer dan -de- titel aangeeft; Dat lag trouwens
voor de hand: men kan niet spreken over de be
teekenis van een historisch verschijnsel zonder
meteen de feiten uiteen te zetten en op hun waarde
vast te leggen. Zoo handelt eigenlijk alleen het
laatste hoofdstuk van het boek van dr. van Gor
kom over de beteekenis van den Fransch-Duitschen
oorlog in eugeren zin: het grootste gedeelte is gewijd
aan wat men de voorgeschiedenis pleegt te noemen
en wat men vroeger als oorzaak en aanleiding
qualificeerde. Alles natuurlijk belangwekkend genoeg,
niet alleen om die voorgeschiedenis zelf, maar ook,
'omdat de groote oorlog van 1870 en 1871 de grond
slag is geworden en gebleven van den gewapenden
vrede, dien wq hebben beleefd en waaruit weer de
groote wereldoorlog is voortgekomen.
Dr. van Gorkom verkeerde in gunstiger
omstan. digheden dan de onderzoekers van eenige jaren
'geleden: er is juist in den laatsten tijd zeer veel
Over de jaren 1866 tot 1870 aan het licht gekomen.
De publicaties van documenten door Fester bij
voorbeeld zijn voor de geschiedenis der Spaansche
trooncandid'atuur van groote en blijvende waarde.
En ook over de geschiedenis der Emser depêche is
wel allerlei nieuws en belangrijks voor den dag
gekomen. Zoo kon deze onderzoeker beschikken
over aanzienlijk meer materiaal dan zijn voorgan
gers. Daarvan heeft hij dan ook een dankbaar en
nuttig gebruik gemaakt. Zoo heeft dr. van Gorkom
over de geschiedenis der Spaansche
trooncandidatuur meer gegevens kunnen raadplegen en daardoor
helderder licht kunnen doen schijnen dan dr.
Metzlar niet lang geleden. Ook daardoor wordt
het geheel van historisch leven, dat ons hier wordt
gegeven, duidelijker en overzichtelijker.
Het ligt vóór de hand, dat wij hier niet'diep in
de b ij zonderheden kunnen ingaan van een periode,
dip zooveel eigenaardige kanten heeft en zooveel
treffende aspecten aanbiedt. Maar op enkele ge
wichtige punten willen wij wel den nadruk loggen,
ook omdat wij daarin niet niet dr. van Gorkom
kunnen medegaan. Het eerste punt betreft e- n
onderdeel van de Spaansche trooncandidatuur,
namelijk de Iberische idee, die door hum wordt
beschouwd als de moeder van de
Holien/.oUerncandidatuur. Zijn voorstelling is aldus. In 1800 en
187f is de kroon van Spanje na uen val van Isabella
meer dan eens aangeboden aan den koning-vader
van Portugal, Ferdinand van
-Saksen-Coliur.;Braganza. Hij was de weduwnaar van koningin
Maria II da Gloria en door haar de vad< r <1er
regeerende koningen Pedro V en Lodewijk I. uu J Ferdi
nand de kroon van Spanje aangenomen, dan zou
zij na zijn dood zijn overgeërfd op zijn zoon, den
genoemden koning Lodewijk I van Portugal. Zoo
zou dan zonder moeiten of schokken het lang ge
koesterde Iberische ideaal worden vervuld: Portu
gal en Spanje zouden dan na eeuwenlange scheiding
weer worden hereenigd. Tegen die voorstelling zijn
twee bezwaren. Vooreerst lijkt het mij naief om
een hereeniging, waartoe eigenlijk wederzijds weinig
neiging bestaat, tot stand te willen brengen door
wat toch niet meer is dan een dynastiek
handigheidje. Is het waarlijk aan te nemen gesteld al
dat men in Spanje Ferdinand tot koning verkoos
dat men hem dan na zijn dood rustig zou laten op
volgen door zijn zoon, den koning van Portugal?
De overtuigde Iberiërs mogen het hebben geloofd,
maar het is toch nauwelijks aan te nemen. Dat
wordt bovendien bewezen door het verloop der
zaak zelf. Immers als ook na herhaalden aandrang
Ferdinand begrijpelijk genoeg blijft weigeren zijn
rustig en genoeglijk leven te Cintra prijs te geven
voor het altijd bedreigde en twijfelachtige bestaan
van een koning van Spanje dan gaat men over
niet naar zijn zoon, maar naar zijn schoonzoon
Leopold van Hohenzollern. Op zichzelf was dat
begrijpelijk genoeg. Maar dan moot men toch
meteen erkennen, dat daarmede alle Iberische denk
beelden, verwachtingen en idealen in de ijle lucht
zijn vervlogen: immers Leopold had niet de minste
kans om koning van Portugal te worden en is dat
ook nooit geworden. Duidelijk blijkt daaruit, dat
.Kerstmis in Duitschland
'?->» ."^ »- ' -'' "*- -r*P . "^- -- ? ->-- .-i-» -~ .?-- -- ---? - --?
, . j t . . ^ .. ,, - -, -. .
? Tevkening voor d» Groen* Amsterdammer" '.. tfyor Joh. Braakensiek
(In de Jaren J824» 1825 en 1926 heeft Duitschland met Keratmis een regeerlngscrlsls gehad)
'
MICHEL: WAAR IS DIT JAAR NU MIJN CRISTSPAKKET?"
bij de Spaansche koningskeuze de Iberische kwestie
geen of nauwelijks een rol kan hebben gespeeld.
Alleen dit kan men aannemen, dat de Spaansche
regeering via Kerdinand van Portugal tot diens
schoonzoon Leopold van Hohenzollern is gekomen.
Misschien is het nog wel omgekeerd. Immers reeds
in 18(56 vestigt de Pruisische gezant te Madrid
dus zelfs nog vóór den val van Isabella de aan
dacht van een invloedrijk Spaansch staatsman op
Leopold. Dit feit geeft wel zeer veel te denken, ook
nog in andere richting.
Er is een ander punt, waarop wij den nadruk wil
len leggen en waarin wij met dr. van Gorkom
van meening verschillen, liet betreft hier een hoofd
punt, dat eigenlijk een zaak van historisch Inzicht
meer dan van historisch onderzoek is. liet gaat
hier om de geheele beschouwing van den dieperen
grond van den Fransch-Duitschen oorlog. Dr. van
Oorknm geeft meer dan eens te kennen, dat de
sterke vergrooting van Pruisen en de vorming van
de Duitscbe eenheid feiten waren, waarbij Frank
rijk zich eenvoudig had neer te leggen en waar
mede het zich zelfs niet had te bemoeien. Daardoor
wordt de geheele houding van Frankrijk tusschen
1866 en 1870 een aanstootelijk onrerht, gepleegd
aan Duitschland; zoo komt Duitschland in 1870
van zelf te staan in de rol van de beleedigde en ge
hoonde onschuld. Dat is ook in 1870 de opvatting
in Duitschland geweest; mogelijk is zij daar nog
de heerschende. Met zulk een voorstelling kan ik
mij volstrekt niet vereenigen, vooral niet, omdat zij
mij onhistorisch schijnt. Wat toch is in dezen de
werkelijkheid ? Men kan onmiddellijk aan dr. \ an
Gorkom toegeven, dat Duitschland het volle recht
had zijn politieke eenheid tot stand te brengen on
der leiding van het overwinnende Pruisen. Maar
dat erkennende moet men toch tevens ruimte laten
aan het recht van Frankrijk om uit een en ander
zijn conclusies te trekken. Het is nu eenmaal niet
anders: zulk een geweldige machtsverschuiving
als 1866 in Europa tot stand bracht kan niet zonder
gevolgen blijven; het is onredelijk van de benadeel
de volken en staten berusting en erkenning te
eisenen. Historisch is dat stellig niet juist: immers
in de geschiedenis hebben de nationale krachten
gelijke waarde; recht of onrecht, gelijk of ongelijk,
schuld of onschuld bestaat hier niet. Dat geldt
voor den wereldoorlog, maar natuurlijk evenzeer
voor den Fransch-Duitschen krijg van 1870 en 1871,
waarvan de voorgeschiedenis en de beteekenis
thans door dr. van Gorkom in helder licht zijn
gesteld.
1) L. J. C. van Gorkom. De beteekenisi van den
Frtirutch-Duitsche-ti oorlog 1870?1871. Nijmegen,
Utrecht. N. V. Dekker en Van de Vegr en J. W.
van Leeuwen, z. f. Utreclitsche dissertatie.
KERSTMIS
G1EFT IETS
BLIJVéNDS
MÊUBELTJES
ARMSTOELTJES
LAMPfcN . KUSSENS
P O T T E R v
ENGELSCH BRONS
PERZISCHE KLEEDJES
CHINEESCHE LAPPEN
ZOMEN