Historisch Archief 1877-1940
Der Ziektewet nieuwste editie
door Jhr. Mr. H. SMISSAERT
T") B Ziektewet .... und kein Ende!
^"^ Of zou dit dan toch het einde zijn en dit
«ntwerp, d.d. 9 November als laatste proeve van
? Minister Slotemaker de Bruine aan de Tweede
Kamer ter overweging aangeboden, waarlijk,
eindelijk wet worden? In de rij der
ministersontwerpers ran Ziektewetten vinden wij de namen
van Lely, Kuyper, Veegens/dan Tahna, wiens ont
werp door het Parlement werd aangenomen (1913)
? doch nooit in. werking trad, door latere ministers
gewijzigd werd zonder dat de zaak tot afdoening
Jtwam. Maar gij. kent de treurige geschiedenis,
'waarbij wij hier meer dan eens'stilstonden. En de
?actueele vraag is nu: wat de verdiensten zijn van
?de thans voorgedragene regeling.
? In het no. van 8 Januari 1.1. besprak ik de grond
slagen van het vóór-ontwerp, dat deze minister
3taA openbaar gemaakt en waarover hij o.a. het
? advies van den Hoogen Baad van Arbeid had
i ingewonnen. Mijne lezers, zullen zich wellicht
herinneren, dat de hoofdlijnen van dit
voor-ontwerp mij wél bevredigden; terecht m.i. had de
' Minister op ruimere .schaal dan een zijner
voorigangers in deze de gedachte verwezenlijkt, dat
ziekteverzekering bij uitstek liefst door de recht
streeks belanghebbenden moet worden bezorgd en
jninder nog dan eenige andere sociale verzekering
?.zich leent voor ambtelijke bemoeiing. Hij stelde
«dus voorziening door particuliere organen voorop
?en stelde tevens aan de toelating van die organen
?geen te zware eischen.
Men mocht hopen, dat dit goede in het aan de
Kamer aan te bieden ontwerp zou behouden
Wijven, misschien nog versterkt zou worden. Doch
?wie deze hoop koesterde, komt in menig opzicht
'bedrogen uit. Wat bij eene vergelijking tusschen
2iet vóór-ontwerp en de ingediende wets-voordracht
verrast, 10 te zien dat in de laatste een en ander, en
dat niet zonder gewicht, is teruggenomen uit het
?eerste en dus de instandhouding of oprichting van
-ondernemings-' of bijzondere ziekenkassen minder
gemakkelijk en minder aantrekkelijk is geworden
dan volgens de regelen van het vóór-ontwerp het
geval was. Men mag het natuurlijk ook een minister
niet kwalijk nemen, indien hij een aanvankelijk
gevolgde gedachte loslaat, zijne opvatting wijzigt.
Dit kan de vrucht zijn van nadere overweging en
voortgezette studie, ook van hem verstrekte
'adviezen. Doch wel ware het gewenscht geweest
de gronden voor deze wijziging van inzichten mee
:te deelen. Men tast thans vrijwel in het duister
-als men een antwoord zoekt op de vraag, waarom
veranderingen zijn aangebracht, welke naar mijne
<en anderer) meening verslechteringen zijn.
De ondememingskas (aldus de Minister in zijne
M. v. T.) komt evenals meestal de bedrij f
svereenijging tot stand door het initiatief van den werk
gever, daarentegen de bijzondere kas door dat der
Arbeiders; het is dus noodig om aan de eerste twee
-afzonderlijke eischen voor erkenning te stellen
,.?om .de rechten en belangen der verzekerde
Arbeiders te waarborgen", want deze arbeiders
'treden tot, zoodanige kas toe omdat nu eenmaal
hun patroon dien vorm. heeft gekozen. Deze
"ïedeneering nu schijnt niet geheel onjuist (niet
geheel, want het laat zich denken dat de werkgever
?ook van eene bijzondere kas de oprichting be
vordert). Doch de practische vraag is: hoever de
? wet gaan moet in de waarborging van de rechten
?der bij een ondememingskas verzekerde arbeiders ?
Het vóór-ontwerp verlangde tenminste 200
.leden, wat als minimum ruim voldoende scheen.
'Het ontwerp verdubbelt dit getal. Waarom? De
M. v. T. zwijgt. Toch was verklaring niet
overbodig, te minder omdat juist kleine kassen (mits
natuurlijk goed geleid en beheerd) uitmuntend
unnen werken, lichter dan grootere. Zoo is er
"meer". Afwijkend van het vóór-ontwerp is de be
paling dat de meerderheid van het bestuur door
?de verzekerden moet worden gekozen; het
vóór?ontwerp nam genoegen met de helft. Dit laatste
«oheen redelijk en het eerste schijnt onredelijk,
want de premie komt voor de helft ten laste van
den patroon en voor de helft ten laste der arbeiders.
-Is de premie der ambtelijke kas (van den Baad
van Arbeid) lager dan die der ondememingskas,
dan past de werkgever het verschil bij. H\j betaalt
dus ten minste de helft. Waarom dan moeten zijn
?vertegenwoordigers de minderheid zijn in het
bestuur? Ware het niet de moeite waard geweest
dit onredelijk schijnende toe te lichten? En is dit
onredelijk schijnende noodig om de rechten en
belangen der verzekerde arbeiders te waarborgen?
En waarom mogen niet meer dan vier onder
nemingen zich verbinden om gezamenlijk zulk eene
kas te vormen? Het vóór-ontwerp gaf hier onbe
perkte vrijheid. Waarom dan nu de beperking?
De M. v. T. zwijgt. Indien vijf of meer kleinere
ondernemingen gezamenlijk deze voorziening willen
treffen, welk arbeidersbelang verzet zich dan daar
tegen? Eenige verklaring ware ook hier niet over
bodig geweest!
Indien ik in deze lijn voortging en de verge
lijking doortrok tusschen de eischen, welke het
vóór-ontwerp stelde en dit ontwerp stelt aan de
erkenning van bedrijfsvereenigingen, dan zoudt gij
zien dat hier zich hetzelfde herhaalt, dat ook hier
is verslechtering in den zin van zwaardere eischen,
welker noodzakelijkheid of redelijkheid (bij het
zwijgen der M. v. T.) niet is in te zien.
Dit schijnt wel duidelijk: de Minister wil tegen
gaan erkenning van kleinere ziekenkassen; 400
verzekerden stelt hij als minimum voor de
ondernemings-ziekenkas; de bedrijfsvereeniging wordt
niet erkend indien het totaal loonbedrag der bij
haar verzekerde arbeiders niet is ten minste 2^
millioen gulden. Wat de erkende bijzondere kas
aangaat (de door den Minister als vrucht van
arbeiders-initiatief gedachte), bij haar moeten op
het oogenblik der erkenning ten minste 2000 per
sonen zijn verzekerd.
Waarom deze zoo hoog gestelde minima? Men
tast wel niet mis, indien men het bezwaar des
Ministers tegen kleinere kassen hierin zoekt, dat
zij z.i. wegens haar geringen omvang niet vol
doende geldelijke waarborgen zullen opleveren,
teveel onderonsjes" zullen zijn, waarin men
zoowat liefhebbert in ziekteverzekering, maar niet
voldoende reserveert, niet op een behoorlijk breede
basis werkt, allicht ook aan beheer en leiding
mindere eischen van degelijkheid stelt dan bij
grootere organisaties het geval zal wezen.
Maar indien dat des Ministers beweegreden is
en ik zie niet in, welke andere hem in deze
richting zou kunnen drijven , dan wil ik voor
mij wel zeggen, dat ik het daarin vlak met hem
oneens ben. Natuurlijk weet ik ook wel, dat ver
zekering wordt beheerscht door de wet der groote '
getallen en dat bij eene kleine portefeuille de uit
komsten van jaar tot jaar zeer sterk kunnen
uiteenloopen. Doch overwegend is dit bezwaar zeker
in dit geval niet. Indien men voldoende reserveert,
kunnen anders ongewenschte gevolgen van onge
lijkmatige uitkomsten worden verholpen. Doch
wat m. i. het zwaarste weegt, is dat de aard dezer
verzekering de verkieselijkheid van juist een
kiemen kring boven allen twijfel stelt. Wie ook
maar eenigszins met de praktijk van
ziekengelduitkeering bekend is, weet dat op dit gebied
aggravatie" en simulatie" de euvelen zijn,
waarvan de bekamping vaak buitengewoon zwaar
kan zijn en altijd zwaar valt aan tot beslissing
geroepene organen of colleges, welker leden niet
in geregelde aanraking zijn met de verzekerden
en niet door factoren van persoonlijken aard het
euvel, zoo vaak het zich voordoet, onderkennen
en aanwijzen kunnen. Daarom vraagt deze ver
zekering om een liefst kleinen kring.
De Minister is, dunkt mij, met zijn eischen van
hooge minima op een verkeerd spoor. Bovendien
maakt hij ook overigens de oprichting of instand
houding van andere dan ambtelijke ziekenkassen
weinig aantrekkelijk, terwijl hij toch juist aan deze
den voorrang wil geven.
Maar ik ga op dit alles niet verder in, noch ook
op wat overigens over dit ontwerp zou te zeggen
zijn. De vraag blijft of deze nieuwste editie der
Ziektewet nu waarlijk ook de laatste zijn zal.
In elk geval kan zij door amendeering nog worden
verbeterd.
Beurs-spiegel
Donderdag 29 December 1927
\XTEDEROM ia de activiteitssfeer der
valutaspeculanten, die toch reeds binnen betrek
kelijk enge grenzen was teruggedrongen, inge
krompen door de stabilisatie van de Ifcaliaanscbe
Lire. Geheel onverwachts kwam overigens deze
munt-greep" niet; in de jongste weken word ia
.de internationale financieele kringen de mogelijk
heid van zulk een maatregel reeds voorzien, hoewel
slecht» weinigen hadden vermoed dat de goud
pariteit reeds zoo snel, en zoo plotseling zou
worden hersteld.
***
In de laatste jaren is de Italiaansohe regeering
onophoudelijk doende geweest voorbereidingen te
treffen voor het herstel van den gouden standaard,
doch tot voor betrekkelijk korten tijd schijnt hefc
in de bedoeling te hebben gelegen de goudwaarde
niet onaanzienlijk hooger optevoeren dan thans
het geval is, alvorens tot waardefixatie overtegaan.
In den aanvang van dezen zomer echter, toen de
Lire van 9 tot 14 a 15 ets. was opgevoerd, bleek
duidelijk dat de Italiaansche handel en nijverheid
zeer groote nadeeleu van deze revalorisatiepolitiek
ondervond; allerwege klaagde men over de ge
volgen der deflatie, en de aandeelenbeurs weer
spiegelde de pessimistische verwachtingen aan
gaande de industrieel e ontwikkeling. De gang van
zaken, zooals men dien tijdens de revalorisatie in
Noorwegen, Denemarken, en eenigermate ook in
Engeland heeft kunnen waarnemen, herhaalde
zich hier, doch in heviger mate. Een der takken
van nijverheid, welke het meest onder dien in
vloed leed was de landbouw; waar de boerenstand
in Italiënog steeds een zeer belangrijke plaatsen der
de bevolking inneemt is het te begrijpen, dat de
regeering niet langer financieele experimenten kon
uitvoeren tot schade van dit bevolkingscontingent.
Men besloot dan ook tot een volte-fale in de
deviezetipolitiek, en zag voorloopig althans af
van verdere opdrijving van de muntwaarde. Om
thans na een betrekkelijk langdurigen feitelijk
stabielen toestand opnieuw een
revalorisatieexperiment te wagen, heeft de regeering blijkbaar
niet wenschelijk geoordeeld. Op 22 December j.l.
werd de grondwaarde van de Lire vastgesteld op
5,25 dollarcents.
De weg tot stabilisatie was sedert kort gebaand-.
Reeds geruimen tijd was de intergeallieerde schuld
aan Amerika en Engeland geregeld, waarbij tame
lijk gunstige voorwaarden konden worden be
dongen; vervolgens werd voor enkele maanden
het groote struikelblok voor alle landen met
zwakke munteenheid, n.l. de zeer omvangrijke
vlottende schuld, uit den weg geruimd, door ge
dwongen consolidatie in de Littorio-leening. Ten
slotte was door de tot dat doel opgerichte nationale
deviezencentrale, welke den geheelen wisselhandel
in Italiëcontroleerde, een behoorlijk bedrag de
viezen aangekocht, welke thans aan de Banca
d'Italia ter beschikking worden gesteld, terwijl
met buitenlandsche circulatie- en particuliere
banken een overeenkomst werd getroffen luidens
welke kan worden beschikt over een crediet van
$ 125 millioen. Voegt men deze waarborgen toe
aan de omvangrijke goudvoorraad der centrale
bank, welke een dekking van 57 pCt. tegenover
alle verplichtingen dezer instelling vertegenwoor
digd, en niet minder dan SI pCt. der
bankhiljettencirculatie, dan blijkt wel dat redelijkerwijze
van eenig gevaar voor de Lire niet meer kan worden
gesproken. Men heeft er de voorkeur aangegeven
de inwisselbaarheid in goud te herstellen, en niet
zooals bijv in Duitscbland en Belgiëhet zwaarte
punt der pariteitshaudhaving bij de
deviezenpolitiek te leggen.
Met gespannen aandacht wordt nu door belang
hebbenden de ontwikkeling in Frankrijk tegemoet
gezien. In wijde kring verwacht men stabilisatie
van den franc op het huidige peil, waarop reeds
nagenoeg een jaar deze munsteetiheid feitelijk is
gestabiliseerd, in het a.s. voorjaar.
Staan ook peseta's op de nominatie om eerlang
in de rij der goudvaluta's te prijken? Vele specu
lanten hopen en vertrouwen het, en wel in dier
voege dat stabilisatie op de oude goudpariteit zal
plaats vinden. De Spaansche regeering ontkent dat
zij plannen in die richting koestert. Dat hebben
meer regeeringen gedaan ! In de naaste toekomst
althans schijnt deze valuta nog wel een dankbaar
object voor den valuta-haussier te blijven. C. E.