De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1927 31 december pagina 21

31 december 1927 – pagina 21

Dit is een ingescande tekst.

2639 DE GROENE AMSTERDAMMER VAN 31 DECEMBER 1927 sterke kerels en de worsteling verwekt al de emotie van een heusch gevecht. Zij rollen, over den vloer, de machtige, pezige handen om eikaars strot (geklauwd. Een oogenblik laten zij los staren elkaar aan met bloeddoorloppen oogen, stootenden adem ..'.. ? een gesmoorden vloek en Goetzke stort zich op zijn tegenpartij. -Het fragiele gebouwtje trilt onder den schok, de forsche gestalte van Schlettow wankelt, zwaait wild met de armen, struikelt, sleept de lamp en de tafel mee in zijn val en slaat achterover in een donderend geraas van krakend hout en brekend glas. Men snelt toe en helpt hem overeind uit de ruïne, met een breede snijwond aan de hand. De lamp is in den verkeerden spie gel gevallen.... de opname is mis lukt ! Overmoed door CORNELIS VETH T_T ET oude heertje nam, voor luj in mijn trein stapte, een joviaal, eenigszins luidruchtig afscheid van zijn dochter. Hij stond voor het por tier naast dat waarbij ik zat. Hij was een opgewekt oud heertje, gezond en blozend, een beetje jeug dig aangekleed, een lichtgrijze hoed op de witte haren, een kort snorretje boven de volle lippen, een stok in de bewegelijke hand. De dochter, een gemoedelijke matrone, was minder druk, maar glunderde om pa's levens lust. Het oogenblik om in te stappen was gekomen, men wisselde groeten voor afwezigen, zoende elkaar. Hij had den voet al op de treeplank, toen de dochter, naar binnen kijkende, zei: O pa, 't zijn enkel dames l" Hij keek, keerde zich om, schalksch, en juichte, met de blijkbare bedoeling om door alle nabij zittenden gehoord te worden, terwijl de conducteur het portier al sluiten wou: Enkel dames I Nou, en wat zou dat, kind? Denk je soms dat ik bang ben voor dames? Hoho ! Nee maar dat zul je dan eens zien l Hoho ! Ik hou wel van damesgezelschap hoor! Bang l Ik ben heelemaal niet bang voor nog zooveel dames! We zullen het best samen kunnen vinden, hoor, die dames en ik !" Hij stapte in, nog juist voor het portier werd dichtgeslagen. De trein zette zich in beweging, ik zag nog het prettige gezicht van de dochter pa toelachen, en haar hand wuiven. Er was nu niet veel anders te'onderscheiden dan het^regelmatige bonzen Uit het kladschrift van Jantje en dof ratelen van den trein, maar door het dunne beschot in de coup naast me meende ik toch aldoor te hooren spreken. Het was n stem, die aldoor sprak, op n toon. Het was vast niet die van het opgewekte heertje, eerder van een vrouw. De trein stond even stil bij een volgend dorpsstation. Ik kon nu ver staan: Onze zonden zijn als grimmige wolven! Wee, wee U, den mensch, het vee, dat een troep huilende honge rige wolven in den muil valt! Als kaf gaat de dag voorbij eer het te laat is voor eeuwig. Gijlieden zijt aarden flesschen gelijk geworden door de wereldsche begeerlijkheden, de wellustigheden van het verdorven en arglistig hart. Maar de Heere zal U brood der benauwdheid en wateren der verdrukking geven. Uwe ongerechtigheden en uwer vaderen ongerechtigheden te gelijk, zegt de Heere, die gerookt hebben op de bergen en mij smaadheid hebben aangedaan op de heuvelen, daarom zal ik hun vorig werkloon in hunnen boezem weder toemeten. Staat er niet geschreven: gijlieden Kenners zeggen: MIJ smaakt allén een BROCHES Cifcaret" zult kermen van weedom des harten en van verbreking des geestes zult gij huilen? En staat er niet geschreven: maar een zondaar, honderd jaar oud zijnde, zal vervloekt worden?" p^ Honderd jaar oud zijnde I Sloeg dat op hem? Arm oud heertje ! Had hij niet eens het fut, te protesteeren? De trein zette zich weer in beweging. Ik hoorde nog steeds de eentonige stem door het geratel en stampen heen. Nu en dan zweeg ze een oogenblik, maar geen andere stem wisselde haar af. Ik kon niets verstaan, maar voor mij klonk het, alsof zij, begeleid door het stampen en zwoegen van den trein, aldoor herhaalde, (met een strakken blik boven een vierkanten zwarten boezem, stelde ik mij voor, op mijn oud heertje gevestigd): Maar een zondaar, honderd jaar oud zijnde, zal gevloekt worden.... een zondaar, honderd jaar oud zijnde, zal gevloekt worden.... honderd?jaar?oud?ge vloekt?gevloekt?gevloekt... De trein stond weer. De diepe, wat heesche vrouwestern werd wederom verstaan: Maar wat gij, zondige mensch, hier op aarde ontmoet is nog niets bij wat gij zult ondervinden als gij afgedaald zijt in des afgronds donkeren nacht. Benauwdheid en verschrikking, hagel en vuur zal het eeuwig deel uws bekers wezen. De rook uwer pijniging zal opgaan in alle eeuwigheid, waar de worm niet zal sterven en het vuur niet zal uitgebluscht worden en gij allen vleesch eene af grijzing zult wezen, vanwege de hittigheid des toorns des Heeren...." Ik geloof niet, ik weet. Daarom moet ik getuigen. Want de Heere zeide tot Jesaja den Profeet: Roep uit de keel, houd niet in, verhef Uwe stem als een bazuin en verkondig mijnen volke hunne overtreding en den huize Jacobs hunne zonden." Het oude heertje stapte nu echter uit. Zijn hoofd was gebogen, zijn oogen neergeslagen, geen glimlach be geleidde den groet met den jeugdigen hoed dien hij beleefdelijk aan de dames bracht, en zoo droop hij af, den stok latende sleepen inplaats van er mee te zwaaien als weleer, zoo droop hij af, vervolgd door de sombere be straffende stem, hij die gebluft had niet bang te zijn. hij niet, hoho, voor nog zooveel dames I Les Germaines, danspaar (Mille Colonnes) In naam van Oranje" (gedeelte van een oude prent)

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl