De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1927 31 december pagina 23

31 december 1927 – pagina 23

Dit is een ingescande tekst.

ERDAMMER VAN 31 DECEMBER 1927 FEUILLETON Het bed van den keizer door H. G. CANNEGIETER (Met teekening van Renée Hagedoorn) I"VE oude heer Huck kon den slaap niet vinden. Er zaten weer muizenissen in zijn hoofd en de be legen Bourgogne had ze ditmaal niet kunnen verdrijven. Had hij Sakele wel voldoende opdrachten gegeven voor morgenvroeg? Verbeeld je, om half negen 's ochtends zou die meisj eskostschool al komen l Half negen, 't was een schandaal; om half negen is het nauwelijks daglicht. Maar 't gemeentebestuur had het verordiueerd, en doe daar maar eens wat tegen als je conservator bent van het stedelijk museum l De oude heer Huck n»d slecnts twee dingen, waarvoor hij bang was: Sakele de suppoost en het gemeente bestuur. Natuurlijk was hjj als ver stokt vrijgezel ook bang voor vrouwen, maar daarvan had hij nooit last. Hij had geen vrouw en geen huishoudster; de suppoost was tevens zijn lijfknecht en als dés Vrijdags de werkster kwam, nam de conservator de vlucht. Hij at in een restaurant en ook 's avonds waa hij, wanneer geen buitengewone bezigheden, gelijk nu dat bezoek van de kostschool, hem thuishielden, in de heeren-societeit veilig. Jonge dames, hij moest er niet aan denken l En dan nog wel school meisjes I Hij hoorde haar proestbuien en gilletjes. Ze zouden hem voor den gek willen houden, want respect heeft dat groene goedje voor ouderdom noch voor gezag. Maar hij had zich terdege op alles voorbereid. Hij zou zorgen, geen enkel aanvalspunt over te laten voor bakvisschen-spot. Hij had zich voor het naar bed gaan netjes geschoren en zijn nieuwe jacquet, met de versche vouw in de broek, hing aan den kapstok voor zijn slaap kamerdeur. ,Toch kon hij ondanks de Bourgogne den slaap niet vatten. Hij had Sakele opdracht gegeven, het museum keurig in orde te hebben en elk voorwerp een extra beurt met de plumeau te geven. Maar Sakele ging altijd zijn eigen gang ' en als men hem iets beval, bromde hij wat in zijn snorrebaard en trok zich et verder geen zier van aan. Sakele's eenig streven was, het salaris, waarmee hij door zijn baantje als suppoost aan 't museum zijn pensioen als eervol ontslagen rijksveldwachter aanvulde, zoo gemakke lijk -mogelijk te verdienen. Zoodra het uur van sluiting gekomen was, daalde hij de donkere .trappen" naar 't sousterrain af, om in zijn behaaglijke kelderwoning zqn'pijp te rooken. Mijn heer kon hem hier toch niet met boodschappen bereiken, daar mijnheer in de bovenste verdieping van den vleugel aan de overzij huisde, waar hij naast de slaapkamer van den keizer zijn appartementen had. De slaapkamer van den keizer was de trots van 't museum. Daar stond het bedr waarop eens Napoleon, op een doorreis dóór Nederland, een nacht had geslapen. Men had het bed in den ouden staat laten blijven. 't Was wel een bezoeking voor Sakele, die vracht ouwe gordijnen motvrij te houden en voor de werkster, om het eerwaardige palissanderhout al maar weer in de was te zetten. Maar de grootste beproeving was het bed van den keizer voor den ouden heer Huck, want hij gevoelde zich jegens gansch het nageslacht verantwoorde lijk voor den toestand van dit allerkostbaarste en allerheiligste reliek. Vooral als het regende, kon de plichts getrouwe conservator rillen van angst, dat het bed van den keizer iets over komen zou. Want het lekte, daarboven in het oude plafond. De regen kent geen aanzien des persoons; zoo goed als des nachts af en toe een vieze drop neersijpelde op den neus van den slapenden conservator, drupte het soms op de authentieke lakens en sloopen, die eenmaal de eer hadden genoten, met Napoleon's lichaam in aanraking te komen. Dat ontbrak er nu dezen zorglijken nacht nog maar aan ! Eindelijk had den de kostschoolmeisjes opgehouden te spoken in des conservator's door Bourgogne verhitte verbeelding, of daar begon het buiten te gieten. Wie weet, hoelang 't al gestortregend had, toen de oude heer Huck werd gewekt door den traditioneelen drup op zijn neus. Hij keek op de wekker: kwart over vijf ! Het beste zou zijn, er dadelijk op uit te gaan, om een onderzoek in te stellen, 't Was nog pikdonker, en daar de conservator de geweldige gordijnen voor zijn museumvensters nooit sloot uit angst voor ravage, het beste was er al sinds vijftig jaar af, kon hij uit angst voor zijn eerbaarheid ook het electrisch licht niet ontsteken. Hij moest weer gaan wurmen met zoo'n ellendige kaars. Een kaars in een museum bij nacht kan heldhaftiger mannen dan con servator Huck zenuwachtig maken. De grillige schaduwen op de rariteiten rondom werken fataal op de fantasie. Spoken en moordenaars sluipen in dat fladderende zwart, dat in zijn be weeglijke cadans de gedaante aan neemt van alle nachtmerrie-griezels om beurt. Maar dezen naargeestigen morgen was de oude heer Huck er absoluut zeker van, dat er een vent in 't museum was. Duidelijk had hij een duistere gestalte schielijk zien vluch ten en zich verschuilen achter de gordijnen van Napoleon's bed. Ambts plicht gebood den conservator, man moedig te zijn. En hij ging, vast beraden, de kaars in de hand. Hij hoorde een geklop, in het bed van den keizer. Een gerucht als van iemand, die zwaar en snel ademhaalt. En eensklaps begreep hij de situatie. Natuurlijk had de inbreker zich, toen hij naderde, onder den berg van kussens verstopt. Wat den ouden heer Huck te doen stond, was duidelijk. Hij had geen tijd, den suppoost te gaan roepen. Want, zoo hij al de trappen afdaalde, die er lagen tusschen de bovenste verdieping en het sousterrain, waar de suppoost sliep, zou de in breker inmiddels ontsnappen. En God weet, wat hij mee zou hebben genomen! Wee dan den nalatigen conservator, wiens eerlijke naam ge schandvlekt zou zijn. Het gemeente bestuur zou hem smadelijk ontslaan en de suppoost zou hatelijk lachen. Wat stond den conservator te doen? Het was geenszins de eerste keer, dat de geschiedenis iemand in een volkomen gelijksoortig geval voor het zelfde dilemma stelde. Hoe vaak had de oude heer Huck in historische kronieken gelezen, dat een sluip moordenaar zijn slachtoffer onder een beddekussen smoort l Kordaat greep hij, na de kaars op een der twee an tieke nachtkastjes te hebben gezet, het kussen, dat aan het voeteneinde lag, wierp het met f orschen zwaai naar het hoofdeinde en ging er op zitten. Vreeselijke gewaarwording: de in breker trok hem omlaag. Het werd een worsteling op leven en dood. De oude heer Huck werkte zich overeind, hief zich op op zijn handen en liet nogmaals zijn lichaam met het volle gewicht op den inbreker neerploffen. Hij voelde zich wee worden, toen het bed onder hem zich stuiptrekkend bewoog. Zijn hart klopte niet meer, hij was een flauwte nabij. Eindelijk, toen het onder hem stil bleef, waagde hij het, van 't bed te springen. Nu spoedig het kussen oplichten en het griezelig succes van zijn heldendaad in oogenschouw nemen. Hij had er geen durf toe, maar vermande zich met een ruk. Een spookachtig gekraak, en.... een wolk van pluizige veertjes vloog hem in 't gezicht. Geen dief, geen in breker, maar een vreeselijke scheur in het door den tijd verweerde kussen, dat bij zijn onhandig geweld achter een spijker van 't ledikant was blijven haken. Daar stond de conservator ont nuchterd. Goeie God l de pluizige veertjes dreven steeds verder in 't rond, heel de glimmende vloer raakte er mede bedekt, Wat zou Sakele zeggen, wien hij juist altijd zoo duch tig op 't hart drukte, voorzichtig te zijn? Heel zijn prestige zou hij hebben verloren. De oude heer Huck bukte zich, om veertje voor veertje te verzamelen en weer in het kussen te stoppen. De scheur kon hij stiekum herstellen; daar zou later nog tijd voor zijn. Als nu eerst de vloer maar weer schoon was en 't bed weer op orde lag, juist nu die meisjes kwamen. Bij 't ijverig grissen naar veertjes woei hij met zijn mouw eensklaps de kaars uit. Daar zat hij in 't donker, op den grond voor het bed. De nieuwe emotie bezorgde hem een duizeling, zooals hij er al eens meer had gehad, wanneer hij zich bukte. Hij zou maar wachten met zoeken, tot het licht werd. De morgen begon al te sche meren. Ellendig, wat was hij duizelig en moe. Hij greep zich vast aan de poot van het ledikant en tuimelde op zij. Zoo maar, pardoes, sliep hij in. Toen om half negen de kostschool door het museum rumoerde, werd de martiale suppoost met spotachtige vragen naar het bed van den keizer bestookt. U zult het dadelijk zien, jonge dames I" riep Sakele zelfbewust. Die ongeloovige deerntjes l SPREEKZAAL Fritz Lang en de Film T N uw nummer van 3 December j.l., verscheen een artikel van uwen medewerker Dr. Feenstra, naar aanleiding waarvan ik niet kan na laten eenige bemerkingen te maken. Dr. Feenstra schrijft, dat Fritz Lang worstfabrikant" is geworden l Wie heeft den heer Feenstra hier in het ootje willen nemen, wie heeft hem zoo iets op zijn mouw gespeld? Fritz Lang werkt sinds eenigen tijd aan een nieuw filmwerk Spione" voor de Ufa, en houdt er maar n beroep op na. Dat de TJfa gestraald zou zijn en nog wel op de groote films", heeft de heer Feenstra ook maar van hooren zeggen en praat hij na. Ik ontzeg hem boyendien het recht te schrijven, dat de TJfa afgegleden" is (in slechte beteekenis) tot welke kongsie ook, als hij hiervoor geen steekhoudende bewijsgronden kan aan voeren. De klap op den vuurpijl is echter, dat thans blijkt, dat Dr. Feenstra zóó weinig ter zakekundig was, toen hij zijn afbrekende kritiek over De Heilige Berg" schreef, dat hij meende Fritz Lang hiervoor aansprakelijk te moeten stellen, terwijl de film onder regie van Arnold Fanck stond. Be zijden de waarheid is, dat de heer Feenstra, zooals hij schrijft, ten op zichte van Fritz Lang indertijd eenige voorspelling deed. Van worstdraaien" was in ieder geval door den heer Feenstra niet gesproken. CHARLES VAN BI ENE Directeur der N.V. Ufa Film Mij. Amsterdam. (Van rcdactieweye bekort). En heeft hij daar nu geslapen, Napoleon?" Spookt zijn geest er nog wel eens?" Je moest hem er hebben laten liggen, als mummie". Héja, waarom heb je dat niet gedaan; een wassenbeeld in bed ! Leuk zeg l l" Hier bent u er, dames l" En Sakele wierp, met rijksveldwachtersgebaar, de breede deur open. De hilariteit verstomde, toen ze daar werkelijk in levenden lijve Napoleon zagen liggen, die slapend uit zijn bed was gevallen, met de sloffen nog aan zijn keizerlijke bloote beenen. Met vragende oogen keken de kostschoolmeisjes naar den barschen suppoost, maar voor het eerst dezen morgen bleef deze den uitleg schuldig. AAN DE INZENDERS Alle -voor het redactioneele gedeelte bestemde inzendingen metten worden geadresseerd AAN HET SECRETARIAAT DER REDACTIE VAN DE GROENE AMSTERDAMMER" KEIZERSGRACHT 333 AMSTERDAM, zonder vermelding van persoonsnamen. De geschiktste omvang van artikelen bedraagt ten hoogste 1800 woorden. Indien de bijdrage voor illustreering met foto's in aanmerking komt, gelieve de inzender, zoo mogelijk, de foto's die niet reeds in andere week- of dag bladen mogen zijn gereproduceerd . tegelijk met het artikel in te zenden. ff;

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl