Historisch Archief 1877-1940
2639
DE GROENE AMSTERDAMMER VAN 31 DECEMBER 1927
De schoolstrijd V)
.door Pro/. H.?BRUGMANS
De vlucht over den 1928-Oceaan
Teekening voor de Groene Amsterdammer" door L. J. Jordtmn
U de schoolstrijd door de pacificatie is of
aJthwvs heet beëindigd, is de tijd gekomen
om de geheele ontwikkeling van dien strijd
histojrisch te overzien. Er is op dit gebied reeds zeer veel
gedaan; wat van Otterloo, Hentzen, Goslinga en
.-zoovele anderen hebben gegeven aan materiaal
voor een definitieve geschiedenis van den school
strijd ia van groote waarde. Van beteekenis en
belang is ook het lijvige boek, dat prof.
Diepen.horst onlangs in het licht zond over deze belang
wekkende materie l). In twee deelen wenscht de
.hoogleeraar den strijd van de anti-revolutionaire
of. ehristelijk-historische richting in de
Staten?Generaal te beschrijven naar en met de documenten
.-zelf. Hij wil schetsen,, hoe de vertegenwoordigers
van die richting, welhaast die partij zijn opgetreden
Jbij de gewichtige vraagstukken, die ons politiek
.leven nu haast een eeuw hebben beheerscht. Het
.ligt voor de hand, dat daarbij allereerst het onder
wijs naar voren komt; de zorg voor
christelijk.nationaal schoolonderwijs en de strijd tegen de
.neutrale overheidsschool hebben altijd vooraan op
?het programma der anti-revolutionairen gestaan;
tzij vormen goeddeels den grondslag en zelfs min
?of 'meer de bestaanszekerheid dier richting, groep
«of partij. Zoo is dit eerste deel geheel gew^d aan
?den schoolstrijd.
Prof. Diepenhorst geeft in zijn voorwoord zich
.-en ons rekenschap van den opzet van dit deel. Hij
wil geen beeld ontwerpen van de technische
uit?werking der schoolvraag, maar van de groote
;3>rincipieele tegenstellingen in denken en voelen,
?die den strijd om de school deden geboren worden.
Die strijd is veel ouder, dan men gewoonlijk
.meent. Reeds in 1840 kwam Groen van Prinsterer
?én in een brochure n met het woord in de Tweede
Kamer de zoogenaamde Dubbele Kamer
op voor de christelijke school; reeds toen bestreed
hij de wet van 1806 met haar toen reeds verouderd
stelsel van een gemengde school op zoogenaamd
ohristelijken grondslag. En sedert is Groen blijven
.^strijden voor zijn denkbeelden en idealen, meer dan
-dertig jaar lang. Het is dan ook waarlijk geen
^wonder, dat in dat boek Groen meer dan iemand
?anders aan het woord is. Dat hangt ook met den
jjeheelen opzet samen: de oudere perioden van den
sschoolstrijd zijn uitvoeriger behandeld dan de
latere. Prof. Diepenhorst verklaart dat door de
noodzakelijkheid van een breede behandeling
yau het aanvangsstadium, omdat toen de grond
slagen zijn gelegd, waarop later is voortgebouwd
-en omdat de vroegere bronnen heel wat moeilijker
aijn te raadplegen dan de hedendaagsche. Wjj
-.zouden dat laatste argument niet gul willen aan
vaarden. Eerder zouden wij er een ander aan
?willen toevoegen. Staan wij tegenover het jongste
-verleden reeds nu zoo onbevangen, dat
hethisto?riscb. kan worden vastgelegd? Is hier reeds die
-objectiviteit mogelijk, die voor historisch onderzoek
?en historische uitbeeldingr noodzakelijk is? Men
?neme in deze materie maar eens de proef. Over
«Groen wordt tegenwoordig in alle deskundige
kringen niet dan met groote waardeering voor
persoon en karakter gesproken. Maar zijn wij met
Kuyper reeds zoover? Mijn indruk is een andere.
Zoo is in ongeveer twee derde gedeelte van dit
Tjoek Groen van Prinsterer aan het woord. Dat
an den meest letterlijken zin. Het werk van prof.
Diepenhorst is namelijk zoo geconstrueerd, dat hij
?vooral de vooraanstaande menschen met hun
«eigen woorden laat spreken. Uit de Handelingen
?der Staten-Generaal en uit tal van brochures haalt
hij groote stukken en fragmenten aan; bladzijde
na bladzijde is niet Diepenhorst, maar Groen aan
"het woord. Daardoor is dit boek wat tweeslachtig:
"het is een historische studie en een bronnenpubli
catie tegelijk. Of eigenlijk, dat laatste ook weer
niet: want wat hier aan documenten wordt
op-genomen, staat veelal reeds elders gedrukt. Wij
moeten due zeggen: een historische studie en een
bloemlezing. Wij begrijpen de combinatie, maar
Tcunnen haar slechts matig waardeeren. Want hier
worden twee dingen samengevoegd, die niet bijeen
toehooren. Stellig is het in een geschiedkundig werk
?noodig en ook teekenend om letterlijk aan te
TABA SIGAREN
?-» ~ ZIJN TOCH DE BESTE -*
PILOOT MISS VREDE: EN MET AL DIE BAGAGE?"
halen, wat een belangrijk man in bepaalde om
standigheid aan karakteristieks enimposantsheeft
gezegd. Maar men ga daarin niet te ver; de hoogste
beperking is hier geboden. Onder deze lange
citaten lijdt de waarde en het karakter van het
boek, en ? wat ook niet over het hoofd mag
worden gezien ook de leesbaarheid van het
werk wordt er door aangetast.
Daartegenover staat, dat tal van hoofdstukken
en gedeelten in het boek van prof. Diepenhorst
uitneimnd zijn geconcipieerd en zich dan ook voor
treffelijk laten lezen. In de latere hoofdstukken
hooren wij den schrijver meer dan in de vroegere.
Maar ook te midden van den tekst van Groen's
redevoeringen neemt prof. Diepenhorst meer dan
eens zelf het woord. En men zet zich dan gaarne
tot luisteren. Zoo ooren wij met belangstelling
naar zijn uiteenzetting van het geschil Groen
Van der Brugghén. Het is een zeer belangrijk
moment in de geschiedenis der anti-revolutionaire
partij en ook in die van ons land; heel de geboorte
der schoolwet van 1857 en het verdere verloop
van den schoolstrijd hangt aan dat conflict, dat
ook voor de beoordeeling van het karakter der
beide staatslieden van groot gewicht is. Met fijne
omzichtigheid wordt het conflict door prof.
Diepenhorst onderzocht en uitgebeeld. Vast i*
wel komen te staan, dat de oude legende, dat
Groen geweigerd heeft in 1856 een ministerie te
vormen, onjuist is; er is destijds wel met Groen van
gedachten gewisseld, maar een kabinetsformatie
is aan hem niet gevraagd of aangeboden. In zijn
plaats werd zijn geestverwant en partijgenoot.
Van der Brugghén tot de regeering geroepen, die
ten slotte in 1857 een schoolwet tot stand bracht,
die men veilig liberaal kan noemen. Wel kan men
constateeren, dat Groen zwaar over de
regeeringsverantwoordeüjkheid dacht; hij zou zeker niet
dan met beklemd gemoed een regeering hebben
gevormd. Aan den anderen kant is het nog niet
geheel duidelijk, waarom Groen niet en Van der
Brugghén wel tot de regeering werd geroepen;
welke invloeden er op den koning werkten om
Groen in 1856 te weren, wordt ook door prof.
Diepenhorst niet onthuld.
Uit dat alles moge blijken, dat wij het boek van
prof. Diepenhorst in den staat, waarin wij het
ontvangen, als een gewenschte aanwinst beschou
wen tot de kennis van den scboolstriid en daarmede
van onze politieke geschiedenis der laatste eeuw.
1) P. A. Diepenhorst, Onze strijd in de Stattn
Generaal. I. De schoolstrijd. Amsterdam, tf.V.
Dagblad en Drukkerij De Standaard. 1927.
;