Historisch Archief 1877-1940
12
DE GROENE AMSTERDAMMER VAN 7 JANUARI 1928
No. 2640
Schilderkunst
Jan van Herwijnen, bij Van Lier te Amsterdam
Van Herwijnen is bij voorkeur de schilder of tee
kenaar van eigenaardige figuren; van menschen in
een moeielijken en eigenaardigen geestestoestand.
Hij is daarmee, lang geleden reeds, begonnen,en heeft
dat voortgezet. Tot nu toe. Tot op deze tentoon
stelling. Hij heeft, dus, een voorkeur voor ongewone
psychische toestanden; ik zou haast zeggen: voor
de Verwordenen; voor hen die hoogheid verspeel
den en nutteloos werden; voor hen, die met
moeiten bruikbaar gehouden worden voor niet veel
bizonders. Deze toestand, deze waardeering, moet
hem zeer natuurlijk zijn, want ge gevoelt bij het
bezien van dit geschilderd werk nooit, dat de
schilder zich dwong in deze richting en dat daardoor
zijne uitingen iets geforceerds hebben of door een
moedwil spanning verloren; ge ziet onmiddellijk,
dat de schilder vrij tekeer ging, toen hij zich zette
tot het schilderen; dat het schilderen ongetroebelde
hoofdzaak was; dat de psychische voorstelling tot
kleur geheel-en-al was geworden. Tot kleur ten
eerste en bovenal. Van Herwijnen is van nature
een coloriat. Hij is dat op deze tentoonstelling in de
diepe gamma's; een kleur heeft hij die zwaarte
met klank vereenigt. De voorstelling is telkens n
der Verwordenen, tegenover een effen achtergrond,
of tegen een achtergrond, die als zoodanig kan
gelden. Het zijn zittende figuren met een naam, die
alleen n détail aangeeft: de man met rooden
achtergrond; de man met de korte armen; de man
met de gevouwen handen. De figuren moeten ook
niet verder aangeduid worden. Bij alle verschil
van innerlijk behooren ze toch tot een groep; ze
zijn onderdeelen van de groep der Verwordenen,
die de reacties verloren op de normen der maat
schappij, zooals hij vroeger hen teekende, wier
verstand niet meer functionneerde overeenkomstig
de normen van het gewone denken. Het is een
ongewoon verschijnsel, dus een bewijs van per
soonlijkheid bij Van Herwijnen, zich in zulke types
uit te leven als schilder en ze voor te dragen toch
met schakeeringen, al ziet ge ze onmiddellijk als
van n soort. Want ze zijn toch ook allen afzon
derlijk geweest, al zijn ze soms zoozeer eender
geworden. En deze afzonderlijkheden zijn te
vinden in de vormen bovenal, in de oogen, de
monden, in het voorhoofd, in de handen, in de
volumina van het lichaam, en hoe die volumina
gestapeld zijn tot een houding. Er bestond het
groot gevaar voor den schilder: zoozeer de eenheid
dier wezens te voelen, dat hij hun afzonderlijkheid
vergat; hij kon tot schema's gekomen zijn, die door
hun monotonie de belangstelling gemakkelijk
doodden, maar hij heeft ook daarvoor, van den
beginne af, gewaakt; hij heeft zijn waarnemend
vermogen, zijn observatie niet te slapen gelegd om
zich enkel in een andere kleur te vermeien. Dat
moet hier nadrukkelijk worden neergeschreven.
Hij heeft een bepaalde verantwoordelijkheid niet
vergeten. Maar juist daarom, moet de vraag
verder gesteld worden: heeft hij alle verantwoor
delijkheid gevoeld, die hier te voelen bleef? Ik zou
dat niet kunnen neerschrijven. Van Herwijnen
heeft een bepaald talent; een interieur, en een
?; landschap op een andere tentoonstelling maakten
dat nog eens duidelijk. Dat hij met dat talent
': handelt alsof het behoorde tot de ongeregelde
goederen moet hij weten, en valt buiten mijn
t beschouwingen (niet buiten zijn biographie);
1 misschien is die ongeregeldheid een der vaste
teekenen van dit talent. Maar het is iets anders,
dat hij, wanneer dit talent vol leven zich gebaart
' en zich inderdaad uit, dat hij dan niet alle maat
regelen neemt om die uitingen zóó volledig mogelijk
te maken. Sommige schilders (en ik bedoel hiermee
_i; talenten) vergeten dat.
Nog verdere details over deze tentoonstelling?
Welk schilderij het meest trof; welk het zuiverst
de Groep gaf en toch het individu in die groep?
Daarom was 't in deze beschouwing niet te doen.
Het was mij alleen hier te doen, om te zeggen, dat
het werk van Van Herwijnen verdiensten bezit,
afzonderlijkheid vertoont; psychisch wezen
onmiddelijk in kleur omzet en dat hij daarom !
daarom! verplicht is tot alle hém mogelijke zorgen
voor dit werk, voor zijn werk.
rATl'LASSQHAERT
De Rubenssymphonie" door
Huib Luns
Er zijn nu eenmaal boeken die ge
schreven door den een en bedoeld als
levensbeschrijving en waardeering van
den ander, de onwillekeurige repro
ductie worden van den schrijver zelf.
Zulk een boek is de Rubenssymphonie
van den heer Huib Luns. Ik wil hier
mee niet zeggen dat zijn boek geen
goede Rubens-biographie is; zelfs niet
dat het naast andere levensbeschrij
vingen van den schilder overbodig is.
Maar het is in zijn opzet, zijn indee
ling, zijn taal, zijn stijl, zijn geluid,
den bouw van zijn perioden, het ge
halte van zijn vergelijkingen, de vol
heid van zijn resonans zoozeer de
klaarblijkelijke afdruk van het wezen
des mij overigens onbekenden
schrijvers, dat ge cm dezen den
schilder vergeet. De hoofdpersoon wordt
bijzaak en niet Rubens blijft u uit dit
boek in de eerste plaats bij, maar de
heer Huib Luns. Ik ben overtuigd dat
dit niet de bedoeling is geweest van
den auteur. Verre van dien. Het is
juist zijn begeestering" om een
zijner favoriete subjectiva te gebruiken
voor zijn held, die den heer Luns
heeft gebracht tot een zoo ongebrei
delde overgave zijns persoons, dat die
u uit elke bladzijde tegemoet treedt.
Hij zegt het in zijn voorwoord. Hij
heeft den Noord-Nederlandschen lezer
gevoel willen geven voor Rubens _
koninklijk leven en vorstelijk werk";
voor den geest die als in sferische
lijnen alles bindt in zijn oeuvre". In dien
NoordNederlandschen" lezer zit het hem. De heer Luns
kent dien als een bij uitstek nuchter en moeilijk
in beweging te brengen wezen. Daarom hult hij
hem ruim tweehonderd bladzijden lang in de
dampen van een verzengonden en alles doortrekken
den Rubens-geestdrift, overtuigd dat de aldus
bewerkte er niet minder enthousiast uit te voor
schijn zal komen dan de badmeester zelf. Het komt
niet bij hem op dat men een zaak als de zijne ook
door soberheid en zakelijkheid kan dienen. Zijn
plan de campagne is anders. Hij maakt van
Rubens leven een symphonie en van zijn werk
plaats een orkest. Doet het inleidend thema van
Peter Pauls rijk georchesteerd" bestaan u niet
sterk denken aan Haydn's Es-dur symphonie ?"
Welaan, dan is dat de ,,Introduzione grave";
een tempo di marcia volgt en een allegro con
brio besluit, als in een goede symphonie, het
eerste deel. Wel zet de schrijver als motto voor
in zijn boek ,,Rubens, c'est l'orchestre", maar
het duurt niet lang of hij verzaakt die
veelzaggende beeldspraak. Van een orchost wordt
Rubens een orchestdirecteur. De heer Luns kan
u zelfs de plaats aanwijzen van zijn medewerkers:
Van Noot zit onder de koperen blazers" en van
Veen onder het hout". Deze plastische beeld
spraak is een kolfje naar des schrijvers hand. Zij
is de humoristische reactie op zijn hoogdravend
betoog; de blik op aarde uit de wolken zijner
extase. Zoo weet hij u te vertellen dat Rubens in
Venetiëdoor Jacopo Bellini of door Carpaccio niet
bovenmatig getroffen werd, maar dat hij voor
Titiaan een kop als een boei" kreeg; zoo noemt
hij de contra-reformatie der katholieke kerk na
het concilie van Trente een retour offensief in
grooten stijl" dat hij bij den Mameslag vergelijkt;
zoo vertelt hij dat de aspirant-leerlingen van den
meester in de file" moesten slaan en nummertjes"
kregen, zoo veronderstelt hij dat Rubens op den
dag van zijn tweede huwelijk met de bekoorlijke
Helene Pourment, maling zal gehad hebben" aan
zijn blazoen. Het gebruik dezer welwillende
familiariteiten doet u denken aan de taktiek van
den marktventer die zijn publiek aan den eenen
kant door zijn grootspraak, zijn vertoon van
algemeene en speciale kennis, een kwistig gebruik
van vreemde woorden en uitdrukkingen overbluft,
om het aan den anderen te vleien door zijn ge
meenzaamheid. En ook doen dat de vegen uit de
pan die de schrijver bij tijd en wijle uitdeelt aan.
het adres van den ..sterieler! omwentelingsijver"
of de zure verwatenheid" van hedendaagscho
kunstenaars en de preutschheid va.n onzen
schijnheiligen tijd". Inderdaad. Dit boek is geen
boek, maar een to<«st en de auteur geen schrijver
maar een volksredenaar. Zijn volzinnen daveren
Jan van Herwijnen
Portret
Ncderlandschc Munt
Holland's beste 10 cents sigaar
over de hoofden zijner onthutste hoorders. di<
gnuiven bij zijn Seitenhieben" en heradeinen bij
zijn populaire vergelijkingen. En voor zoover zij
niet den moed hadden om met den spreker te
zeggen awel, awel, nu is het verder wel geno« £r
zulle", en heen te gaan, zal diens peroratie hun
den genadeslag geven: Hij is in de warme stralen
van een late namiddagzon; hij is in de witte wolk
op 'n blauwe lucht, waar hij den mantel zag van
de onbevlekt ten hemel opgenomene; hij is in eiken
mannentors. . . . ; hij is in de gevouwen handen. . . .
hij is "
Waarlijk, om voor het laatst den schrijver Ie
citeeren, waarlijk ,,onze geest kan de golf lengt r
van zijn geluid zelden vinden. Hij spreekt ons 11
luid "
Mr. M. F. HENNT3S
ADVERTEEREN is GOED
ADVERTEEREN IN EEN BLAD
VAN STANDING, WAARMEDE MEN
HET BESTE EN KOOPKRACHTIG
STE PUBLIEK BEREIKT, IS BETER
ADVERTEEREN DOET MEN
HET BESTE i N
DE GROENE AMSTERDAMMER
WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
KEIZERSGR. 333 AMSTERDAM