De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1928 7 januari pagina 13

7 januari 1928 – pagina 13

Dit is een ingescande tekst.

No. 2640 DE GROENE AMSTERDAMMER VAN 7 JANUARI 1928 Belgische Congo Negerinnen Ant. Meijer Sierpoppen Dramatische kroniek door TOP NAEFF Het Rotterdamsch' Hofstad Tooneel : Op zicht, door Fred. Lonsdale. T ONSDALE kent en verstaat zijn wereld, en voldoet daarmede aan den eersten eisch, den Engelschen tooneelschrijver te stellen. De vor melijke achteloosheid, de genoegelijke verveling van die wereld-society, of wat zich daarvoor uit geeft, in het aantrekkelijk kader van een Engelsch landhuis, zijn opzichzelf al een tooneelstuk, en boeiend voor de minder confortabel gehuisvesten en minder vlot er-over-heen-levenden onder de toeschouwers. En wanneer daar dan, bij den slependen tongval, welke nadrukkelijkheid uit sluit, een beetje van dien drogen humor komt, dien men in Engeland al gauw geest" noemt, dan is voor deze soort van overbeschaafde, knappe schrijvers de fortuin gemaakt. Lonsdale heeft evenveel geest als savoir-vivre. Hij heeft alleen, en dat is jammer genoeg, niets eronder, geen overtuiging en geen hart, en de wereld wordt voor hem, al schrijvende, niet wijder dan de cosey-corner waar zijn schrijftafel staat. Daardoor worden zijn figuren niet meer dan chablonen, af gietsels van zekere menscheii-typen, gelijk wij die uit de Engelsche samenleving en uit ontelbare romans kennen, en vullen drie bedrijven, waarin het bij geestig, maar doelloos praten blijft en het slot geen oplossing, slechts een willekeurige eind streep brengt, rijkelijk lang. Een blijspel is naar zijn aard een sprookje: het leven is nu eenmaal niet blij". Om er, dankzij den tooverstaf van den schrijver, voor enkele uren in te kunnen gelooven, moeten we er doorheen kunnen kijken en daar in de diepte nog iets van de smartelijke worsteling ontwaren tusschen duisternis en licht. Een blijspel van een dichter krijgt vanzelf dien inslag van machtelooze menschelijkheid, waar de verbeelding boven-uit wil, ook al bedoelde de auteur voor het oogenblik niet meer dan te vermaken. Schrijvers, zooals Lonsdale, die geen dichters zijn, missen de natuurlijke zwaartekracht, zijn personages schieten boven het leven uit als valsche loten aan een stam, het wordt op den duur vermoeiend van lichtheid. Op zicht" is daarvan een zeer zuiver staal. Zijn we dat dan niet allemaal?" liet zich door het spel menschelijke warmte en fleur van weelderig en gemoedelijk familieleven bijbrengen, in Mrs. Cheyney's verdwijning" gaf de crimineele spanning aan de personen nog eenig menschelijk relief, maar in Op zicht" zijn het niets dan een paar complete wanproducren, een kribbebijterige Mrs. Wislack en een onbenul van een Hertog van Bristol welke elkaar drie bedrijven vervelen en ons, die veilig aan de andere zijde van het voetlicht zitten, daar mede amuseeren. We weten, dat dit soort van conversatie in hun wereld, waar men zich boven nette" manieren verheven kan achten, bon ton" is, en tevens, dat de saamhoorigheid dezer, op elkaar aangewezen lieden, hecht genoeg is om elkander tot het uiterste te verdragen, en de stekeligheden als waren het complimenten te laten passeeren. Of deze aristocraten nu hun leven nog eens zullen beteren, kan ons, zoomin als hun, iets schelen; het waren ook geen ethische behoeften, die den schrijver tot hun bekeering" noopten, louter de noodzakelijkheid een draadje te weven door de verregaande beuzelpraat. Mrs. Wislack, weder huwbaar op middelbaren leeftijd, doch ontbladerd van alle illusies omtrent den echtelijken staat, wil desnoods nog wel eens hertrouwen, echter niet zonder den candidaat gedurende minstens een maand bijna-als-eenechtgenoot te hebben ontvangen in haar huis. Aldus ingewijd in de twee-eenheid en alle inconvenienten daaraan verbonden, deinst na afloop van den proeftijd evenwel ook deze bezadigde man terug voor den onherroepelijken stap, en verlangt op zijn beurt dat de lastige dame zich aan een louterings-proces zal onderwerpen. Hij kiest daarbij zijn onuitstaanbaarsten vriend, den Hertog van Bristol, uit om haar gezelschap te houden, in de hoop dat deze twee ruwe diamanten waren ze dat maar ! zich op elkander zullen afslijpen en dat hetgeen den gegadigden ook de Hertog heeft vues op een aardig vrouwtje dan mét hun beduidend fortuin bewaard blijft, alsnog de edele kern zal zijn. Wij kunnen niet meer doen dan het hun helpen wenschen, en verlaten het paar in het afgelegen landhuis, waar ook de bedienden wegens het humeur van mevrouw vertrokken zijn, midden in deze homoöpatische kuur, als in den put op het Ganzenbord. De spelers hebben aan een stuk van Lonsdalo een uitermate zware opgave. Nog daargelaten, dat niet ieder er den idealen snit" voor meebrengt, is het een voortdurend ophouden van geringe spanningen, een woekeren met den in zijn distinctie glad-afgestreken dialoog, een met allo middelen der fantasie en straffe energie overbieden van de rollen, zonder dat dit den druk der opzettelijkheid doet gevoelen. Eie Carelsen en Cor van der Lugt Melsert, de lastposten, bijgestaan door Roemer en Rie Gilhuys in de rollen der welschapen en toe geeflijke wederhelften, dragen Op Zicht" met hun vieren vaardig en licht. De regie had het spel in den zuiveren toon der scherts afgestemd en er aardig wat fantasie ingestoken, zonder dat deze invallen vermoeiden of den koelen toon geweld aandeden. Cor van der Lugt, de Hertog, neigde met zijn hoogopgetrokken wenkbrauwboogjes naar de caricatuur, wat de drie anderen niet waagden. Hij kan zich dit veroorloven, het bijna onbeweeglijk stupide masker was van een fijne symboliek en in volkomen harmonie met zijn lustelooze gedragingen. Eie Carelsen speelde de lady eenvoudiger, maar niet minder fijn en gevoelig geschakeerd, en zij wist den schrijver nog iets toe te geven: de bekoring harer welbewuste onplezierigheid. Als een sieraad droeg zij haar onverdragclijk humeur ! En ook Roemer, welwillend, maar onverzettelijk een man, die, al zat hij diep in de schulden, de dame wel klein Kal krijgen boeide door de natuurlijke waardigheid van zijn werk. Hie Gilhuys bracht voor haar verdienstelijk gespeelde rol van aan staande Hertogin van Bristol te weinig persoon lijkheid op het tooneel en kon zich tegenover de drie anderen, die een bepaalde perfectie in het vak bereikten, nietrgeheel handhaven. |j door HENRIK SCHOLTE Rott. Hofstadtooneel : De Koninklijke Weg", door Pred. Lonsdale I_T ET was weer eens iets uit de wereld, waarmee men ons verveelt: alsmaar aristocraten op een rijtje en Annie van Ees als mannequin daarvoorlangs. Het had ook In Kok" kunnen lieeten, of Je zult met me trouwen" een kluchtje dat soms woordelijk hetzelfde is of nog beter Nul uur Nul", het Nieuwjaarstoegiftje, dat ons hieronthouden bleef. Men had misschien de titela ver wisseld. Ik geloof er niets van, dat oen fossiele familie zich op een dergelijk kinderlijk»; wijze laat ompraten door het binnengevallen actricetje (zichtzending van den zoon des huizes, die echter met de kous op de kop thuis komt). Ik geloof er niets van, dat een stuk of wat vliegerige jongeheeren, die men nooit uit elkaar zal leeren kennen, zich zoo maar lukraak verloven en weer laten scheiden, zoodat de koninklijke weg langs cocktails en tenrüsrackets weer terugleidt naar het begin. Maar ik geloof niets meer, sinds ons tooneel dit jaar weer uit louter dergelijke, onduldbaar béte prullen bestaat. Ik vind het alleen maar dieptreurig. Men verwijt ons, dat wij buitenlandsche troepen toejuichen. Wij zullen ze toejuichen, zoo lang onze gezelschappen op deze wijze het kaf uit het buitenlandsche répertoire binnenhalen om de smaak van hun allerstomste quantum publiek te streelen. En ik ben overtuigd, dat ditzelfde pu blieke vee dit stuk zou uitgefloten hebben, als een Hollander er zich aan gewaagd had. Zooals het ook gefloten zou hebben, als Annie van Ees niet op de planken had gestaan .... Annie van Ees maa.kto echter helaas een zeer slechte beurt. Haar enthousiasterig spreken en oneenvoudig voordoen is bij haar wel eens een behaagziek en gemakkelijk mom, waarachter het karakter ondoorgrondelijk blijft, zoodat men maar al te vaak vermoedt dat er in het geheid geen karakter achter steekt. Dit soort spel versterkte nog het toch reeds zoo onverklaarbare in deze nonchalante en oninteressante figuur, zoodat de ..koninklijke" weg, dien zij na veel loven en bieden koos, een raar aftochtje werd. Onder de kudde, die weer op de gebruikelijke wijze der blijspel-prullen de kamer uitgeloodst werd als de tijd voor een intiem" scènetje rijp was, onderscheidde zich gelukkig het duo Juliette Koos en Cor van der Lugt. Juliette Koos was de eenige vrouw die zich door ingetogen en scherp spel moeite gaf voor het overigens hopelooze geval en Cor van der Lugt had zich een grappig en dankbaar type gemaakt. Hij zag er uit als een inelkaargevallen. taartje en sprak eentonig en kortademig. Men kon tenminste lachen, l'iet Bron was verder vermeldenswaard in zijn streven naar expressieve burgerlijkheid. .De rest was iii stijl. l MUZIEKHANDEL PI A N O 'S A°1835 D Achter St.Pieter 4 H, RAHR VLEUGELS J D Tel. 443 j UTRECHT (

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl