De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1928 7 januari pagina 14

7 januari 1928 – pagina 14

Dit is een ingescande tekst.

14 DE GROENE AMSTERDAMMER VAN 7 JANUARI 1928 «o. 2640 Kroniek van den dans door J. W. F. WERUMEUS BUNNING WENDIT Tekst en teekening voor de Groene Amsterdammer" door J. G. Sirria XLVH. Anna Pawlowa J_I W overzicht van. Anna Pawknra's eerste opvoeringen, in den ?aanvang van dit seizoen, voerde niet 'iot andere gevolgtrekkingen dan die iaën thans, na haar tweede tournee, .zou willen maken. In de groote prima ballerina zelf ziet men de zuivere en ?edele traditie van eeuwen balletdans belichaamd; waar zij daarin verschijnt, ^triomfeert zq, en bewondering uit te «preken, js hier reeds overbodig ge-worden. Haar balletrepertoire echter schijnt ?op den duur geenszins overal van een pefl, Pawlowa waardig. Deze laatste .tournee bracht de romantische wazige fcalletsfeer van Chopiniana", een prachtige danssuite, die herinnert aan -,,Les Sylphides", en La FUle Mal "Gardée",dat,evenals Petipa's TooverJluit", onze eerbied voor dien ouden balletmeester en vormer der Keixer-lijke Russische balletten, ten zeerste ?versterkt. MariosPetipa, die de grondslagen van het Russisch balletrepertoire legde, -was een leerling van Perrot, part ner varkFagh'oni, den laatsten grooten :wtannelijken danser van West-Europa -die, Op sstfn. beurt, groot bewonderaar was van den vernieuwer van het ballet in vorm en idee, J. G. Noverre. Tegen Petipa's traditie, voor zoo verre ze alleen een abstracte en zuivere danskunst als ideaal stelde «een danse pure", om de modieuze 'uitdrukking te gebruiken -?richtte zioh voor een goed deel de vernieuwing v»n Tokine en Diaghilew, die zich i-beriepen op Noverre's dramatischer -dansidealen. Men kan zeggen dat PawJowa hoezeer zij een geestig actrice ?en veelzijdig danseres is toch vooral in haar ware element zweeft in de ?woaderwereld van het ijlere en ab stracte balletdansen der klassieke -school, der Petipa-traditie dus. En -waar men deze lyrische danskunst naast de dramatischer van het Dia?ghilew-ballet mag stellen als twee uit aard en wezen van den dans steeds 'bestaan hebbende genres, ligt in de -erkenning van die eenzijdigheid op -zichzelf geen verwijt; integendeel, men ziet Pawlowa nergens liever dan in de groote dansgeometrie der strenge standen en bewegingen. Er is echter, als dit eenmaal erkend is, niet te verbloemen, dat deze balletten voor het meerendeel hun ? sterksten vorm vonden onder de han den van langgestorven balletmeesters. En alre gelde Clustine de choregraphie van Schneeflocken" en Fokine die van De Stervende Zwaan" op voor treffelijke wijze, men krijgt den indruk ?dat hun voortdurende aanwezigheid bij deze balletgroep zeer nuttig zou zijn voor haar bloei. Pianowski, de balletmeester in functie, schijnt een bekwaam repetitor maar geen opval lende creatieve persoonlijkheid; Novikoff, de eerste danser, blijkt, waar hij ?een ballet ontwierp als Don Qui?chotte", evenmin een bijzonder talent ?in deze richting en zoo staat men voor net feit dat hier de grootste levende balletdanseres optreedt in een reper60ct tegen Verstopping toire, dat zich niet vernieuwt onder de handen van een haar gelijkwaardig dansdichter. Analogie met het tooneel van onzen tijd, die niet toevallig behoeft te zijn: de dichter der balletten, die dans strofen schept, ontbreekt nog meer dan de groote schepper van drama tische situaties. Pawlowa's balletkunst lijdt daar onder: een deel van haar opvoeringen staat beneden haar persoonlijke sfeer. Men kan dat vaststellen zonder het al te zeer betreuren, om de eenvoudige redenen dat het zelden anders is ge weest: de groote balletmeesters zijn nog schaarscher dan de groote dansers, de groote dramatische auteurs staan in die verhouding tot de groote acteurs: waaruit men volgens 's we relds wetten hun hooger beteekenis zou kunnen afleiden. Die onverschilligheid echter voor den dans-componist belemmert de ontwikkeling van deze kunst in hooge mate. Het is waar dat men zich, als Pawlowa danst, niet met diergelijke beslommeringen ophoudt, maar bij een breedere beschouwing over haar be teekenis zijn ze niet te ontwijken. Er is hier een kennelijke leemte; de pogingen die Diaghilew met zijn choregrafen en musici onderneemt, mogen niet steeds gelukkig zijn, maar ze brachten een nieuw repertoire op de been met werken als Petrouchka", de Sacre du Printemps" en menig belangwekkend experiment. In dit andere groote kamp van het ballet wordt in die opzichten onvergelijkelijk harder gewerkt. Evenzeer tot overweging leidend is de groote afstand tusschen Pawlowa en haar corps de ballet, de eerste danseressen inbegrepen. Waar er een uitblinkt is dat, voor zooverre deze laatste opvoeringen ons een indruk gaven, in bepaalde kwaliteiten: hier een pittige petite batterie", daar een bekwaam, en zeker, maar kleurloos dansen, elders een sierlijk en verzorgd dansen met gemis aan veerkracht, of een veerkrachtiger beweging met ge mis aan sierlijkheid, kortom men vraagt zich af of uit deze groep ooit een tweede danseres van beteekenis naar voren zal komen. Wat in Rusland groeit blijft in dit opzicht verborgen, maar de jongere en jongste generatie van het Europeesch ballet moet de schimmen van Camargo en Fanny Elssler soms zorg baren als ze zich voor zulke zorgen nog leenen. Het is niet zoozeer scholing die faalt Pawlowa's troep is welgeschoold, zij het niet feilloos, dan toch ook niet met uitgesproken gebreken het is die ondefinieerbare stuw kracht in het dansen die men zonder ze voldoende te kenmerken talent kan noemen, of genie, maar die zich soms rondom een Jordaanorgel uitviert, of in een derde rangs Spaansche of neger-danseres, om in een talentvolle!' en geschoolder danseres van naam bij nader inzien afwezig te blijken. Het is misschien een kwestie van ras en bloed en eeuwenlang dansen als deel van een samenleving: het is in elk geval dat wat men niet heeft" in het meerendeel van de Europeesche dansers en danseressen. Dat kwam hier vooral uit in de quasi-volksdansen, waar ras en dansdrift ver vangen werden door min of meer nageWat eigenlijk verwonderlijk is: onze Oost bezit heel iceinig gelegenhedsi, men in de open lucht, veilig in alle opzichten, baden en zwemmen kan. Ben van de bekendste onder die weinige zwembaden is zeer waarschijnlijk dat te Sabang, hetwelk gelegen is aan den weg naar het meertje Anak laoet en waarvan elk passagier naar of van Indic, zooal geen gebruik heeft gemaakt, dan toch wel van heeft hooren spreken; maar toch niet minder vermaard, ten minste op Java, is de badplaats Wendit, in de onmiddellijke nabijheid van Malang, waarvan het water volgens de meening der Inlanders zelfs genezende kracht bezit. Of dit laatste nu waar is, betwijfel ik, doch dat men er heerlijk kan zwemmen, dat weet ik bij ondervinding. Indien men tenminste niet bang is voor de kleine slangetjes, welke hier ook nogal eens de baden gebruiken en die, vooral in het oog van dames, wel een beetje griezelig, maar overigens totaal onschuldig zijn. Een merkwaardigheid van Wendit vormt ook een soort apenkolonie, welker leden wel alle respect hebben voor hun president, den sterksten en grootsten uit den troep, doch voor den mensch maar weinig eerbied aan den dag leggen en zich zelfs niet ontzien om dezen, indien zij maar eenigszins de kans schoon zien, van medegevoerde lekkernijen te ontlasten. maakt temperament. Vraag iemand die Polen, Hongaren of Czechen in hun eigen volksdansen zag, wat hij er van denkt in zulke ballet-transcripties en hij zal, hoe internationaal hij is, lyrisch worden voor het nationale, het ge wortelde, in dien zin. En men herinnert zich Cecil Sharp, dien herlever en kenner van de Engelsche volksdans, waar hij den volks dans het wortelstelsel der danskunst noemt. Men kan, bij een zoo prachtige ijle bloesem als Pawlowa, die opmer king ten opzichte van de toekomst der balletkunst niet vergeten. Dat verhoogt opnieuw het belang van een zoo breed en hecht mogelijke danskultuur als groeibodem, voor danskunst misschien niet direct, maar wel voor die tot in bloed en ras door dringende beteekenis en aanvaarding van den dans als levensfactor, zonder welke het talent, ook hier, toch blijk baar op den duur geen voldoende voed sel vinden kan. 'Nieuwe Uitgaven De Toegepaste Kunsten in Neder land. W. L. en J. Brusse's Uittj.-Mij., Rotterdam. Van een drietal boekjes in de serie: .,dc Toegepaste Kunsten in Neder land" is een tweede, gewijzigde druk verschenen: ,,Naaldkunst, Kantwerk en Handweven" door Elis M. Ro/jf/e; de Verluchting van het Boek" door G. H. Pannekoek en Glas en Kristal" door Karcl Wasch. Dit is een goed teeken, want het bewijst, dat er in ruimen kring be langstelling bestaat voor de door deze schrijvers behandelde onderwerpen en dit komt kunstenaren en industrieelen ongetwijfeld ten goede. Wat vooral aan de nieuwe uitgave te prijzen valt als eene prettige ver betering is het tusschen de tekst bladen inlasschen der bladzijden met afbeeldingen. Maar ook het aantal der afbeeldingen is vermeerderd, meest door reproductie van werkstukken na den eersten druk ontstaan alsmede door het werk weer te geven van enkele kunstnijveren die om de een of andere reden daarin aanvankelijk onbesproken bleven. De aanduiding gewijzigde druk" is dus zoodanig op te vatten dat hier inderdaad door uitbreiding van den inhoud en een herzien door den auteur de uitgave niet alleen actueeler is geworden maar ook completer. O. T. T. BRIDGE EEN HANDBOEK VOOR Royal-Auction en Contract-Bridge voor geoefenden en voor beginnen DOOR B* M* v, d, GROENE Prijs inén. 12.25; geb. 12.90 Uitgave van N. V. VAN HOLKEMA & WARENDOKP'S U.-M^ AMSTERDAM.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl