De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1928 7 januari pagina 17

7 januari 1928 – pagina 17

Dit is een ingescande tekst.

No. 2640 DE GROENE AMSTERDAMMER VAN 7 JANUARI 1928 17 Dawes-plan door C. A. KLAASSE l_J ET schijnt niet onmogelijk, dat het schema volgens hetwelk reeds ruim drie jaren Duitschland's herstelverplichtingen zijn geregeld, zal worden onderworpen aan min of meer ingrijpende wijzigingen. Dat te eeniger tijd preciseering en aanvulling van het plan zou moeten plaats vinden was reeds bij het opstellen bekend men liet namelijk na, het aantal jaren, gedurende welke de betalingen moesten geschieden, vasttestellen?ter wijl inmiddels van Duitsche zijde ook meermalen is aangedrongen op vermindering der lasten. Maar dat thans reeds ? nu het eerste normale jaar de Dawesregeling eerst over bijna een jaar zal aan vangen op instignatie van den agent-generaal der reparatiebetallingen wordt gewaagd van defi nitieve vaststelling van aantal en grootte der te storten annuïteiten, wordt door velen prematuur geacht. Op de historie en de beteekenis in haar vollen omvang van het Dawes-plan zal ik in deze kolom men niet ingaan; daarover slechts een globaal beeld te geven zou bladzijden vereischen. Mijn doel is slechts de financieele en economische pro blemen welke de reparatieschulden-regeling op werpt, aan te stippen. Een. der voornaamste vraagstukken welke het Dawes-comite destijds in deze had op te lossen was dat der betalingscapaciteit van den debiteur, en bij eventueele herziening zal dit wederom de hoeksteen van het gebouw der overwegingen moeten zijn. Meer van een debiteur te verlangen dan hij zonder krachtsverlies kan betalen is vabanque-politiek. In 1924 heeft het comitédit pro bleem trachten op te lossen door een geleidelijk oploopend betalingsschema op te stellen, waarbij de maximum betaling wordt bereikt voor het jaar 1928-'29 en volgende. Boven dit bedrag van E.M. 2j milliard per jaar zal de verplichting slechts stijgen indien de conjunctuur, gemeten naar bepaalde vooraf vastgestelde symptomen, daartoe aanleiding vormt. Dit vraagstuk der betalingscapaciteit valt uit een in twee geheel verschillende problemen, n.l. de mogelijkheid om de Duitsche handel, nijverheid en schatkist te doen bijdragen in den schuldendienst, een factor die zijn begrenzing vindt in het Duitsche productieve vermogen, en vervolgens de mogelijkheid om de te betalen tributen aan de reparatiecrediteuren ter beschikking te stellen in buitenlandsche valuta. Het bestaande plan hoeft met dien eisch van splitsing rekening gehouden, en afgezien van leveranties in natura be taling in Ilijksmark voorgeschreven, terwijl het transfereeren dier gelden is opgedragen aan den agent-generaal Parker Gilbert, die telkenmale te overwegen heeft of de positie der Duitsche valuta een remise rechtvaardigt. In de afgeloopen jaren nu is niet gebleken dat de betalingscapaciteit is overschat, doch dat dit met betrekking tot de transfertcapaciteit wel degelijk het geval is ge weest. De betalingsbalans werd slechts sluitend gemaakt door het afsluiten van leeningen in het buitenland tot zeer omvangrijke bedragen. Vooral in den laatsten tijd is de handelsbalans sterk passief. Van de zijde der reparatiecrediteuren is meermalen opgemerkt dat in zulk een finan ciering niet het minste bezwaar ligt; daardoor worden herstelschulden vervangen door rentegevende commercieele schulden; de duur waar over Duitschland's betalingen zijn uitgestrekt wordt verlengd, en daardoor de mogelijkheid om te betalen vergroot. Men verliest daarbij echter uit het oog dat vele der in het buitenland opge nomen, leeningen voor improductieve althans niet voor export-stimuleerende doeleinden zijn aangewend, zoodat in plaats van een verlichting -daaruit in de toekomst eerder een verzwaring van ARNHEM5CHE HYPOTHEEKBANK PANDBRIEVEN BEURSKOERS , de betalingsbalans zal voortvloeien. Tot deze slot som zijn de reparatiecrediteuren ook gekomen, en voor enkele maanden leidde deze quaestie zelfs tot de bekende controverse tusschen Parker Gilbert en de Duitsche regeering. Bovendien dient men te realiseeren, dat de politiek van leenen in het buitenland ter dekking van het betalingsbalansdeficit slechts opgaat zoolang Duitschland be hoefte heeft aan vreemd kapitaal; men leent toch niet omdat de doviezenpositie zulks eischt maar omdat de te bedingen rentevoorwaarden in het buitenland voordeeliger zijn. Groeit de binnen landsche kapitaalvorming in Duitschland dan ver valt de grond voor buitenlandsche leeningen; en hoe dan het transfert te bewerkstelligen? In nauw verband met deze moeilijkheid staat een volgend vraagstuk dat men onder het oog zal moeten zien. Van Duitsche zijde wordt voort durend gewezen op het feit, dat de Ver. Staten die de voornaamste Dawes-crediteuren zijn, indien de directe en indirecte baten uit dien hoofde, de laatste via de intergeallieerde schuldenver houding, bijeengeteld worden door het volgen van een politieke van sterk beschermende rechten Duitschland de kans benemen, zich van zijn schuld definitief te kwijten. Het eenige middel toch voor zulk een definitieve kwijting is levering van goederen, en de tariefmuur vormt juist een ondoordringbare barrière voor die leveranties. Dat het uit monetair-technisch oogpunt ten eenen male onvermijdelijk is dat de crediteur die betaling eischt import van goederen of diensten gedoogt, behoeft nauwelijks betoog. Ik weet het: ik begeef mij hier op glad ijs; er zijn economen die beweren dat zelfs indien de import in de crediteurlanden kon worden uitgebreid de moeilijkheden niet over wonnen zouden, zijn, integendeel nieuwe zouden rijzen. Van die zijde wordt er op gewezen dat de reparatie-idee, het ter beschikking stellen van omvangrijke goederenquanta zonder daardoor een tegenprestatie te erlangen een economisch onding is dat gedoemd is schipbreuk te lijden. Men ver geet daarbij dat de reparatioleveranties door ver hooging resp. verlaging van publieke lasten in de debiteur- en crediteurlanden, evenredige vermin dering resp. vermeerdering van consumptiecapa citeit of kapitaalvormingsvermogen teweeg brengen zoodat van oen verbreking van evenwicht tusschen productie en consumptie, welke dierzijds wordt gevreesd, geen sprake is. Indien men het oog op de Dawes-betalingen echter tariefstelsels zou gaan herzien dan zouden do gevolgen daarvan veel verder strekken dan die betalingen zelve; het internationale productie-evenwicht zou worden aangetast. Wie kan voorzien of in zulk een geval Amerika's export tengevolge van het ver hoogde concurrentievermogen door het gedaalde loonpeil niet veel meer zou toenemen dan de import? Met de thans door de Ver. Staten gevolgde politiek om aan Duitschland terug te leenen wat het moet betalen, wordt in elk geval bereikt dat de moeilijkheden van pariteitshandhaving worden opgeschoven, wellicht ad infinitum, indien afloopende leeningen steeds door nieuwe worden ver vangen. Wat zal tenslotte de boteekenis kunnen zijn van de uitvoering van het voorstel van den agentgeneraal om na herziening van het plan de ver antwoordelijkheid voor het transfert op Duitsch land zelvo te leggen? De prikkel tot equilibreering van de betalingsbalans zal wellicht grooter zijn. Gevaar schijnt hier niet te schuilen. Indien mocht blijken dat de transfert-capaciteit is overschat, zullen do crediteuren zeker tot nadere regeling bereid zijn. Van een debacle van de Duitsche munteenheid zou hun eigen industrie het eerst nadeel lijden; de klachten omtrent valuta-dumping toch behooren nauwelijks tot het verleden. Het spreekt wel vanzelf dat het vraagstuk der Dawes-regeling meer facetten hoeft dan die welke ik in het voorgaande belichtte. Ik heb uit de veel heid slechts de voornaamste problemen gerele veerd, die bij oventueelo herziening van het plan dienen te worden overwogen, en waarvan de be teekenis voor de financieele en economische toe stand niet alleen van de betrokken debiteur- en crediteur-landen doch ook van ex-neutrale mogend heden niet onderschat moet worden. Beurs-spiegel Donderdag, 5 Januari. OP de locale fondsenbeurs trekt in den jongsten ^^^ tijd de hoek van binnenlandsche beleggings waarden wel in bijzondere mate de aandacht. Neemt men over het algemeen tegen het einde van het jaar eerder een dalende tendens van binnen landsche obligatiën waar, in de laatste weken van December was dit niet het geval. Het koerspeil dier fondsen kon zich niet alleen handhaven, doch de meeste 4J en 4 % obligatiën behaalden oen zij het meestal geringen koerswinst. Voor de naaste toekomst mag men zeker een aanhoudend vaste stemming op deze afdeoling ter beurze tegemoet zien. Jlet vrijkomen van aanzienlijke bedragen, eerst op l Februari uit de aflosbaar gestelde 6 % leening Nederland 1923A en daarna in April uifc de (i % 1928B voor zooverre deze stukken zich niet reeds bevinden in handen der openbare fondsen, welke de nieuwe conversieleening hebben over genomen, zal de vraag naar beleggingsmateriaal aanzienlijk stimuleeren, en de vaste stemming, die thans reeds bestaat in anticipatie op de toekomstige ontwikkeling, zal daardoor allicht nog geaccen tueerd worden. Intusschen eischt ook de discontomarkt de be langstelling op. De ontwikkeling schijnt meer en meer te leiden naar een verlaging van de bankrente, die eerst in October jl. werd verhoogd van 3J tot 4 J %. Dat de opwaartsche tendens op de obligatiemarkt door zulk een maatregel eerder zou worden bevoordeeld dan belemmerd spreekt wel vanzelf. Reeds deden geruchten de rondo als zoude binnen kort het besluit tot disconto verlaging door de Nederlandsche Bank afkomen, doch het behoeft geen betoog dat daaromtrent in het geheel geen zeker heid is te krijgen. De gestie van de Bank ter zake van de discontopolitiek blijft steeds tot op het laatste oogenblik volkomen geheim. Niettemin kan men de waarschijnlijkheid der verwachtingen te dien aanzien toetsen aan de verschijnselen die in deze mede als maatstaf zijn te beschouwen. Men. is veelal geneigd het eerst het oog te richten op het peil van het particulier disconto. Op het huidige tijdstip geeft juist deze factor weinig aanleiding tot de veronderstelling dat binnenkort een verla ging van het banktarief te verwachten zou zijn. Het is natuurlijk niet onmogelijk dat tegen l Fe bruari, wanneer de Staat tot opvraging van haar deposito bij de Nederlandsche Bank zal overgaan, een verruiming zal intreden. Overigens schijnt het, ondanks liet feit, dat de marge tusschen bank- en martktrente slechts gering is, niet onmogelijk dat de Nederlandsche Bank tot verlaging van haar tarief zal besluiten. Wel zou daardoor waarschijn lijk de binnenlandsche wisselportefeuille weer aan groeien, doch anderzijds zou de circulatie wellicht weer inkrimpen door daling van de deviezenvoor raad. ** * De gunstiger tendens aan do Duitsche beurzen die voor «enigen tijd is ingetreden schijnt zich meer en meer te consolideeren. Nu de zuiver beurstechnische invloeden, die do zwakke stemming teweeg brachten zijn uitgewerkt, het materiaal in handen van kapitaalkrachtige bezitters is overgegaan, en de omvang der repostvoor.schotten zeer aan/ienlijk is teruggeloopen, kan de betrekkelijk gunstige con junctuur, die het Duitsche bedrijfsleven doormaakt, invloed op het koerspei' gaan uitoefenen. Te meer omdat do meeste aandeelen een niveau hadden bereikt, waarop zij uit rendementsoverwegingen aantrekkelijk werden. Inderdaad is de conjunctuur in het afgeloopen jaar voor de meeste Duitsche industrieën gunstig geweest. Het aantal werkloozen, dat in den aanvang van het jaar nog 1,8 millioen had bedragen is geleidelijk tot 329.000 gedaald. Ook de cijfers van het spoorwegtransport wijzen een verhoogd vervoer aan, n.l. mot ongeveer 30 %. De stoonkolenproductie kon zich ondanks de be indiging der Engolsche staking op een zelfde peil handhaven. In Januari werd 13.3 millioen ton voortgebracht, in October 13,1 millioen. De bruin koolproductie was in October iets grooter dan in Januari. De ruwstaal-productie is aanzienlijk toe genomen,van 1.308.000 ton in Januari tot 1.100.000 in November. De Duitsche handelsbalans vertoonde een zeer sterk passief saldo, van 3|- milliard Mark. Volgens de verwachtingen van het Deutsche Institut für Konjunkturforsclumg schijnt echter de kentering der iiidustrieele ontwikkeling te mogen worden tegemoettezien. Of de Duitsche aandeden op het huidige peil koopwaardig zijn is dan ook moeilijk te zeggen. O. K.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl