De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1928 7 januari pagina 2

7 januari 1928 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE GROENE AMSTERDAMMER VAN 7 JANUARI 1928 No. 2640 Israëls wezen ee willeo door Pro/. Dr. D. COHEN l t; J? Numerus clausus ^ IEMAND heeft aangrijpender dan Karl Emil Franzos in zijn Der Pojaz" den jongen Jood geteekend, die tracht zich omhoog te heffen uit de omklemming van het Ghetto en streeft naar Verrijking van den geest door de Westersche cultuur. Wie universiteiten in het buitenland hooft bezocht, heeft tientallen van deze tragische figuren aanschouwd. De Joodsche gemeenschap in OostEuropa, angstig bevreesd voor afval van de over geleverde traditie, had haar jongeren verboden zich met. iets anders bezig te houden dan met Joodsche studiën. Maar de vurige belangstelling voor wetenschap en uitingen van kunst, die altijd in het Joodsche volk geleefd heeft, drong er too de kluisters te doorbreken en naast het oude en lang doorzochte ook de nieuwe banen der weten schap te leeren kennen. Men moet deze innige begeerte naar voortdurend meer weten en be schouwen van nabij hebben gezien, de urenlange gesprekken over wijsgeerige onderwerpen hebben aangehoord, de in angstige spanning voorover gebogen lichamen der luisteraars en de fonkelende oogen der betoogers hebben aanschouwd om te kunnen beseffen, wat dit verlangen in deze zoe kende geesten beteekent en hoe zeer hun levens geluk verbonden is met de mogelijkheid om deze wetenschap ten volle in zich op te nemen en er al de gaven van geest en gemoed aan te wijden. Reeds vóór den oorlog vond men Joodsche studenten, die in Rusland geen toegang tot de universiteiten konden krijgen, over alle landen van Europa verspreid. Ik herinner mij nog, hoe zij in Leipzig in lange rijen stonden voor het bureau, waar goedkoope kaarten voor de Gewandhausconcerten te verkrijgen waren en hoe de Duitsche studenten klaagden, dat de vreemdelingen er de beste studentenplaatsen bezetten. Toch drongen zij er zich nooit op den. voorgrond; zij vormden aaneengesloten groepen, die wel met enkelo Jood sche studenten uit West-Europa in persoonlijk contact stonden, maar zich met het Joodsche vereenigingsleven weinig bemoeiden. Zij loofden onder zeer groote ontberingen, vervuld van eon idealisme, dat ons met bewondering vervulde, maar ook bijna vreemd aandeed. Een van de beste vrienden, die ik onder hen had, een man van onge wone geestesgaven, had bijna geheel te voet een reis naar en door Palestina gemaakt, om het land van zijn verlangen uit eigen aanschouwing te leeren kennen, al wist hij, dat hij daarvoor eenigo jaren in groote ontberingen zou moeten leven. Hij maakte daar nooit ophef van, zoo min als eon der anderen, die iets dergelijks ter wille van hun ideaal of hun begeerte naar al-maar-meer weten hadden gedaan; zij waren eer verwonderd over onze verbazing en konden de rust, waarmede wij ons leven leidden, nauwelijks begrijpen. Toch wisten zij ook toen reeds, dat zij ondanks hun groote gaven geen hooge maatschappelijke positie zouden bereiken; zij hadden daarnaar ook niet het ver langen; het was hun er slechts om te doen zichzelf in vrijheid te kunnen uitleven. Na den oorlog is het anti-semitisme, dat hen toen reeds overal terugstootte, veel sterker ge worden; maar tegelijk ook hun vindingrijkheid om de veiligste plaatsen op te zoeken. Omstreeks 1920 waren een aantal van hen reeds weer aan Verschillende universiteiten vereenigd. Zij leefden er met en van elkaar in ontberingen, die ook het comité, dat hen ten slotte kon helpen, nooit ten volle heeft vernomen; toch wilden zij de hulp, ? die hun geboden werd, niet dan onder bepaalde voorwaarden en in geringen omvang aanvaarden. Het was alsof de moeite, waarmede zij hun kennis verwierven, tegelijk hun trots was. Men moet dit alles weten, om het wezen en de gevolgen van den numerus clausus te begrijpen. Er heerscht aan de Hoogescholen, waar deze maat regel is ingevoerd, die bepaalt, dat slechts een beperkt aantal Joden er mogen studeeren, bij de studenten en wellicht ook bij hun leermeesters bewust of onbewust een angst voor de overheersching van dit Joodsche intellect, dat in zijn om vang ,en in zijn streven bijna geen grenzen kent. De naïve verdediging, die de voorstanders van den numerus clausus van dezen maatregel geven, berust dan ook vooral op deze vrees. Het spreekt van zelf, dat daarnaast hot nationalisme, in de nieuwe staten zoo sterk ontwikkeld, een groote rol speelt: men heeft er de Joden altijd als vreemde lingen beschouwd; men meent dit thans met meer recht dan vroeger nog te mogen doen, omdat zooveel Joden uit andere landen tijdens den oorlog naar deze staten, die een veilig toevluchtsoord schenen, zijn geïmmigreerd. Men koestert de vrees, dat de eigen beschaving van het land en zijn oeroude tradities zullen worden overwoekerd door het allesoverheerschende Joodsche intellect, dat aan hot volk zijn nationaal karakter zal ontnemen en er een internationalen geest, in strijd met de overleveringen, brengen zal. Men grondt deze vrees op do overweging, dat vele dragers der revolutie Joden zijn geweest. En men vergeet daarbij, dat het meerendeel van het Joodsche volk in de landen, waar het woont, juist in zeer sterke mate drager is van de cultuur van die landen. Nog onlangs heeft een Fransch schrijver, de Lacretelle, in zijn roman Silbermann het beeld geteekend van zulk een jongen Jood, die meer dan al zijn vrienden op het gymnasium gedrenkt is met het edelste der Fransche cultuur, en ze beter begrijpt en doorvoelt dan een zijner makkers. Het zal echter bij de geestesgesteldheid van de meeste volkeren in Oost-Europa wel lang duren, voor men dit laatste begrijpt. Voorloopig blijft de angst voor het Joodsche intellect en het heiig streven voor de verdediging der nationale goederen er overheerschend. Hieruit laten zich de gebeur tenissen van den laatsten tijd in Hongarije en Rumeniëverklaren. In het eerste land, waar de numerus clausus door de studenten, zelfs met geweld, gehandhaafd werd, is een sluw politicus als Bethlen gezwicht voor de publieke opinie, doch naar beide kanten. Hij heeft eensdeels het oordeel van den Volkenbond, den beschermer der nationale minderheden", waartoe ook de Joden behooren, niot afgewacht, maar den numerus clausus opgeheven; maar hij hoeft aan den anderen kant hiervoor een maatregel in de plaats gesteld, die bepaalde beroepen aanwijst, waaruit de stu denten moeten voortkomen (beroepen, die zelden door Joden worden uitgeoefend of uitgeoefend kun nen worden), en bovendien de beslissing omtrent de toelating tot de universiteit gtlegd in handen van de professoren, die voor het grootste gedeelte eveneens sterk nationalistisch zijn; door dezen maatregel zal dus het getal Joodsche studenten eer verminderen dan vermeerderen. Hij is daardoor aan de verlangens van de Hongaarsche studenten tegemoet gekomen en heeft tegelijk bewerkt, dat de Joden, die officieel niet meer worden uitgeban nen, zich bij geen instantie kunnen beklagen. Het is echter niet uitgesloten, dat er verandering in den toestand in Hongarije zal komen door de jongste gebeurtenissen in Rumenië, die al wat ik hierboven mededeelde omtrent het geestelijk overwicht der Joden wel op zeer bijzondere wijze in het licht stellen. De Rumeensche studenten hadden door hun gewelddaden reeds bewerkt, dat hot aantal Joodsche studenten in Rumeni vrijwel tot nul was gereduceerd. Wanneer men hierover met Rumenen sprak en hen wees op het gevaar van de publieke opinie, die immers naar de gedragingen van studenten en oud-studenten het intellect van een volk pleegt af te meten, dan werd steeds geantwoord, dat deze geest door slechts enkeion werd aangekweekt, en dat deze enkelen in Rumeniëzelf niet voor vol werden aangezien. Het valt moeilijk dit langer te gelooven, nu de Rumeensche regeering heeft toegestaan, ondanks herhaalde waarschuwingen van Joodsche zijde, dat een studenteucongres, waar de leider der antisemieten Cuza aanwezig was, zou worden gehouden in het nieuwe Rumeensche gebied Zevenburgen, waar, naar men kon voorzien, de jeugdige nationalistische gevoelens zich eerst recht zouden ontladen. Inderdaad is het er tot excessen gekomen, die alle vroegere verre over treffen: talrijke synagoges zijn verwoest, oude reliquieën vernietigd, vele Joden gewond. De be richten zijn vertroebeld door het antagonisme tusschen Hongarije, dat de gebeurtenissen over dreven heeft, en Rumenië, dat alle beteekenis er aan HQOFDMAGAZIJN DEN HAAG 12 EN 13 JANUARI OPRUIMING OPENING 8.30 UUR heeft willen ontnemen. Maar ook als men slechts de helft gelooft van wat er bericht wordt, is dit reeds voldoende om de bestialiteit dezer zooge naamde intellectueelen naar waarde te schatten. Men vraagt zich verbijsterd af, waarom de Ru meensche regeering er thans zoo zoer den nadruk op legt, dat zij de schuldigen wil straf f en, daar haar gebrek aan staatsmansbeleid en ernstigen wil door het toestaan van het congres voldoende gebleken is. Het spreekt van zelf, dat nu Hongarije van dit alles ruimschoots gebruikt maakt, om het wanbe heer van Rumeniëin Zevenburgen te doen uit komen, en dat er een sterke reactie tegen het Magyaarsche chauvinisme is ontstaan. Men moet erkennen, dat beide staten in dit opzicht elkaar weinig hebbeu te verwijten, al wordt het optreden van Hongarije door hoofscher vormen gekenschetst. Maar de Joden in beide landen, morgen wellicht ook in andere, blijven de dupe van dezen maatregel, die nu in de regionen der hooge politiek verdwaald is. En met de Joden de wetenschap. Want niemand kan zeggen, hoeveel intellect er in dezen strijd verloren gaat. Ook in dit opzicht is het Joodsche vraagstuk voor ieder, dio let op de beteekenis van de Joden voor verschillende takken van wetenschap, van internationale beteekenis. Nieuwe uitgaven JOOST VAN DEN VONDEL, Oysbrecht van A emstel. Maastricht, A. A. M. Stols. Een keurig-verzorgde uitgave van Vondel's Gysbrecht deed A. A. M. Stols het licht zien. Velen zullen zich een nieuwe uitgave van Vondel's meesterwerk aanschaffen, nu deze typografisch uitstekend verzorgd en tegen redelijken prijs in den handel werd gebracht. Gevolgd werd de toxt van den eersten druk, uit gegeven ,, t' Amsterdam. By Wilhelm Blaev. cl o lo c xxxvin". Het boek is gezet uit de letter van Garamond en versierd met een portret in hout gesneden door J. Franken Pzn en met initialen en het wapen der heeren van Aemstel door Alphonse Stols. De op lage bedraagt 485 exemplaren, waarvan 50 op ge schept Hollandsch papier (I?L) en 435 op Engelsch papier (l?435). De prijzen zijn: per exemplaar op Engelsch pa pier / 3.50 ingenaaid, en ? 4.7-5 in geheel linnen ge bonden; per exemplaar op geschept hollandsch papier / 5.?ingenaaid, en / 15.?in geheel per kament gebonden. A. FRIEDEMANN, Na drie en twintig jaar. Amster dam, A. T. Kleerekooper. Deze brochure bevat de reisbrieven, die A. Friedemann indertijd voor het Algemeen Handels blad" over Palestina schreef. BERGT UWEN INBOEDEL BIJ VOORGENOMEN VESTIGING IN DEN HAAG OF IN HET BUITENLAND BIJ DE FIRMA BATENBURG & FOLMER TE 'S-GRAVENHAGE,HUUGENSPARK22 TELEFOON l 1030 EIGEN GEBOUWEN. Bespreking kosteloos SPEC. BlNNENL. EN INTERN. TRANSPORTEN

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl