Historisch Archief 1877-1940
No. 2641
DE GROENE AMSTERDAMMER VAN 14 JANUARI 1928
15
Op den Economischen Uitkijk
leewjaarswe
door Jhr. Mr. H. SMISSAERT
s c h
TV/T IJN ietwat vertraagde, economische
nieuwjaarswensch kau niet anders dan uitdrukking
geven aan de hoop, dat wij (in Europa en in Neder
land) iets meer dan in 1927 mogen vorderen op den
weg maar het herstel van het economisch
e,venwicht. Iets meer, want het vorige jaar heeft onge
twijfeld wel eenige vordering gebracht, zij 't in
geringe mate; op den weg naar herstel schrijden
wij wel bedroevend langzaam voort. Wat geen won
der is. Vooreerst niet, omdat de verstoring van het
evenwicht door den oorlog en door wat daarna
gedaan (en niet gedaan) is, zoo ongekend-hevig
is geweest. En voorts niet, omdat hetgeen zou
moeten verricht worden ten einde het tekort weer
aan te vullen en het teloorgegane weer goed te
maken, niet of onvoldoend wordt verricht.
Pk Dit geldt voor Europa en ook voor Nederland.
Wat ons land betreft, Dr. F. G. Waller heeft in
?zijne openingsrede ter jaarvergadering van het
Verbond van Nederlandsche Werkgevers" (30
September 1927) gezegd (en met vele statistische
gegevens aangetoond) dat de gang van zaken in
de groote meerderheid der bedrijven onbevredigend
was, doch dat er een aantal gunstige uitzonderingen
waren, welke echter bovenal voorkwamen onder
de groote en zeer groote concerns, die internatio
naal werkzaam zijn en slechts een beperkt percen
tage hunner voortbrengselen in Nederland ver
vaardigen. Van nieuwe expansie, zoo zeide hij, is
weinig te bespeuren en tengevolge daarvan is de
werkloosheid belangrijk. Daarmede was on
getwijfeld het beeld juist geteekend.
Willen wij gegevens van jongeren datum raad
plegen dan waarover Dr. Waller destijds beschikte,
dan staat ons ten dienste de (November 1927
gedagteekende, omstreeks half December verschenene)
Sociaal Economische Kroniek van Nederland, de
Koloniën en het Buitenland" over het derde kwar
taal 1927, bezorgd door het Centraal Bureau voor
de Statistiek", waarin wij omtrent den algemeenen
toestand ten onzent lezen: in de nijverheid was
de toestand verdeeld. In vele fabrieken heerschte
een voldoende, bepaald bevredigende of althans
vooruitgaande bedrijvigheid (deels door
toegenomen export), maar eveneens talrijk waren de
be,,richten van slapte of een door binnen- en
buitenlandsche concurrentie te zeer gedrukt prijsniveau.
Intusschen was de werkloosheid in verschillende
bedrijfsgroepen (w.o. de belangrijkste), zij het
in tegenstelling met andere, minder omvangrijk
dan een jaar geleden."
Dit beeld van licht en schaduw, van nog niet
veel licht en van nog steeds heel veel schaduw,
vertoonen ook de andere bedrijven. En in haar
geheel schijnt de schakeering wel wat, doch niet
veel minder ongunstig dan in 1926.
En 1928? Wij kunnen geen blijmoedige verwach
tingen daaromtrent koesteren, indien wij niet
tevens aannemen, dat de oorzaken, waarvan deze
toestand het gevolg is, in kracht zullen afnemen.
Welke die oorzaken zijn? Te vaak heb ik ze hier
.aangewezen zij zijn vele en velerlei; sommige
daarvan ontstonden bxiiten, andere binnen onze
grenzen ? dan dat ik hier opnieuw thans uitvoerig
daarover zoude behoeven te spreken. Laat mij
.slechts dit ervan zeggen: onze voortbrenging
blijft gebukt gaan onder te zwaren druk; onze
uitvoerhandel ondervindt daarvan en ook van
andere belemmeringen den terugslag. Terecht
noemde Dr. Waller in zijne reeds boven aangehaal
de rede Nederland een duurte-eiland"; wij zijn
omgeven door landen met gunstiger
productievoorwaarden; de factor loon is hierbij van groote
beteekenis. In de (mede reeds genoemde) Sociaal
Economische Kroniek lezen wij: in het algemeen
loonpeil kwam geen wijziging; ook de kosten van
levensonderhoud bleven op vrijwel dezelfde
hoogte." Hoe zullen wij van 1928 betering ver
wachten, indien interne oorzaken ten onzent blijven
werken?
Het kader mijner beknopte beschouwing zoude
ik verre te buiten gaan, wanneer ik al ware 't
in vogelvlucht de positie in andere landen van
Europa zou willen schetsen. Die positie is trouwens,
gelijk iedereen weet, in verschillende vreemde
rijken tamelijk uiteenloopend, anders b.v. in Frank
rijk dan in Engeland en in beide weer anders dan
in Duitschland. Maar dit kan men van allo wel
zeggen: dat nergens in ons oude werelddeel ten jare
1927 belangrijke vooruitgang is bereikt en ook:
dat nergens de toestand vast is, ook nergens gunstig.
In een der najaar-nummers van The Edinburgh
Review heeft R. B. Mowat eene veelzins belang
wekkende studie gewijd aan the causes of
European poverty". Hij zegt daarin o.a. dit wat in
eene bondige formule veel weergeeft van de huidige
misère op het continent en in Groot-Britannië:
Wealth is not being produced as quickly as
population". Inderdaad, zoo is het: de kapitaalvorming
blijft achter bij den bevolkingsaanwas. Waardoor?
Mowat wijst terecht op het ongerijmde, het on
redelijke van den heerschenden toestand: er zijn
teveel handen beschikbaar voor den arbeid; er zijn
te veel monden voor het beschikbare voedsel; er
wordt niet genoeg geproduceerd voor de behoefte,
hoewel er tal van werkloozen zijn, die aan de voort
brenging zouden willen deelnemen. Deze ongerijm
de staat van zaken bewijst, dat de Europeesche
volkeren hun productievermogen niet op de volle
kracht gebruiken. Het hapert niet aan de verdee
ling, maar aan de voortbrenging. Door allerlei
sociale maatregelen, regelingen en wetten krijgen
in 't algemeen ook de breede bevolkingskringen
een ruimer deel dan vroeger in de gezamenlijke
productie. Maar deze laatste is onvoldoende. En
dat wel voornamelijk door drieërlei oorzaak: gemis
aan kapitaal, de schuldenlast van Europa tegenover
Amerika, en de tolbarrières.
Het verlies van kapitaal, door den oorlog ver
oorzaakt, is Europa nog niet te boven. Maar tevens
gaat het gebukt onder het doode gewicht der bij
de Vereenigde Staten gesloten oorlogsleeningen,
welke aangegaan werden niet voor economische,
doch voor on-, voor anti-oconomische doeleinden:
het opgenomen geld was bestemd niet om welvaart
te vermeerderen, maar om des vijands (dus ook:
Europeesche) welvaart te vernietigen; dat geld
werd omgezet in oorlogstuig en oorlogsmateriaal,
door het gebruik waarvan niemand boter werd....
Nu presenteert Amerika de rekening. . . .
Wat de tolbarrières betreft, terecht wijst
Mowat erop, dat de instandhouding van deze
handelsbelemmeringen tegengaat de uitbreiding
van voortbrenging ter plaatse waar die voor ver
schillende artikelen zoo goedkoop mogelijk kan
geschieden: men bestendigt do vervaardiging van
goedoren daar, waar niet do gunstigste voorwaarden
daarvoor aanwezig zijn.
Na het vele, dat ik herhaaldelijk (en ook onlangs
nog) hier heb geschreven over internationalen vrij
handel, over het betreden van den in die richting
gaanden weg door geleidelijke verlaging van invoer
rechten en andere weermiddelen", zal ik niet
opnieuw betoogen, waarom ik mij aansluit bij de
velen, die overtuigd zijn dat herstel van economisch
evenwicht in Europa zonder daartoe strekkende
maatregelen niet kan worden tegemoet gezien.
Maar nu ik, met een terugblik op 1927, mijne
beste wenschen voor 1928" uitspreek en mij af
vraag, wat voor goeds wij dan van 1928 moeten
wenschen, wil ik toch op n en een belangrijk ?
lichtpunt de aandacht vestigen. De hierboven aan
geduide overtuiging omtrent de noodzakelijkheid
van terugkeer op den weg der protectie voor be
vordering van welvaart in Europa, die overtuiging,
reeds lang veler deel, wint veld. Genève. . . .
Ik weet wel, dat niet iedereen alle heil op inter
nationaal gebied van Genève verwacht. Maar de
resoluties der daar gehoudene Economische Con
ferentie hebben toch onbetwistbaar deze beteekenis:
dat men het sur-protectionisme d'après-guerre"
veroordeeld heeft en op terugkeer heeft aangedron
gen. Ik weet ook wel, dat de Conferentie verklaard
heeft zich niet te willen uitspreken over de
fundamenteele beginselen van bescherming of vrijhandel,
maar eenstemmig hebben de leden dier conferentie
toch den wensch geuit dat hun bijeenzijn op
eenigerlei wijze (,,en quelque sorte") het begin zou
afteekenen van een nieuw tijdperk, in den loop waar
van men den internationalen handel zich meer en
meer zou zien vrijmaken van de onnoodige belem
meringen en dien handel zoude zien hervatten
die sterk stijgende beweging welke tegelijkertijd is
een bewijs van het welvaren (?la bonno santé") der
economische wereld en do voorwaarde voor do
ontluiking zelf der beschaving.... Do Conferentie
Beurs-spiegel
Donderdag, 12 Januari.
T~\ E nadere bijzonderheden die in den loop van
de week bekend werden terzake van het
beheer" der Veendammer Hypotheekbank heeft
in de pandbrieven dezer instelling natuurlijk eenige
beweging veroorzaakt; doch over het algemeen
hebben de beleggers deze aangelegenheid kalm
opgevat. Men heeft ingezien dat het debacle bij
deze instelling een uitvloeisel is van zeer speciale
omstandigheden, en niet een gevolg van leemten
in de regeling van ons hypotheekwezen; kwade
trouw van bedrijfsleiders kan overal voorkomen,
en zal immer en overal even funeste gevolgen met
zich sleepen. Met de gelden der pandbriefhouders
der Veendammer Hypotheekbank blijkt overigens
wel op zeer slordige wijze te zijn omgesprongen.
Daar de aandeelen vrijwel geheel in n hand waren,
en het voormalig bestuur daarover de gestie had,
konden practijken worden doorgevoerd, die bij
een ook maar eenigermate behoorlijk geleid insti
tuut ten eenen male onmogelijk zouden zijn. In
het kort hebben de feiten zich als volgt toegedra
gen De oorspronkelijke directeuren kochten het
grootste deel der aandeelen, waarop een
volstortingsobligo van circa / 900.000 rustte, op; ver
volgens werden die fondsen overgedragen aan een
vennootschap met een zeer klein kapitaal, waar
mede de eerste schrede op den weg naai het onheil
was gezet. Vervolgens hebben bedoelde directeuren
de vordering die zij op dat vennootschapje kregen
de verkoop was tegen een koers van circa 2600 pCt.
bewerkstelligd overgedragen aan de hypotheek
bank, terwijl zij als compensatie zich volwaardige
hypotheken tot een ongeveer gelijk bedrag lieten
overdragen. Het vennootschapje, dat toen groot
aandeelhouder was geworden, herhaalde deze
machinatie na zelf directeuren en commissarissen
te hebben aangesteld, die slechts werktuigen in zijn
handen waren. Op deze wijze is voor een waarde
van ongeveer / 6 millioen aan het actief der Veen
dammer Hypotheekbank onttrokken. De vraag is
of de ingestelde justitioneele actie een deel van
dat verlies zal kunnen doen inhalen. Hoe dit zij:
dit voorbeeld is een waarschuwing te meer voor het
publiek om zich'bij zijn beleggingen verre te houden
van financieele instellingen die niet hebben bewezen
het vertrouwen waardig te zijn; want daarin was
inderdaad de Veendammer sedert hare oprichting
niet geslaagd.
Bij decreet van president Doumergue zijn de
bepalingen houdende belemmeringen van den
kapitaalexport thans opgeheven, lleeds gedurende
maanden was door allerlei instanties in de
Franscho fina,ncieele kringen aangedrongen op dezen
maatregel, waarbij werd gewezen op het feit dat
de redenen voor zulk een kapitaalexport-verbod
reeds lang waren vervallen, sedert de monetaire
positie voor ongeveer een jaar, toen de feitelijke
stabilisatie haar intrede heeft gedaan, grondig is
gewijzigd. Goud en deviezen in handen van regee
ring en Banque de Franco zijn met zeer omvang
rijke bedragen toegenomen, en de vrees voor den
franc is, hoewel nog steeds de regeling der Frarische
schulden aan Engeland en de Ver. Staten op zich
heeft doen wachten, nagenoeg verdwenen.
De internationale fondsen arbitrage kan nu
weer de draden, die door de omstandigheden
tijdelijk werden afgesneden, aanknoopen. De re
geering moet de monetaire positie wel zeer hecht
achten nu zij meent alvorens tot wettelijke sta
bilisatie is overgegaan deze maatregel te kunnen
afkondigen, waarvan toch naar alle waarschijnlijk
heid een druk op den franc zal uitgaan. C. K.
heeft, onder meer, ook verkondigd dat het
oogenblik is gekomen om een einde te maken aan de ver
hooging van de tarieven en om zich naar eene
tegenovergestelde richting te oriënteeren."
Moet aan uitspraken als deze alle waarde worden
ontzegd? Indien niet, welke waarde kan daaraan
worden toegekend? Het is gemakkelijk, schoon wat
onnoozel, zich hier in lyriek to verlooperi. I>aat
ons nuchter oordeclen en zeggen: het belang drijft
de zaken, ook op internationale, conferenties. Mtvu
is (geen wonder!) allerwegen tot lint inzicht ge
komen, dat het sur-protectionisme" ook hem ver
wondde, die liet als wapen hanteerde;. l']n daarom
beginnen nu allen te wenschen dat allen dit wapen
niet meer gebruiken.
766 mogen wij toch de/e uitspraken wel duiden.
Maar dan ook dit zeggen: de verwerving en de er
kenning van dat in/icht AY//J de Kuropecsche staten
ver leiden op den goeden weg. En hierin mogen wij
het hoopvolste zien. dat 1027 aan I92S nalaat.