De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1928 14 januari pagina 16

14 januari 1928 – pagina 16

Dit is een ingescande tekst.

16 DE GROENE AMSTERDAMMER VAN 14 JANUARI 1928 No. 2641 Schilderkunst door Mr. M. F. HENNUS Tentoonstelling van etsen bij de heeren van Wisselingh Tentoonstellen is een uitgebreid begrip. Het is het ter bezichtiging etaleeren van wat men maar ?wil. Het zet geen enkele samenhoorigheid, geen enkele tijdsbepaling, geen enkel gemeenschappe lijk beginsel voorop. Het stoort zich niet aan her komst, aan kwaliteit, aan representatieve waarde. Iedereen kan van alles een tentoonstelling organiseeren. Zelfs het aantal doet niet ter zake. Eén schilderij kan de aanleiding zijn tot een tentoon stelling zoo goed als honderd. Zij zij n in dat opzicht achteruit gegaan. Jaren geleden was een tentoon stelling een mst zekere zorg voorbereid evenement; thans is het een dagelijks voorkomende schotel op het overladen kunst-menu. Als de huidige expositie bij de heeren van Wisselingh een dergelijke overweging doet opkomen, dan toont dat meteen aan waar de schoen wringt. Zij is vooral niet minder deze tentoonstelling dan alle mogelijke andere, integendeel. Maar zij heeft toch een bedenkelijke kant. Wie haar bezoekt en niet al te critisch kijkt kan met zonderlinge conclusies thuis komen. Hij kan meenen dat er in de laatste driehonderd jaar geen grooter etser heeft geleefd dan Goya, of het moest Adriaan van Ostade zijn. Hij heeft allen grond om te beweereh dat Rembrandts reputatie geusurpeerd is. Hij zal Bauer als deze zinken plaatjes bewerkte grooter achten dan als hij het koperen deed en daarmee misschien niet heelemaal de plank mis slaan. Hij zal Whistler houden voor iemand met een dubbel wezen waarvan het eene binnenkamers etste op een ouderwetsch solide en het andere venetiaansche gezichten op een geraffineerd mo derne manier. Hij loopt alle gevaar zich verkeerde voorstellingen te maken. Ziedaar de schaduwzijde van. een tentoonstelling zonder leidende gedachte, zonder motief, zonder beginsel. Zij is onherroe pelijk misleidend en noodzakelijkerwijze onbillijk naast een uitstekende afdruk van Ostade hoort een even uitstekende van Rembrandt. Is het anders dan wordt Ostade ten koste van Rembrandt be voordeeld. Gelukkig verliezen de kopstukken der etskunst hun allure niet. De vier prentjes uit de tauromachie, eenige voortreffelijke stalen van Millet, Whistlers verfijnde herinneringen aan Venetië, de pittoreske en toch zeer positieve Ostades zijn in den grond verschillend van de dikwijls quasi artistiek benaderende voortbrengsels der moderne Engelsche etskunst die zeker een algemeene familietrek maar weinig persoonlijk cachet vertoonen. En Bauer hield zich kranig in deze omgeving. Hoe moedig en kernachtig kon hij in zijn jonge jaren het zink met de naald te lijf gaan, wat een zekerheid en hartstocht in prentjes als marktdag" (W. 42) of aan den ingang van een moskee" (W. 54). Daar spreekt een beginner zich uit met de fierheid en de nonchalance van een arrivé. Een jaar later begint hij op koper (1890), aan het materiaal past zijn stijl zich aan. Hij geeft andere weekere kansen van zijn persoonlijkheid; zijn donkere poorten die niet lichtloos zijn bezorgen hem de eer van met Rembrandt in n adem te worden genoemd. De prentjes op zink geraken op den achtergrond. Nu de latere van het tooneel verdwenen zijn, komen ze nog niet uitverkocht weer voor den dag. Zij zijn hun plaats vooraan in Bauers oeuvre ten volle waard. Toegepaste kunst door OTTO VAN TUSSENBROEK Oostenrijksche Kunstnijverheid (Stedelijk Museum, Amsterdam) De kunstnijverheid van Oostenrijk in het alge meen en die der Wiener Werkstatte in het bijzonder is voor Holland niet vreemd, zoodat men verwach ten kon wat deze tentoonstelling zooal zou bevatten. Hetzelfde fleurige, zelfs ietwat feestelijke van vroe ger, zooals dit ook op de Parijsche Tentoonstelling in 1925 in het Oostenrijksche Paviljoen van Prof. Hoffmann met haast al te kwistige hand was uit gestald, ziet men hier terug, maar men kan, on danks veel goede hoedanigheden, toch niet aan den indruk ontkomen dat vaak eene zekere opper vlakkigheid van karakter eene onbeperkte bewon dering in den weg staat. Onze degelijke Hollandsche aard (ook al is daar sedert de oorlogsjaren wel een en ander aan ver anderd !) is zoo heel verschillend, zooveel ernstiger en bedachtzamer als de naar het wufte neigende Weensche geest welke op deze tentoonstelling overheerscht. Ook al kunnen wij veel oorspronkelijks in het werk der Oostenrijksche kunstnijveren waardeeren, dan nog zijn wij allen toch zoo anders gewend. Kenmerk der ingezonden kunstwerken is eene neiging naar het barokke en het decadente. Er is in vele dingen dit merkwaardigs op te merken: dat oud en nieuw als het ware hand in hand gaan: met name bij het glas- en het metaaldrijfwerk treft men hier dingen aan die er, oppervlakkig be schouwd, uitzien als of ze een halve eeuw geleden gemaakt zijn terwijl ze in tegendeel om zoo te zeggen gisteren geboren zijn. Dit is ten onzent an ders want hier staan de kunstenaren 6f oud (dus. conventioneel), of jong (dus reactionnair) in den tijd; er is in Holland vooral sprake van een zeker kleur bekennen", terwijl bij de Oostenrijkers tal van elementen dooreen gemengeld zijn, wat mis schien menigeen aanvankelijk charmeert maar op den duur niet meevalt. Wat overigens niet wegneemt dat de sterksten en begaaf dsten onder de hier vertegenwoordigden inderdaad een kranigen kant hebben en toonen: Jozef Hoffmann in velerlei dingen en vooral ver schillende onderdeelen van een eetservies; Dagobert Pêche met fraai metaaldrijfwerk evenals Christa Ehrlich met door de N. V. Zilverfabriek Voor schoten" uitgevoerde zilveren voorwerpen van zeer oorspronkelijken vorm; mevrouw Otten-Friedmann. met eene ongemeen geestige en modern opgevatte fantastische figuur in geëmailleerd blik; Maria Strauhs-Likarz met eene knappe batik-compositie in 12 deelen naar ontwerp van Hur/o Gorye; fraaie boekbanden in leder door Julius Zinspel en voorts veel ceramiek van diverse kunstenaren. Het glas, en mér het onversierde dan het ge graveerde, door Lobmeijer ingezonden verheugt wederom het oog van een ieder die het metaal" daarin weet te waardeeren. Naast nobelen vorm is een eenvoud bereikt welke kenmerk kan heeten van het ware schoon. Kunnen zij in Holland dan al ietwat vreemd staan tegenover het luchthartige in de meeste din gen op deze tentoonstelling, wij mogen jaloersch zijn op het levende dezer uitheemsche kunstnijver heid. Want dit laatste laat helaas ten onzent wel wat te wenschen over.. .. Radio-Rubriek De A.V.R.O. T"\ E strijd, welke in het laatste halfjaar van 1927 gevoerd werd tusschen de A.N.R.O. (Algemeene Nederlandsche Radio Omroep) en de N.O.V. (Nederlandsche Radio Omroep) is bjj het inluiden van het nieuwe jaar geëindigd in een fusie tusschen deze beide omroepvereenigingen, welke vereenigd zijn in de A.V.R.O. (Alge meene Vereeniging Radio Omroep). De A.V.R.O. heeft tegelijkertijd de beide bladen der oude omroepver eenigingen, de Radio Luistergids en de Aetherbode samengesmolten tot een nieuw orgaan, Radio-bode genaamd, waarvan 6 Januari j.l. het eerste nummer verschenen is. We willen hier nu bij deze fusie, die dank zij de bemiddeling van den heer E. P. Westerveld, oud-Directeur Gene raal der Posterijen en Telegrafie, oud-Minister van Marine, tot stand gekomen is, afstappen van hetgeen achter ons h'gt en ons erin verheugen, dat deze nieuwe A.V.R.O. zich als de krachtigste omroepvereeniging van ons land zal kunnen ontwikkelen tot een lichaam dat door den microfoon de talrijke luisteraars dag in dag uit een aangenaam program' kan doen hooren. Want gezien de buitengewone sympathie, waarin de Hilversumsche zender zich sinds zijne oprichting allerwegen heeft mogen verheugen, is er alle reden om aan te nemen, dat het overgroote deel van onze bevolking behoefte heeft aan de uit zending van een program zooals dat van de A.N.R.O. en N.O.V. Maar we mogen bij de beschouwing van den radio-omroep in Nederland niet uit het oog verliezen, dat voors hands de geheele uitzending bekostigd moet worden uit eigen middelen, d.z. in hoofdzaak giften van de luis teraars. En aangezien de kosten van een werkelijk goed program van uit zending niet gering zijn, blijft de financieele toestand van elke omroep vereeniging een punt van voortdu rende zorg en oplettendheid. Immers, de uitzending kan alleen dan op een hoog peil blijven, zoolang het geld in voldoende mate binnenkomt, iets wat aan den anderen kant alleen het geval is zoolang de programma's van een bepaalde omroepvereeniging zich in de voortdurende belangstelling der luisteraars verheugen. Laat ons hopen, dat de A.V.R.O. ten opzichte van de haar toevloeiende middelen even ge lukkig moge zijn als hare voorgangers, welke den zender teHilversum gebruikt hebben. * * * De opzet van de A.V.R.O. is zoo gekozen, dat hij recht heeft op sym pathie. Immers, hij is ingericht naar het voorbeeld van den A.N.W.B., welke in' ons land als een der meest populaire vereenigingen kan worden beschouwd. In navolging van den A.N.W.B. telt de A.V.R.O. elf binnenlandsche en een buitenlandsche afdeeling, die elk uit haar midden een consul benoemen, welke zitting heeft in het Algemeen bestuur en als zoo danig het Dagelijksch bestuur (uit 9 leden bestaande) helpt kiezen. Boven dien zendt elke afdeeling, buiten den consul, nog vier afgevaardigden naar de Algemeene vergadering. Zoodoende kunnen de consuls dus in de vergaderingen van het alge meen bestuur de belangen hunner afdeelingen bepleiten, terwijl de af gevaardigden ter Algemeene verga dering gezamenlijk hiervoor kunnen opkomen. *** En wanneer men hierbij nog in aanmerking neemt, dat de A.N.R.O. geenszins het voornemen koestert voor zich het alleen-omroeprecht in Nederland te verwerven, doch de zustervereenigingen, welke bijzondere cultureele belangen nastreven, gaarne naast zich zal zien voortbestaan, dan is er alle hoop dat met deze fusie en de oprichting der A.V.R.O. de radioomroep in ons land een schrede nader gekomen zal zijn tot die vol making, welke elke omroepvereeni ging uiteindelijk hoopt te bereiken. En dit moet een ieder toejuichen, want men vergete nimmer, dat de radio-uitzending internationaal is en dat het hier te lande uitgezondene, ook in andere landen wordt gehoord^ zoodat de kwaliteit der programma's aan den naam van onze natie in den vreemde ten goede komt. Schrale Doos 3O'60-90et. Bij Apoth.en Drogisten

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl