Historisch Archief 1877-1940
'No. 2641
DE GROENE AMSTERDAMMER VAN 14 JANUARI 1928
Uit de Natuur:
N. V.: J. S. MEUWSEN, Hofl. A'dam-R'dam-den Haag
DE BESTE HOEDEN IN HOLLAND
Om Kersttijd
door Dr. JAC. P. THIJSSE
"p B, mankeerde niets aan: je kunt geen Engelsche
of Duitsche kerstprent van lange jaren her,
hoe romantisch ook of zelfs overdreven lijkend
vinden, of hij werd nog overtroffen door wat
de Tweede Kerstdag en volgende dagen ons te zien
gaven. Eerst kwam de ijzel, of liever eerst kwamen
de kramsvogels, de koperwieken, de kieviten en
de meeuwen, die den naderenden Winter aankon
digden. Maar daarna kwam dan de ijzel, echte
ijzel, geen rijp, en die maakte al dadelijk een glas
heldere korst rondom de twijgen en knoppen, de
stammen, de grassprietjes, de doode stengels van
brandnetel, bereklauw, look zonder look, koekoeks
bloem, kleefkruid, die nog dicht opeengedrongen
stonden in het pas gelichte hakhout. In het eerst
was die ijzellaag niet dikker dan een millimeter,
eigenlijk onzichtbaar, maar spoedig werd zij dikker
en nu geschiedde de aanwas niet meer concentrisch,
maar bloksgewijs en er vertoonden zich
kristalvlakken naar den aard van stollend water. Toen
zag alles er een poosje heel onwezenlijk uit, want
we zijn aan dergelijke gekristalliseerde ijzel minder
gewend dan aan rijp en de kleine heesters in mijn
tuin deden vermoeden, dat men ze had over
goten met een onderkoelde glauberzoutoplossing
of zoo iets, om de illusie van winter te scheppen.
Maar het was werkelijkheid en toen de zon kwam
meedoen, voelden we weer eens de grootschheid
der dingen. De sneeuw maakte alles nog wonder
lijker; wij zullen de laatste dagen van 1927 niet
licht, vergeten.
Maar het werd een groote ramp voor de dennen,
de gewone grove dennen, in het bijzonder voor
de oude boomen. In de hooge kronen staan de
jonge takjes dicht aaneen en opwaarts gericht en
de naalden vormen dan als het ware bekertjes
rondom den eindknop. Dat alles was nu opgevuld
Koninkl.Boomkweekérij WiUielmina,"
Charles van Ginneken & Zoon, Zundert, N.Br.
Het van ouds gunstig bekende adres voor:
Dennen, ter bebossching (uitsluitend Inheemsch zaad)
Exotische Dennen- en Sparrensoorten,
Bosch- en Haagplantsoen,
Boomen en Heesters.
Catalogi op aanvraag gratis en franco.
Tel Interc. No. 1. Telegr.-Adr.: Wilhelmina,Zundert.
met ijzel en aaneengevroren tot een hobbeligen
vloer, waarop de sneeuw bleef liggen en de vracht
werd zoo zwaar, dat verscheidene takken die niet
meer dragen konden en afknapten of losgescheurd
werden bij den stam af. Zooals het altijd gaat,
het eene bosch werd sterker getroffen dan het
andere, op sommige plekken was het een treurige
verwoesting. Sommige boomen, die bij vroegere
sïormen uit het lood waren geraakt, konden nu
den last niet dragen en sloegen geheel om, hun
wortelkluit uit den grond scheurend.
Ook de populieren hadden veel te lijden, zoowel
oude als jonge. Langs den zeekant blijven de popu
lierstammen doorgaans kort en hun vertakking is
nog al dicht. Daardoor kregen de zijtakken nu ook
een last boven hun krachten en werden van den
stam gescheurd, leelijke groote witte wonden ach
terlatend. De berken hielden zich beter, veel jonge
berkjes bogen het hoofd geheel ter aarde, maar na
den dooi hebben ze zich weer ongeschonden op
gericht, alleen staan ze wat scheever dan te voren.
Zoo heeft elke schuine boom zijn historie.
De sparren hadden niets te lijden, die kunnen
zware sneeuwvrachten torsen, thuis als zij zijn
in het hooggebergte of in Scandinavië. De taaie
takken buigen neerwaarts en zoo kan een overmaat
van sneeuw er af glijden. De gewone fijne spar
is het allermooist en dat komt van zijn rijke ver
takking, vooral ook daar vandaan dat tusscheii
de groote takkransen de hoofdstam ook nog tal
van kleinere takken heeft. De Douglas-spar heeft
dat in veel minder mate of in het geheel niet en
gaf, nu zijn zijtakken door de sneeuwlast omlaag
werden gebogen lange kale stamstukken te zien.
Waar de fijne spar mooi vrij staat en dus zijn onder
ste takken lang behoudt, komen de toppen van die
onderste takken op den grond terecht. Het naalden
dak wordt nog versterkt door een sneeuwdak en
zoo kregen wij bij dit felle winterweer knusse
windvrije tenten aan den voet der sparren. In
n van die tentjes trof ik drie fazantehennen aan,
heel lekkertjes in den dut, uit een andere stoof
een eekhoorn weg met achterlating van een half
afgekloven sparrekegel. Ook hoogerop bleef het
binnen in de sparrekronen luw en ijsvrij, zeer ten
gerieve van de goudhaantjes, die er blijkbaar nog
in slaagden, om tusschen de naalden eieren en
larven van spinnen, bladluizen en motten te vinden
en zoo aan den kost te komen. Ook de
winterkoninkjes, heggemuschjes en meezen wisten hier een veilig
kwartier te vinden.
De jonge Oostenrijksche dennen of liever Zwarte
dennen hebben hier nog geen kronen van belang;
zij zijn nog in hun takkrans-leeftijd. Wel, die
hadden ook hun last van ijzel en sneeuw te torsen
gekregen en waren nu neergebogen. Daardoor
hadden ze het uiterlijk van Douglas-sparren gekre
gen en dat bracht een heele verandering in het
landschap, tenminste voor wie op zulke dingen
heeft leeren letten.
De afgebroken takken, de omgevallen boomen
waren een groot nieuwtje voor de konijnen en ook
een heele uitkomst nu alles onder een dikke
laag sneeuw en ijzel lag. Met groote geestdrift
hebben zij zich er aan gezet om de schors er af te
vreten en daar zijn ze nu al aardig mee opgeschoten.
Ook hebben ze het daardoor nog niet noodig
gehad om de stammen van de struiken en jonge
boomen zelve te beknagen. Dat heeft nog tijd tot
de volgende sneeuwbui.
De doode stengels van de brandnetels en al
die andere planten, die zoo mooi beijzeld waren,
zijn onder de sneeuwvracht afgeknapt en liggen
nu als een onaanzienlijk grijs vloertje op den
boschgrond, nattig en voos en het zal niet lang
duren of zwammen en bakterieën zullen dat vloer
tje verteren op wat vezels na, die over een paar
maanden de vogels te pas zullen komen voor hun
nesten. Meteen is er dan ruimte gekomen, voor
wat zich nu reeds onder den grond begint te roeren.
de sneeuwklokjes, de anemonen, de vogelmelk. de
helmbloemen, die wel even zijn gestuit, maar
toch reeds weer in vollen opmarsch zijn. \Ve
mogen toch geen Vastenavond hebben zonder
Zotjes. £
door Mr. H. G. KOSTER
TIJ" EN
Amerikaanschjongmensch,RichardHalliburton geheeten,maakt een wereldreis. Hij wil Parijs
zien en in Zwitserland den Matterhorn bestijgen.
Ook heeft hij zijn zinnen gezet op het
miniatuurrepubliekje Andorra, op het Alhambra te Granada
en op de speelbank te Monte Carlo. Tot eiken prijs
wil hij boven op den top der Cheops-pyramide
staan. Nu, dat alles doet hij en nog veel meer.
Van Egypte gaat hij naar Voor-Indië,
AchterIndië, Nederlandsch-Indië. Vandaar reist hij over
China en Mantsjoerije naar Japan en zoo naar
Amerika terug. Van zijn omzwervingen heeft hij
een omvangrijk verhaal opgesteld, dat den titel
draagt: Een Wereldreis vol Avontuurt).
De auteur reist in den regel op trein of boot zon
der plaatsbewijs: hij wordt daarvoor herhaaldelijk
door de politie achtervolgd; hij ontziet zich niet
een plichtgetrouw conducteur, die hem het gratis
reizen onmogelijk wil maken, te mishandelen; hij
verlaat heimelijk zijn hotel zonder het gelag ten
volle te hebben betaald. Kortom: hij is onuitput
telijk in streken om zonder geld plezierreizen te
maken. Zijn reisverhaal had dan ook zeer goed den
titel kunnen dragen: hoe kom ik met
flesschentrekkerij de wereld door?
Onze globetrotter vertelt zijn trucs met een ver
bazingwekkende vrijmoedigheid; een vrijmoedig
heid, waarvoor slechts n verontschuldiging is:
de held telt ternauwernood twintig lentes. Hij vindt
zich zelf erg sportief en romantic" (dit woord
ligt hem in den mond bestorven) en het valt hem
niet in, dat hij slechts een doodgewoon oplichtertje
is. Wat nu dit reisverhaal zelf betreft: zelden zag
ik zulk een verzameling kwajongensachtige op
merkingen, laag-komieke aardigheden en ergerlijke
domheden bijén. De verteltrant herinnert
eenigszins aan Jerome K. Jerome's Three Men in a Boot
en ook aan Mark Twain's A Tramp Abroad, behalve
dan dat Halliburton's avonturenrelazen met z'n
alle nog niet zooveel geest bevatten als n blad
zij van deze beide auteurs. Halliburton is ook in
Nederland geweest. Daarvan heeft hij absoluut
niets te vertellen. Java heeft hij eveneens bezocht.
Ik zal hieronder alles laten afdrukken (schrik niet,
lezer !) wat hij over ons eiland te zeggen heeft.
Aan dit citaat kan men het heele werk leeren ken
nen, zooals men door het proeven van n teugje
wijn den inhoud van een heel okshoofd keuren
kan. Deze Koningin van Indië(zoo schrijft Halli
burton) was een teleurstelling voor me. Ik slaagde
er in verschillende steden, tempels, vulcanen van
beteekenis te bezoeken, doch er was een totale
afwezigheid van avontuur, van romantiek, omdat
Java ondanks de prachtigste natuurtafereelen, bi
zarre kunst en schilderachtige inwoners voor mij
heel weinig persoonlijkheid bezit. De wereldberoem
de tempel van den Boroboedoer, die door de oud
heidkundigen als het neusje van de zalm wordt
beschouwd, maakte niet veel indruk op me. Verder
vond ik den Javaan zoo vreeselijk zachtaardig en
absoluut negatief, dat ik niets liever zou hebben
gedaan dan hem eens flink door elkaar te ramme
len." Zou men dezen verwaanden botterik zélf niet
liever bedoelde aframmeling gunnen? In Amerika
moge dergelijk geschrijf gretige lezers vinden onder
de volwassenen, in ons land kan het er hoogstens
mee door als jongensboek. Doch dan had de ver
taler de passages, waarin de auteur zich zoo brutaal
laat voorstaan op zijn talrijke bedru gerijen,
moeten schrappen.
1) RicliardJIdlliburton, EenWereldrciK rol Avon
tuur, vertaald door S. Hamstra. H. Meulcnhofj,
Amsterdam 1927.
TABA SIGAREN
~ ZIJN TOCH DE BESTE ~